BWV 51, Jauchzet Gott in allen Landen
[recentere versie:
https://bach.wursten.be/cantatas/bwv051_nl.htm]
tekst
Bezetting
Sopraan(solo); Trompet, Strijkers & Basso continuo
Eerste uitvoering - waarschijnlijk - : Leipzig, 17-09-1730
Opbouw
1. Aria: Jauchzet Gott in allen Landen
2. Récitatif : Wir beten zu dem Tempel an
3. Aria: Höchster, mache deine Güte
4. Choral: Sei Lob und Preis mit Ehren
5. Aria: Alleluja!
Algemeen
Deze cantate is een lofzang op God in de trant van bijbelse Psalmen als 66
en 100 (Juicht de Heer, gij ganse aarde / Jubilate Deo omnis terra). De naam van
de tekstdichter is niet bekend. Feit is dat hij/zij zich heel soepel beweegt in
het taalveld van de bijbel, waardoor er constant associaties met bijbelverzen
zijn.. Aan de tekst van deze onbekende dichter [= deel 1-3] is de laatste strofe
van Johann Gramann’s berijming van psalm 103 toegevoegd [= deel 4]. Een
feestelijk ‘Halleluja!’ rondt het geheel af.
De tekst heeft nauwelijks inhoudelijke verbanden met de lezingen van de zondag
waarop ze voor het eerst is uitgevoerd (15de zondag na trinitatis). Dit doet het
vermoeden rijzen dat Bach gewoon een mooie feestelijke cantate heeft gechreven
om te kunnen gebruiken bij veel gelegenheden. Dit schreef hij dan ook op de
partituur: ‘In ogni tempo ‘ = geschikt voor alle kerkelijke tijden.
Per deel
1. Het eerste deel klinkt als het openingsdeel van een Italiaans concerto,
waarbij sopraan en trompet (en soms ook de eerste viool ) met elkaar concerteren
(= wedijveren) tegen de achtergrond van een instrumentaal tutti. Vooral van de
sopraan wordt hier heel wat stemacrobatiek gevraagd: de sopraanpartij zit vol
melismen en virtuoze loopjes en klimt op tot de hoge ‘do’.
2 en 3. Zo uitbundig als het eerste deel, zo ingetogen is het tweede. Recitativo
staat in de partituur, maar in feite is het een arioso: delicate melodieën,
subtiele toonsveranderingen en verrassend mooie melismen (bijv. op woord lallen
("stamelen" sic). Tekstueel klinkt nu psalm 138: 2 sterk door. (“Ik zal mij
nederbuigen naar uw heilige tempel en uw Naam prijzen om uw goedertierenheid en
trouw”). De aria sluit naadloos aan op het recitatief, ook in de begeleiding
(enkel continuo). Dankbaarheid doordringt muziek en woorden, vooral als de
geloofsbelijdenis uit het boek Klaagliederen (3: 22-23) begint te resoneren:
Gods genade is elke morgen nieuw.
4 en 5. De koraalbewerking in deel 4 is opgevat als een triosonate, waardoorheen
de sopraan de koraalmelodie zingt (cantus firmus). : contrastrijk en toch
uitgebalanceerd, een enorme beweeglijkheid binnen een vast kader. Vakmanschap is
meesterschap ! En dan volgt de apotheose: 25 keer zingt de sopraan Halleluja (=
Prijst de Heer!) op alle mogelijke manieren: van wijd uitgesponnen melismen tot
korte van elkaar gescheiden noten. De 14de keer klimt ze evenals in het
openingsdeel op tot de hoge do.
|
tekst 1. Aria
Jauchzet Gott in allen Landen!
Was der Himmel und die Welt
An Geschöpfen in sich hält,
Müssen dessen Ruhm erhöhen,
Und wir wollen unserm Gott
Gleichfalls itzt ein Opfer bringen,
Dass er uns in Kreuz und Not
Allezeit hat beigestanden.
2. Recitativo
Wir beten zu dem Tempel an,
Da Gottes Ehre wohnet,
Da dessen Treu,
So täglich neu,
Mit lauter Segen lohnet.
Wir preisen, was er an uns hat getan.
Muß gleich der schwache Mund
von seinen Wundern lallen,
So kann ein schlechtes Lob ihm dennoch wohlgefallen.
3. Aria
Höchster, mache deine Güte
Ferner alle Morgen neu.
So soll vor die Vatertreu
Auch ein dankbares Gemüte
Durch ein frommes Leben weisen,
Dass wir deine Kinder heißen.
4. Choral
Sei Lob und Preis mit Ehren
Gott Vater, Sohn, Heiligem Geist!
Der woll in uns vermehren,
Was er uns aus Gnaden verheißt,
Dass wir ihm fest vertrauen,
Gänzlich uns lass'n auf ihn,
Von Herzen auf ihn bauen,
Dass uns'r Herz, Mut und Sinn
Ihm festiglich anhangen;
Drauf singen wir zur Stund:
Amen, wir werdn's erlangen,
Glaub'n wir zu aller Stund.
5. Aria
Alleluja!
|
Laat de lof van God in elk land klinken
Al wat er in de hemel en op de aarde is,
ja heel de schepping
moet Zijn roem verhogen,
ook wij willen nu onze God
een offer brengen
omdat Hij ons in kruis en nood
altijd heeft bijgestaan.
Wij aanbidden gericht op de tempel,
waar Gods eer woont
en zijn trouw
elke dag opnieuw,
ons met louter zegen overstelpt.
Wij prijzen wat hij aan ons heeft gedaan.
En ook al kunnen wij slechts van zijn wonderen stamelen,
toch zal een simpel loflied
hem welgevallig zijn.
Allerhoogste, laat uw goedheid
ook voortaan elke morgen nieuw zijn.
Dan zal - als tegenprestatie voor uw vaderlijke trouw - ons dankbaar gemoed
door een vroom leven laten zien
dat wij niet voor niets uw kinderen heten.
Lof, prijs en eer zij God,
Vader, Zoon en heilige Geest !
Moge hij in ons doen toenemen
wat hij ons uit genade belooft,
opdat wij vast op Hem vertrouwen,
ons geheel op Hem verlaten,
van harte op Hem bouwen,
opdat wij ons met hart en ziel
aan Hem vasthouden;
Daarom zingen wij nu:
Amen, we zullen het verkrijgen
zo geloven wij, nu en altijd.
Halleluja !
|