Geestelijk concert IV |
|
Geestelijk concert bij het begin van de vastentijd
Teksten uitgesproken bij het geestelijk concert voor de vasten, 3 & 5 maart 2006 (dorpskerk te Sinaai en kerk van ‘de verrezen Heer’ te Berchem)
(programmaboekje als PDF - 256 Kb)
Vandaag krijgt u oude en nieuwe muziek. Voor ons ook voor het eerst. Een tweetal leden van het ACM heeft gereageerd op de oproep van onze muzikale leider, Willem Ceuleers om een compositie te maken die binnen de thematiek van dit concert zou passen. Dat betekent dus dat u vanavond drie nieuwe muziekstukken te horen krijgt. Naast die van Willem Ceuleers zelf ook opus 1 van Piet Van Steenbergen (gezongen door zijn zoon ! helemaal bijzonder) en van Marc Van Wolvelaer.
Thematiek van dit concert: de vastentijd is begonnen = de tijd van boetedoening en vasten… vertaald naar ons moderne mensen: Een tijd van inkeer, bezinning, consu-minderen, de pauzetoets of stoptoets weer ontdekken… of de vertraging… om te verwijlen bij de dingen in plaats van er langs te rennen.. k noem maar wat !
De wijsheid die de vastenperiode ons wil bijbrengen zou wel eens te maken kunnen hebben met het feit dat welvaart en welzijn nogal eens op gespannen voet staat met welzijn…
Op school stonden
ze op het bord geschreven.
Hebben is niets.
Is oorlog. Is niet leven. … Ed. Hoornik
Hebben is hard… gaat de dichter dan verder… en Zijn is de ziel… is luisteren, is wijken… is kind worden en naar de sterren kijken,
In de muziek van dit concert hopen we een bijdrage aan ‘de wereld van het zijn’ te leveren. Enkele oude elementen uit de vastentijd passeren hierbij de revu vanavond… een devotionele tekst van Thomas a Kempis, en vooral psalmen, zelfs een echte boetepsalm.
Maar de psalm die – zonder dat dat gepland was – de toon is gaan zetten is psalm 42 : een lied van verlangen… van diep verlangen (zoals een hert reikhalst naar levend water… zo verlangt mijn ziel naar u, o God… Ach, wanneer ??)
Verlangen is altijd naar iets wat je nog niet hebt… of om het werkwoord hebben te vermijden, naar een toestand die er nog niet is… Verlangen komt dus voort uit een gemis… En is daarom ook altijd omgeven door ‘zorg’ die het verlangende hart kan beklemmen… dat de harde wereld, de harde dood…het verlangen wel eens in de kiem zouden kunnen smoren..: O, mijn ziel, wat buigt gij u neder, waarom zijt gij toch zo onrustig in mij tristis est anima mea
Een dubbel gevoel dus: weznelijk voor de mens… (voor zijn ‘zijn’) ‘er klopt iets niet’…. er is iets mis in / met deze wereld..… Er moet toch ook nog iets meer zijn… Een mens gaat dood aan enkel hier en nu…
Welnu: ik denk dat dit dubbele gevoel gewekt wordt door wat we vroeger met een moeiljk woord wel eens ‘God’ noemden: Hij is de kracht, die een mens doet zoeken en verlangen, ondanks alles, vanuit het gemis…. En Hij is tegelijk het inbegrip van wat een mens zoekt…
Niemand heeft het beter gezegd als Augustinus… Onuitsprekelijk is Hij, die men niet onder woorden kan brengen en als gij er niet over moogt zwijgen, wat rest u anders: dan dat gij zingt…
Piet Van Steenbergen (°1960): Hoe lang, Heer, gaat Gij mij voorbij? psalm 12/13 – consortsong voor sopraan & 4 gamba's
Hoe lang, HEER, gaat Gij mij voorbij ? Hoe lang verbergt Gij U voor mij ? Hoe lang maak ik vergeefse plannen, van dag tot dag in druk gebannen, gedrukt door 's vijands hovaardij ?
Aanschouw toch, antwoord mij, o HEER, geef aan mijn oog uw daglicht weer, dat ik in doodsslaap niet verzinke, en niet des vijands juichkreet klinke: “Ik overwon, ik sloeg hem neer !”
Gij toch, Gij zijt mijn zekerheid. Gij helpt en redt mij op uw tijd. Mijn hart juicht om uw zegeningen. Den HEER zal ik mijn loflied zingen, want Hij heeft mij zijn gunst bereid.
Dietrich Buxtehude (1637 – 1707): Quemadmodum desiderat cervus psalm 41/42 (+ een augustiniaanse alleenspraak van de ziel met haar God…) Chiaccona à 3, BuxWV92 2 cornetti, bassolo, bc
Quemadmodum desiderat cervus ad fontes aquarum, ita desiderat anima mea ad te, Deum, Sitivit anima mea ad te, fontem vivum. Quando veniam et apparebo ante faciem tuam?
O fons vitae, vena aquarum viventium, quando veniam ad aquas dulcedinis tuae ? Sitio, Domine, fons vitae es, satia me, sitio te Deum vivum, sitio. O quando veniam et apparebo, Domine, ante faciem tuam, putas me, videbo diem illam jucunditatis et laetitiae, diem, quam fecit Dominus, exsultemus et laetemur in ea, ubi est certa securitas, secura tranquillitas, et tranquilla jucunditas, jucunda felicitas, felix aeternitas, aeterna beatitudo et beata Trinitas, et Trinitatis unitas, et unitatis Deitas, et Deitatis beata visio, qua est gaudium Domini tui, o gaudium supergaudium, vinces omne gaudium.
Zoals een hert verlangt naar waterbronnen zo verlangt mijn ziel naar u, God Mijn ziel dorst naar u, bron des levens ; Wanneer zal ik komen en verschijnen voor uw aangezicht ?
O levensbron, ader van levend water wanneer zal ik komen bij uw zoete wateren ? Ik dorst, Heer, gij zijt de levensbron, verzadig mij, Ik dorst naar U God des levens, ik dorst. O wanneer zal ik komen en verschijnen, Heer, voor uw aangezicht, gij reinigt mij, ik zal zien die dag van vrolijkheid en vreugde, de dag die de Heer gemaakt heeft, laten wij juichen en ons daarover verheugen, waar vaste zekerheid is en zekere rust en rustige vrolijkheid en vrolijk geluk en gelukkige eeuwigheid, eeuwige zaligheid, zalige Drie-vuldigheid, drie-vuldige eenheid, en enige goddelijkheid, een goddelijk gelukzalig vergezicht : de vreugde in uw Heer, o vreugde boven alle vreugde, die alle vreugde overtreft.
Warum betrübtst du dich, mein Herz / Bekümmerst dich und trägest Schmerz Nur um das zeitliche Gut?
Zo begint het volgende strofische lied. Deze zinsnede is ongetwijfeld geboren vanuit psalm 41/42, waar het refrein luidt Wat buigt gij u neder, o mijn ziel en zijt gij in onrustig in mij / Quare tristis es anima mea..
Deze vraag wordt voor de onbekende dichter de aanleiding tot een beschouwing over de dwaasheid van de onderneming om door aardse goederen te verzamelen je innerlijke onrust tot zwijgen te brengen. door ‘hebben’ de wereld van het ‘zijn’ te betreden… door welvaart welzijn te verwerven.
Martin Heidegger (overigens in navolging van Soren Kierkegaard) deze menselijke hebbelijkheid beschreven. hij gebruikt er het Duitse woord ‘Sorge’ voor. De mens is bezorgd omdat hij wil zorgen dat wat er is, dat wat hij heeft, dat dat ook blijven mag… = positief. Hij voelt namelijk dat de vergankelijkheid eraan knaagt. Door er aandacht aan te besteden, ervoor te zorgen, zal het wel duren, hoopt hij en zal hij ‘het vergankelijke bestaan’ wel onder controle krijgen… Maar dat lukt niet. Juist niet. Juist doordat hij er zoveel tijd en energie in steekt, wordt hij meer en meer de gevangene ervan. Hoe meer je ‘de vergankelijkheid’ wilt bezweren, des te meer krijgt de dood macht over jou. Sorge = negatief. je gaat je zorgen maken..
Probeert u de meditatie van de dichter maar te volgen. Hij weet namelijk een uitweg. Die ‘aardse dingen’ achter je laten, “de boel de boel laten”… Dan die tijdelijke eer en goederen maar ontberen: al het aardse is toch vergankelijk. Je moet je daar niet aan binden, want dan word je erdoor gebonden. Alle Lust will Ewigkeit… maar vindt die niet en slaat op hol en raakt verslaafd..
Neen, zegt de dichter: Keer je daarvanaf en luister naat de ene Woord dat eeuwig is… voorwaar, voorwaar Ik zeg u: wees niet bezorgd over wat gij zult eten of drinken of waarmee gij u zult kleden… Wat dan wel ? Nu.. Accepteer je eigen tijdelijkheid, vergankelijkheid… in plaats van je er zorgen over te maken.. en juist als je dat doet ‘vind je de eeuwigheid..
Weil du mein Gott und Vater bist, Dein Kind wirst du verlassen nicht..,
Willem Ceuleers (°1962): Warum betrübst du dich, mein Herz, (2005) opus 651 (voor Jasper Van Steenbergen) sopraan, bas 5 gamba's, chitarrone, orgel
1 Warum betrübst du dich, mein Herz? Bekümmerst dich und trägest Schmerz Nur um das zeitliche Gut? Vertrau du deinem Herren Gott, Der alle Ding erschaffen hat.
2 Er kann und will dich lassen nicht, Er weiß gar wohl, was dir gebricht, Himmel und Erd ist sein! Dein Vater und dein Herre Gott, Der dir beisteht in aller Not.
3 Weil du mein Gott und Vater bist, Dein Kind wirst du verlassen nicht, Du väterliches Herz! Ich bin ein armer Erdenkloß, Auf Erden weiß ich keinen Trost.
4 Der Reiche bauet auf sein Gut; Ich will vertrauen auf Gottes Hut. Ob mich die Welt veracht’, So glaub ich doch mit Zuversicht, Wer Gott vertraut, dem mangelt’s nicht.
5 Ach Gott, du bist so reich noch heut’; Ob je du warst von Ewigkeit, Mein Trauen steht zu dir; Sei du nur meiner Seele Hort, So hab’ ich Gnüge hier und dort.
6 Zeitlicher Ehr, ich gern entbehr’, Des Ewigen mich nur gewähr, Das du erworben hast Durch deinen herben, bittern Tod; Das bitt ich dich, mein Herr und Gott.
7 Alles was ist auf dieser Welt, Es sei Gold, Silber oder Geld, Reichtum und zeitlich Gut, Das währt nur eine kleine Zeit Und hilft doch nichts zur Seligkeit.
8 Ich danke dir, Herr Jesu Christ, Daß mir das Kund geworden ist Durch dein wahrhaftig’s Wort; Verleih mir auch Beständigkeit Zu meiner Seelen Seligkeit!
Ultimus versus Lob, Ehr und Preis sei dir gebracht Für alles wie du mich bedacht. In Demut bitt’ ich dich: Laß mich von deinem Angesicht Ewig verstoßen werden nicht !
In 1974 publiceerde Pieter Andriessen (radio 3, ‘Muziek zien’ > artis historia) een proefschrift over Carel of Carolus Hacquart. Dit is nog steeds het standaardwerk over deze componist is gebleven. Rond 1670 is Cares met zijn broer Philippus vanuit hun geboorteplaats Brugge verhuisd naar Utrecht en vervolgens naar Amsterdam… Uiteindelijk vestigde hij zich in Den Haag .Hij heeft de eerste Nederlandstalige opera op z’n naam staan: De triomfeerende min… Vredespel, Gemengt met zang- en snarenspel, vliegwerken, en baletten.
Even terug naar het onderhavige werk. Dat komt uit zijn ‘cantones sacrae’… en dat stamt uit zijn Amsterdamse tijd. Inderdaad roomskatholiek.. roomskatholieke gemeenschap aldaar. Dat kon in de protestantse Republiek… Zelfs de grote Sweelinck, organist te Amsterdam was RK…. om Vondel niet te vergeten.
Muziek is trouwens altijd grensoverschrijdend is… componisten trekken van land naar land, hof naar hof, men wisselt muziek en teksten uit over taalgrenzen… maar bijna even gemakkelijk ook over de grenzen van de godsdienst heen.
Tekst: Thomas à Kempis heeft met dit kleine boekje een werk geschreven heeft dat na de bijbel zeker het meest gelezen devotieboek aller tijden is: de navolging van Christus. Stammend van voor de scheuring van de christelijke kerk werd het in beide deelkerkenvan het westen druk gelezen… dogma scheidt, vroomheid bindt. Terecht: het is een boekje vol eenvoudige bijbelse kennis en tegelijk ook nog vol algemene levenswijsheid… soms zelfs type ‘Bond zonder naam’.
De gedachtengang die Hacquart heeft getoonzet sluit geheel aan op die van het Lutherse gezang dat we net hoorden. Hij gaat alleen nog een stukje verder. Bij hem komt namelijk ook de filosofische app uit de mouw: De slotzin laat niets aan duidelijkheid te wensen over: en je zult inzien dat al die tijdelijke goederen nietig zijn. onzeker en meer tot last zijn want wij kunnen ze nooit zonder zorg of vrees bezitten. Heidegger kende z’n klassiekers.
Klein detail: in de Noordelijke Nederlanden is de tekst van Thomas toch lichtelijk geredigeerd: De paus is eruit gehaald. Eigenlijk heel jammer, want juist het feit dat ook hij niet aan de wereldlijke zorgen kan ontkomen, is bij Thomas essentieel voor de climax van zijn gedachtengang… niemand ontkomt daaraan. Dus probeer het dan ook niet. Zoek de onbezorgdheid elders… door je op Gods Rijk te richten bijv.
Miser es ubicumque fueris et quocumque te verteris nisi ad Deum te convertas. Quid turboris quia non succedit tibi sicut vis et desideras. Quis est qui habet omnia secundum voluntatem suam/tuam nec tu/ego nec aliquis hominum super terram. Nemo est in mundo sine aliqua tribulatione et angustia quam vis rex sit vel regina (papa) Qui est qui melius habet utique qui pro Deo aliquid pativalet.
Dicunt mihi imbecilles et infirmi: ecce quam bonam vitam ille homo habet, quam dives, quam magnus, quam potens et excellus. Sed attende ad caelestia bona et vide bis quod omnia ista temporalia nulla sunt. Sed valde incerta et magis gravantia quia nunquam sine sollicitudine et timore possidemus.
Het volgende stuk is een echte boetepsalm: Psalm 6 (Domine, ne in furore arguas me). Marc Van Wolvelaer reageerde met deze compositie op de reeds genoemde oproep van Willem Ceuleers om iets in het kader van dit Geestelijk Concert aan het begin van de Vasten te componeren. Een heel andere muzikaal idioom, u zult het wel horen, waarmee Marc de gevoelens die in de tekst aan de orde zijn tot uitdrukking wil brengen…
Hadden we net een van de bekendste devotieboeken muzikaal onder de aandacht… dan past deze compositie daar perfect bij. Immers tot de kern van de oefening in de vroomheid hoort al vanouds het psalmgebed… en werkelijk niet alleen in de kloosters, ook daarbuiten. Ookal mocht de bijbel zelf niet in de volkstaal vertaald worden en ter hand gesteld worden aan ‘leken’… toch heeft de kerk een uitzondering gemaakt voor de psalmen.. Het concilie van Toulouse verbiedt bijv in 1229 het bezit van het Oude Testament aan ‘leken’, met uitzondering van het boek der Psalmen omwille van devotionele redenen. Prohibemus etiam ne libros Veteris Testamenti laici permittantur habere, nisi forte Psalterium…. aliquis ex devotione habere velit.
De eerste deelvertalingen van de bijbel in de volkstaal zijn de psalmen en dan liefst op rijm (om ze beter te kunnen memoriseren): bijv. rond 1500 in Frankrijk verschijnen er kleine boekjes met enkele psalmberijmingen. ‘Une traduction rimée de sept Pseaumes de la penitence’… U hoort het onder de psalmen dan vooral en vooreerst de zeven boetepsalmen..
weet u meteen waar het gebruik van strofische psalmen vandaan komt… waar zowal Marc als Piet nu naar hebben teruggegrepen voor hun compositie 500 jaar later !
Afin: Van Augustinus wordt gezegd – en dit is historisch vrijwel zeker – dat hij afschriften van de 7 boetepsalmen liet maken en die liet ophangen in het vertrek waar hij – oud en der dagen zat, en ziek tot de dood – verbleef, samen met z’n vrienden. Hij las ze niet, want dat moet je niet doen met psalmen, je moet ze bidden… en hoe kun je dat beter doen dan door ze te zingen: want qui cantat bis orat…wie zingt bidt dubbel zo intens…
Marc Van Wolvelaer: Heer, toon mij uw genade (psalm 6) koor SATB, sopraan, bas 2 violen, 2 altviolen, 2 cello's, contrabas, orgel hobo en 3 blokfluiten
Tekst : Psalm 6 berijming K. Heeroma (beter bekend onder het pseudoniem : Muus Jacobse), opgenomen in Liedboek vd Kerken
1. sonate
2. solo en koor HEER, toon mij uw genade, straf mij niet naar mijn daden, ik was in kwaad verblind. Komt mij uw hand kastijden, sla mij met medelijden als uw weerspannig kind.
3. koor Ik word verteerd door vrezen, o HEER, kom mij genezen, mijn hart is droef en bang. Hoe lang al zijn de nachten één luisteren en wachten ? Ach HERE, tot hoe lang ?
4. recitatief Keer weder, red mijn leven ! Wil mij toch uitkomst geven: uw goedheid is zeer groot. Want wie kan U gedenken, wie kan U ere schenken in 't donker van de dood ?
5. aria en koor De slaap is mij ontnomen, ik laat mijn tranen stromen in nachten van verdriet. Hoe lang moet ik aanschouwen die steeds mijn ziel benauwen ? O HEER, verlaat mij niet !
6. solo en koor Wijkt, werkers van het kwade !
7. duo en koor De HEER heeft in genade mijn smekingen verstaan. De HEER heeft in ontfermen geluisterd naar mijn kermen en neemt mijn bidden aan.
Na deze moderne mini-cantate komt psalm 42/41 weer op kousevoeten terug om het taalcommando over te nemen. Nu neemt Jezus zelf de woorden van de psalmist in de mond, die nu zijn innerlijke onrust verwoorden, aan de vooravond van zijn grote lijden: Tristis est anima mea ..
Johann Kuhnau is de componist van dit motet. Hij was Thomascantor in Leipzig, opvolger van Thomas Selle en directe voorganger van J.S. Bach. Waarschijnlijk heeft Kuhnau in zijn jonge jaren de stokoude Heinrich Schütz nog ontmoet. Een belangrijke man dus, een verbindingschakel… Bach zelf voerde geregeld muziek van Kuhnau uit tijdens zijn ambtsperiode… En – blijkbaar – vond hij de harmonische textuur, de klankkleuren die Kuhnau in zijn koorwerken benutte zozeer de moeite waard dat hij bijv. dit motet grondig heeft bestudeerd, en voorzien van een instrumentale inleiding en ritornello’s…. om er een eigen Duits motet van te maken. Door het dwingende ritmische patroon (ostinato) dat Bach er zo aan toevoegt is het een beklijvend stuk geworden en laat het zien hoe een meester uit het oude, zowel oude schatten als nieuwe kan voortbrengen.
De tekst zelf is zeer aangrijpend. Zij laat zien hoe ook Jezus van Nazareth zelf die benauwenis der ziel heeft gekend, die wij nu al vaker zijn tegengekomen… Hoe hij daarin hulpt zocht bij zijn medemensen, z’n vrienden, zoals ieder mens… maar hij vond ze slapend. En hoe hij toen maar besloot de wijnpers alleen te treden… en zijn leven te geven opdat zijn vrienden zouden leven. Ook de tekst van Bach liegt er niet om. Waarschijnlijk zullen deze beide muziekstukken aan het eind van de Goede Wee in de Lutherse kerk van Leipzig zijn uitgevoerd…
Trouwens: de Latijnse tekst is gewoon de antifoon van de donkere metten van Witte Donderdag… uweetwel waarop dan een lectio uit de Lamentationes Hieremiae Prophetae volgt, een lezing uit de klaagliederen van Jeremia…
Johann Kuhnau (1660-1722): Tristis est anima mea Motetto a 5 voci koor SSATB, bc tekst : Responsorium II voor de metten van Witte Donderdag (Mt 26:38 +)
Tristis est anima mea usque ad mortem: sustinete hic, et vigilate mecum: nunc videbitis turbam, quae circumdabit me: Vos fugam capietis, et ego vadam immolari pro vobis.
Johann Sebastian Bach (1685-1750): Der Gerechte kommt um koor SSATB, 2 hobo's, strijkers en bc Bewerking van "Tristis est anima mea" von J. Kuhnau tekst: Jesaja 57, 1 en 2
Der Gerechte kommt um, und niemand ist, der es zu Herzen nehme; und heilige Leute werden aufgerafft, und niemand achtet darauf. Denn die Gerechten werden weggerafft vor dem Unglück; und die richtig vor sich gewandelt haben, kommen zum Frieden und ruhen in ihren Kammern.
[Wrsch. dacht men in Bachs tijd bij deze bijbelplaats aan een soort wegneming van de heiligen vlak voor “de grote verdrukking”. Hedendaagse vertalingen vertalen anders (niet voor het kwaad, maar door het kwaad) en lezen hier de vrij sombere gedachte dat na een leven onder het onrecht de dood te beschouwen is als vrede en rust, vgl; Job 3: 13-19. De Vulgata vertaalt het tweede deel dan weer als een gebed: requiescat in pace: Afin, kiest u zelf maar]
|