Concerto delle donne


Home | Vorig niveau | Componisten

 
Weer een echt A.C.M concert: muziek die je anders nooit hoort, uitgevoerd in unieke omstandigheden. Vrijdag 3/2 lag het hele land plat door een verkeersinfarct in verband met een sneeuwzone die over Vlaanderen trok precies tijdens het spitsuur: 1300 km file. En wonderlijk, maar waar: alle muzikanten waren in Berchem geraakt en voor een selecte groep creëerden zij  de muziek van Luzzaschi c.s. En dan de zondag erna: een volle kerk in Genk met nogmaals die wonderbaarlijke muziek, remarkable, unforgettable.

Veel dank gaat uit naar Willem Ceuleers. Hoevelen hebben beseft dat de helft van de madrigalen door hemzelf zijn afgeschreven uit digitale of echte kopieën van de originele stemboeken... Prachtige muziek, niet alleen vanwege het verhaal over dat virtuoze vrouwenconsort van toen, maar ook vanwege de unieke positie die de muziek inneemt in het muzikale landschap zelf. Ook in z'n allersnelste versieringen, zelfs indien in meerdere partijen tegelijk, blijft de muziek polyfoon, horizontaal gedacht. Getuigenissen van tijdgenoten roemen de "delicatesse" waarmee de virtuositeit ten dienste van de expressie wordt ingezet.

Aura soave.... van Luzzaschi door Chris Magnus (soprano) en Jetty Janssen (clavecin)   

het concerto delle donne (Anversa)
Bieke Schiltz, An Van Laethem, Floor Coomans, Lut Cox, Chris Magnus: sopraan
Hilde De Bleser: sopraan en traverso
Gertie Lindemans, Brenda Blokland, Heleen Rouwenhorst: mezzosopraan
Lisbeth Wolfs : alt en blokfluit
Els Caremans , Christine Lejeune : alt en gamba
Alma Ooms, Marleen Van Grinsven: gamba
Jetty Janssen: klavecimbel
ondersteuning uit het kamp van de mannen: Koen Becu: luit
algehele leiding: Willem Ceuleers (ook bas)
teksten: Dick Wursten
 

De oogst (residu):

 

programma

Prima parte: uit ‘Il lauro secco’ (1582)

  • Luca Marenzio (1553-1599): Mentre l’aura spirò nel verde lauro

  • Costanzo Porta (ca.1529-1601): Io pensai dolce

  • Giaches de Wert (1535-1596): Hor fuggi infedel’ombra

Seconda parte: uit ‘Madrigali segreti per le Dame di Ferrara’, MS Mus.F.1358, Biblioteca Estense di Modena

  • Lodovico Agostini (1534-1590) : Ecco le nubi deleguate e spente (Guarini ?)

  • Innocenzo Alberti (ca.1535-1615): Tanto piacer prov’io, tanta dolcezza

  • Girolamo Belli (1552-na 1618):  Non miri il mio bel sole (Guarini)

Terza parte : uit ‘Il lauro secco’ (1582)

  • Luzzasco Luzzaschi (1545-1607): Se’l lauro è sempre verde (T.Tasso ?)

  • Andrea Gabrieli (ca.1510-1586): O in primavera eterna

  • Alessandro I Striggio (1535-1590): Con l’aura di sospir

Quarta parte : uit ‘Madrigali per cantare et sonare a uno, doi, e tre soprani’ (1601)

  • Luzzasco Luzzaschi (1545-1607): Aura soave di segreti accenti (B.Guarini, maar gewijzigd)

  • Luzzasco Luzzaschi (1545-1607):  T’amo, mia vita (B.Guarini)
     

algemene achtergrond

Tijdens de 16de eeuw was het hof van de familie d'Este in Ferrara één van de belangrijkste van Europa. Aan het begin van die eeuw lag de leiding van de hofkapel achtereenvolgens in handen van Josquin des Prez, Jacob Obrecht en Antoine Brumel. Ferrara werd de place to be voor musici, zangers en componisten. Ook dichters en toneelschrijvers vonden hier onderdak. Zo treffen wij er Ludovico Ariosto (Orlando Furioso, 1516) Torquato Tasso (Gierusalemme liberata; 1575) en Giovianni Battista Guarini (Il pastor fide, 1590) aan. Onder Alfonso II (1559-1597) werd het bestand aan muziekpersoneel nog gevoelig uitgebreid tot ruim 60 professionele muzikanten (zangers (geestelijken en leken) en instrumentisten). Kapelmeester was de Franceso della Viola. De indrukwekkende muziekbibliotheek van Ferrara is één van de rijkste ter wereld, vooral qua wereldlijke vocale muziek. Ze werd na het einde van het hof (Alfonso II had ondanks drie huwelijken geen nakomelingen) overgebracht naar Modena en is tot op vandaag intact. Wat de muziekensembles aan het hof betreft, koesterde Alfonso II vooral een kleine groep uiterst getalenteerde zangers en instrumentalisten voor privé muziek (musica secreta). Wat begon als een uit de hand gelopen hobby van de hofdames Lucrezia & Isabella Bendidio, Leonora Sanvitale, and Vittoria Bentivoglio en de virtuoze bas Giulio Cesare Brancaccio, werd na 1580 professioneel. Zangeressen van buitenaf warden aangetrokken en goed betaald. Superster was ongetwijfeld Laura Peverara, op de voet gevolgd door Livia d'Arco en Anna Guarini (inderdaad: dochter van…). Zij gaven geraffineerde concerten met ‘luxueus en virtuoos versierde zang’ enkel voor intimi: musica secreta: uitvoering dus enkel in besloten kring of voor prestigieuze gasten: al snel sprak heel Italië over het ‘concerto delle dame di Ferrara’ of ‘concerto delle Donne’.

http://media-cdn.tripadvisor.com/media/photo-s/01/13/1f/56/sunrise.jpg  Ferrara: het hertogelijk paleis op de achtergrond

Luzzasco Luzzaschi, de organist en hofcomponist van Alfonso II, heeft talloze madrigalen voor dit vocaal ensemble gecomponeerd en ook andere componisten lieten zich niet onbetuigd. Al snel stuurden de Gonzaga’s in Mantua en de Medici in Florence hun ambassadeurs om te zien of ze de succesformule niet konden kopiëren, of nog beter: overtreffen. Dit is nochtans nooit gelukt. Ferrara  bleeft de top tot in 1600 het hof ophield te bestaan en de muziekstijl definitief verder evolueerde. Muziekhistorisch gesproken is de muziek die geschreven is door de componisten voor de ‘donne di Ferrara’ een zeer belangrijke schakel tussen de polyfone madrigalen uit het midden van de 16e eeuw en de nieuwe virtuoze eenstemmige zang met begeleiding die in de 17e eeuw de opera zal doen floreren. in de uitgave van 1601 van madrigalen voor 1, 2 en 3 sopranen, heeft Luzzaschi a.h.w. ‘postuum’ de muziek nog eens bijeengebracht (met uitgeschreven versieringen) zoals die in de jaren 1580-1597 aab het hof van Ferrara geklonken moet hebben, inderdaad drie solostemmen tegelijk, en 32ste nootjes zijn niet van de lucht, een een stemomvang, ongelooflijk. Mooi zichtbaar is ook hoe de melodie in kleine nootjes wordt gekapt, ‘gediminueerd’, niet enkel als ‘overgang of versiering’ aan het eind van een zin, zoals wel vaker gebeurde, maar als onderdeel van de melodie, èn met meerdere stemmen tegelijk en supervirtuoos. Dat was de specialité de la maison en het vernieuwen­de element van deze madrigalen. Door deze uitgave, samen met de bundels 'Il lauro secco' en 'il lauro verde' en het manuscript Madrigali segreti per le Dame di Ferrara’, MS Mus.F.1358 (nu in  Biblioteca Estense in Modena), is de muziek ook vandaag nog toegankelijk. Uit dit repertoire selecteerde Willem Ceuleers een elftal madrigalen voor vrouwenstemmen en verdeelde de 5 stemmen indien nodig/gewenst ook over instrumenten(naast klavecimbel en luit: fluiten en gamba's). Omdat het Antwerpse concerto delle Donne uit amateurs bestaat net als het allereerste concerto in Ferrara (!), liefhebbers dus, is ervoor gekozen om relatief eenvoudige stukken te kiezen en de uitvoering ook relatief eenvoudig te houden. Enkel in de laatste 2 zal iets van het virtuose hoorbaar worden. klik hier voor het luistervoorbeeld Om wat afwisseling in het programma te brengen werd er daarom “met de bezetting” gespeeld.

liedteksten

De vertalingen hieronder zijn niet meer dan prozaïsch parafraserende pogingen om de oud-italiaans poëzie in het Nederlands weer te geven. Vaak was ons de betekenis niet echt duidelijk en hebben we moeten gokken. Verbeteringsvoorstellen zijn welkom! 

 

Luca Marenzio

 

Mentre l’aura spirò nel verde Lauro,

Felice fu l’ardore,

Con che m’accese il core,

Che lieto à l’ombra del’amate foglie

Addolcia mie doglie.

Hor perche (lasso oime) secco ti vedo ?

Forsi è’l foco, che move

l’alma de’ sospir miei caldi & ardenti ?

Ma tu l’ira di Giove,

N’è’l fulmine paventi.

Ahi per me secco, e ad altri verde; Io credo,

Che sotto à i sacri rami un sogno tale

Veder mi fè la tua virtù fatale.

Terwijl de wind door de groene Laurier waaide,  werd ik vervuld van een zalige hartstocht,

die mijn hart in vuur en vlam zette.

Zo aangenaam was het in de lommerrijke schaduw van het geliefde gebladerte dat mijn moeite en pijn verzacht werden. Maar nu, waarom (helaas, o wee) zie ik je dor en droog,  

Komt het door het vuur

dat mijn ziel to warme en vurige zuchten beweegt ?

Maar jij, Jupiter’s toorn,

de bliksem zelf, schrikt jou niet af.

Ach, voor mij dor, en voor anderen groen; ik geloof,

dat onder deze heilige takken deze droom mij jouw levensgevaarlijke kracht laat zien.

 

 

Costanzo Porta

 

Io pensai dolce, e grato

Quel dispietato Alloro,

Che nacque già d’un cor crudel’e ingrato.

Sperai frutti maturi,

Da cui sempre li rende acerbi, e duri ;

Nè stimai, che d’Amor le freccie d’oro

Là folgorassin, dove

Mai non saetta Giove.

(Ahi troppo grave errore)

Ma colpa mia non fù più, che d’Amore.

Ik droomde zacht en dankbaar

van een onbarmhartige Laurier,

die al geboren werd met een wreed en ondankbaar hart.

Ik hoopte op rijpe vruchten,

maar ze waren altijd zuur en hard;

ik verwachtte niet dat de gouden pijlen van Amor

even dodelijk zouden zijn

als de bliksemschicht van Jupiter.

(ach, een al te zware misrekening)

Maar meer nog dan aan mij, is dit aan de liefde te wijten.

 

Giaches de Wert

 

Hor fuggi infedel’ ombra

Del mio stanco pensier, pianta infelice,

Svelli la tua radice dal cor mio,

C’hor giusto sdegno sgombra

Quel ch’ingombrò l’ingiusto mio desio ;

Nè fia più, che mi sogne

(Coronato di te) larve, e menzogne.

Vlucht nu, ontrouwe schaduw

van mijn vermoeide gedachte, onzalige plant;

Trek  met passend misprijzen,

je wortel uit mijn hart,

dat wat mijn onrechtvaardig verlangen overstelpt;

maak dat ik (door jou gekroond)

niet langer droom van maskers en bedrog.

 

Lodovico Agostini

 

Ecco le nubi dileguate e spente !

Ecco il sol che periva

E quasi a mezzo dì vide occidente !

Già sorge in oriente

La nostra Aurora e non sorgendo avviva ;

Fuggite, turba del mio cor dolente,

Sospir penosi e rei,

E chi dovea morir morendo lei ?

Oggi a viver comenci oggi ritorni

A noverar de la sua vita i giorni.

Zie de verspreide en verduisterde wolken!

Zie de zon die, welhaast

op de middag in het lege westen, ondergaat!

Reeds komt ze in het oosten op,

onze Morgenstond is nog niet wakker;

Vlucht weg, ellende van mijn lijdend hart,

pijnlijke en schuldige zuchten,

Wie moest er sterven? Moest zij sterven?

Vandaag begin je te leven, heden kom je terug

om de dagen van je leven te tellen.

 

Innocenzo Alberti

 

Tanto piacer prov’io, tanta dolcezza

Nel dolce vostro viso

Ch’altra non è maggior in paradiso.

Ma quand’io penso alla vostra durezza

Onde sì cruda sete

Ch’a torto m’uccidete,

Tant’è il mio duol interno

Ch’altro non è maggior dentro l’inferno.

Con sì diverso ardore

Mi fa gioire e mi tormenta Amore.

Ik voel zoveel plezier, zoveel zachtheid

in jouw zoete aangezicht,

dat er geen betere te vinden is in het paradijs.

Maar als ik aan jouw hardheid denk,

waarmee je mij zo’n rauwe dorst bezorgt

dat je mij ten onrechte doodt,

dan is mijn innerlijk lijden zo groot,

dat er geen groter is in de hel.

Met een zo verscheiden vuur

maakt de Liefde mij blij en kwelt ze me.

 


Girolamo Belli

 

Non miri il mio bel sole

Chi lui sol non adora,

Com’io ch’altro non bramo, altro non miro.

Da l’una a l’altra Aurora.

A gran ragion sospiro

E chieggio per giustissima mercede

D’un amor, d’una fede,

D’un languir per bellezze al mondo sole

Sola solo il mio sole.

Laat hem niet staren naar mijn mooie zon,

die niet enkel haar aanbidt,

zoals ik, die een ander niet begeert, een ander niet zoek.

Van de ene Morgenstond tot de ander.

zucht ik met recht en reden

en vraag – als allereerlijkste beloning voor

een liefde, een trouw,

een smachten naar schoonheden uniek in deze wereld, alleen deze beloning: mijn zon voor mij alleen.

 

 

Luzzasco Luzzaschi

 

Se ’l lauro è sempre verde,

E per fredda stagion foglia non perde ;

Ond’è che’l mio sfrondato

E secco à primavera sia restato ?

Dhe se pur secco fosse

A tutti com’ a me, la pene mia

Assai meno saria ;

Ma ingrato solo à me secco languisce,

E à gli altri, più che mai, verde fiorisce.

Als de laurier steeds groen blijft

en tijdens het koude seizoen geen blaadjes verliest,

hoe kan het dan dat de mijne kaal is

en in de lente dor blijft?

Ach, als hij maar dor zou zijn

voor allen, zoals voor mij; mijn verdriet

zou al veel minder zijn;

maar ongelukkigerwijze alleen verdroogd voor mij, verpietert hij, voor anderen floreert hij en wordt groener dan ooit.

 

Andrea Gabrieli

 

O in primavera eterna

Già nel mio amor piantata,

Bell’ aurea arbor ingrata,

Chi è, che t’ha svelta ? il vento ?

Non già, ma tuo talento.

Dunque atterrata hor verna,

Che ne lo sdegno ogni mio amor s’interna.

O, [schone boom] in de eeuwige lente

reeds in mijn liefde geplant,

schone gouden, ondankbare boom,

wie is het, die je heeft geveld? De wind?

Die niet, maar jouw talent.

Dus ter aarde gevallen, overwinter nu maar,

want in hoon is geheel mijn liefde nu vervat.

.

 

 Alessandro I Striggio

 

Con l’auro di sospir, l’acque de pianti

Cresciuto è nel mio petto,

Quasi terreno eletto,

Un lauro verde ingrato al suo cultore,

Che non pur frutto e fiore

Nega : ma l’ombra di suoi rami santi ;

Ond’io riprego Amore,

Ch’ivi lo pose, indi lo svella e spianti.

Door de zachte wind van een zucht, het vocht van de tranen, ontlook er in mijn hart

als in uitverkoren aarde,

een groene laurier, ondankbaar voor zijn kweker.

die niet enkel vruchten en bloemen

weigert: Zelfs de schaduw van zijn heilige takken; Daarom bid ik de Liefde,

dat degene die hem plantte, hem vernielt en velt.

 

Luzzasco Luzzaschi

 

Aura soave di segreti accenti

Che penetrando per l’orecchie al core

Svegliasti là dove dormiva Amore

Per te respiro e vivo

Da che nel petto mio

Spirasti tù d’Amor vital desio

Vissi di vita privo

Mentre amorosa cura in me fu spenta

Hor vien che l’alma senta

Virtù di quel tuo spirito gentile

Felice vita oltre l’usato stile

Briesje, zoet en vol van geheime boventonen,

dat via de oren tot het hart doordringt,

Jij wekte daar mijn sluimerende Liefde.

Door/voor  jou adem en leef ik,

doordat jij in mijn borst,

een levendig verlangen naar Liefde inblies.

Ik leefde zonder te leven,

terwijl de aandacht voor de liefde in mij kwijnde.

Maar nu kom, zodat mijn ziel, dankzij jouw zachtmoedige geest, voelt dat er een leven is

veel gelukkiger dan waaraan ze gewend is.

 

 

« T’amo mia vita » la mia cara vita

Dolcemente mi dice e’n questa sola

Sì soave parola

Par che trasformi lietamente il core

Per farmene Signore

O voce di dolcezza e di diletto

Prendila tosto Amore

Stampala nel mio petto.

Spiri solo per lei l’anima mia

« T’amo mia vita » la mia vita sia

‘Ik hou van je, mijn leven’ zegt mijn leven, mijn liefste, mij zachtjes en met dit enkele

zo zoete zinnetje

lijkt het dat haar hart vreugdevol wordt veranderd om mij tot ‘haar Heer’ te maken.

Oh, zoete stem vol genot,

neem het onmiddellijk aan, Liefde,

beitel het in mijn hart.

Blaas uit (stijg op) enkel voor haar, mijn ziel:

‘Ik hou van je, mijn leven’: dit weze mijn leven.

 

intermezzi: de vier intermedii van Dick Wursten

In de jaren 1940 heeft de musicoloog Alfred Einstein als eerste na enkele eeuwen 'vergetelheid' het verhaal van het 'concerto delle Donne di Ferrara' heropgevist uit de annalen van de geschiedenis (Alfred Einstein, The Italian Madrigal, 3 vols, Princeton, 1949). Zijn 'hervertelling' was wonderbaarlijk knap, maar is vanwege het ontbreken van een aantal bronnen, involledig en deels ook foutief (bijv. in de identificatie van de dames en omdat hij zich niet realiseerde dat er 'meerdere' Concerti delle donne tegelijk waren, ook in Ferrara zelf. Dameszangensembles hingen in de lucht...). Anthony Newcomb heeft in een academisch proefschrift de puntjes op de "i" gezet (1969, veel later uitgegeven : The Madrigal at Ferrara, 1579-1597, 2vols. Princeton, 1980). Recentelijk heeft Laurie Stas de individuele dames nog eens voor het voetlicht gehaald, in een bredere muziek-sociologische context. Het zijn deze bronnen die ik hieronder in het Nederlands parafraserend plunder.

Ferrara en de muziek

Het concerto delle Donne (di Ferrara) was een legendarische damesmuziekgroep aan het hof van Ferrara tussen 1580-1597 (= jaar van de dood van Alfonso, 3 huwelijken, geen kinderen). Na zijn dood wordt het hof ontbonden, de bezittingen gaan naar familie: Módena, incl. de hele bibliotheek… die daar nog steeds is (zie programma). Ferrara zelf valt toe aan de pauselijke staat. Nog geen 20 jaar gebloeid, maar toch heeft het de muziekgeschiedenis veranderd. En dankzij een publicatie uit 1601 (van de componist: Luzzaschi) en de manuscripten in Modena is de muziek die daar klonk te reconstrueren…
Ferrara: niet zo groot plaatsje. Wel valt op het forse castello van de familie d’Este dat er staat. U weet: Italië bestaat nog niet zo lang als nationale staat. Het waren regio’s gedomineerd door steden en die steden bestuurd door adellijke families en/of rijke kooplui: Medici van Florence.. // Gonzaga’s van Mantua, // Della Rovere van Turijn en Urbino… // Reken daar gerust de familie D’Este bij van Ferrara. Misschien politiek in de tweede helft van 16e eeuw al wat naar de achtergrond gedrongen, maar cultureel misschien wel nummer 1. Het is bijv. heel moeilijk om iemand van naam te vinden in de wereld van schilderkunst, literatuur of muziek, die niet enige tijd in Ferrara is geweest. Een lijst van bezoekers zou bijna de complete ‘who’s who’ van de 16e eeuw opleveren. Dat begon aan het eind van de 15e eeuw, onder hertog Ercule D’Este. Hij en zijn zoon Alfonso gaven opdrachten aan Bellini, Tintoretto, Raphael en Titiaan.  Pietro Bembo schreef er zijn literaire werk, Ludovico Ariosto's Orlando Furioso werd in 1516 in Ferrara gepubliceerd. Givoanni Battista Guarini was een halve eeuw later aan het hof verbonden en zijn ‘Il pastor fide’ werd daar voor het eerst gecreëerd in 1590. Torquato Tasso zat in Mantua, maar onderhield nauwe contacten met hof.
Toch is het vooral de muziek waardoor dit hof zich onderscheidt; De Antwerpse organist en kapelmeester van de kathedraal Jakob Obrecht bezocht eind 15e eeuw Ferrara en eindigde zijn carrière (en leven) daar als hofcomponist. Hij werd opgevolgd door Josquin Desprez die dan het roer laat aan niemand minder dan Antoine Brunel: Ik zal maar zeggen de Bach, Beethoven, Mozart van hun tijd..
In het midden van de eeuw zien we Cipriano de Rore in Ferrara. Vaste bezoekers waren: Marenzio, Alessandro Striggio van Florence (bedrijfsspionage).
Eén van de grootste attracties van dat hof vanaf 1580 was de muziek die daar gemaakt werd voor en door de hofdames. Het was privé muziek musica segreta, voor de hertog en zijn vrouw… Eerst waren het enkele getalenteerde hofdames die het leuk vonden om samen met de toetsenist, Luzzaschi, en de zeer virtuoze bas (Giulio Cesare Brancaccio) zomaar eens wat te zingen: Lucrezia & Isabella Bendidio, Leonora Sanvitale, and Vittoria Bentivoglio. Dat was al voor de komst van de Marguerita Gonzaga (derde vrouw, hertogin, 1579). De hertog was ook voor de "oprichting" van zijn concerto delle donne al een groot liefhebber van vrouwen en hun gezang. Hoe dan ook: de hobby van de hofdames werd door de hertog heel snel opgepikt en handig uitgebuit, geprofessionaliseerd.
De zangeressen die dat zongen, zeker na de beginjaren, waren professionals, en de top van de zangwereld van die dagen. Ik zal maar zeggen: equivalent van Maria Callas of Cecilia Bartoli. Type ‘prima donna’ zoals dat enige tijd later ingezet wordt voor de virtuoze en aartsmoeilijke arias in Italiaanse operas…
Het ACM is een gezelschap van amateurs en professionals…  Dus zijn de stukken gekozen uit de eerste oogst aan madrigalen (wereldlijke muziek op Italiaanse poetische teksten) die met dit hof en deze zangeressen verbonden is.  Nog relatief eenvoudige polyfone stukken… Pas in de laatste twee van hofcomponist Luzzaschi gaan we de rijke versieringen horen die zo kenmerkend waren (en lastig voor hedendaagse zangers, niet zozeer qua techniek, maar qua interpretatie).
 


De drie "donne" en een vierde (Tarquinia Molza)

Laura Peverara (1550 Mantua). Zonder meer de beroemdste van de drie. Reeds als 12jarige is er een lofdicht op haar zangtalent bekend van Torquato Tasso… Zij speelde ook harp. Sterker nog: één van haar harpen, met fraai snijwerk en andere decoraties staat nu als 'arpa doppia di Laura', in de Galleria Estense in Modena. Ze krijgt muziekonderricht en talloze dichters en componisten dragen hun werk aan haar op. Voor de hertog haar kan overhalen naar zijn hof te komen, had ze haar sporen al verdiend en naam gemaakt als solozangeres (zichzelf begeleidend) en ensemblezanger. Vrouwenensembles waren er al voor het concerto delle donne di Ferrara (m.n. in Mantua en Verona).
Livia d’Arco is nog maar 15 als ze aan het hof van Ferrara komt (Zij was een gezelschapsdame van - en bijna even oud als - Marguerita Gonzaga - van Mantua - die in 1579 met de hertog trouwt). Samen met Anna Guarini, de dochter van de beroemde Ferrarese dichter Giambattista Guarini vormen zij het professionele concerto delle donne di Ferrara. Geen pleziertje: hard werken.
Zeker 3 uur per dag oefenen. De stukken voorbereiden en savonds altijd klaar staan om mevrouw de hertogin te pleizieren of om de hertog te kunnen laten 'opscheppen' met zijn concerto als die weer eens komt binnenvallen met wat gasten. En dan moet het gewoon kunnen: niet 10 minuten, maar voor de rest van de avond. Mooie getuigenissen zijn bewaard van de hoogstaande kwaliteit, souplesse, virtuositeit, maar ook fijngevoeligheid, waarmee zij zongen.
De hertog zorgde ook goed voor ‘zijn dames’. Zo arrangeerde hij in 1582 het huwelijk van Laura en Livia (beide met iemand van de adel van Ferrara: zo waren ze nu zijn eigendom, niet meer van Mantua!) . De beide bundels ‘il lauro secco & il lauro verde’ zijn ter gelegenheid hiervan samengesteld (laura > lauro). Dichters (of samenstellers) zijn de vader van Anna Guarini en Torquato Tasso himself. Een keur van componisten uit Italië heeft een bijdrage geleverd.

Maar er is nog een fourth woman, eigenlijk de bijzonderste: die soms ook meezong, en eigenlijk de meest getalenteerde van allen was: Tarquinia Molza, kleindochter van een beroemde dichter. Zij is één van de weinige vrouwen die erin geslaagd zijn om in een mannenwereld door te dringen en zich daar te handhaven. (nouja). Ze heeft er naturlijk wel een prijs voor betaald. Ze was de oudste van 9 kinderen (geboren 1542 in Mantua), leergierig. Ze studeerde stiekum mee met haar jongere broertjes als die thuis les kregen. Ze overtreft hen met gemak. Op 12 jarige leeftijd kan ze al latijn, grieks, hebreeuws. Ze figureert in een filosofische dialoog die even later geschreven wordt als persona dramatis. Na de dood van haar vader komt haar moeder in een lastig parket. Het is alle hens aan dek om te overleven. Gedaan met de studies. Maar Tarquinia huwt niet. Pas na lang aandringen trouwt ze met een edelman uit de kringen van de familie Farnese, Porrino. Hun huwelijk blijft kinderloos, iets wat zij zich - gezien enkele van haar gedichten - niet echt heeft beklaagd. Ze wijdt zich na haar huwelijk meteen aan een nieuwe studie: de muziek. zang, harp, luit, klavecimbel…
OP een dag hoort haar leraar haar op een verloren moment improviseren. Meteen besluit hij om haar nu ook compositi en contrapunt te onderwijzen.  Nadat haar man overlijdt in 1579, haalt Alfonso haar over om naar Ferrara te komen. In 1582 is het zover. Zij wordt verbonden aan het hof, maar als zelfstandige, ongelooflijk in die tijd. Ze bedong zelfs dat ze niet op het hof hoefde te verblijven en had er een eigen huis. Zij instrueerde de donne… Het staat niet opgetekend, maar het is bijna onvoorstelbaar dat ze dat niet zou doen. Spil van het culturele leven aan het hof, zo begaafd, een ster aan het firmament. Ik weet het zeker: Achter de schermen was zij de director musikès. Luzzaschi speelde klavecimbel en componeerde. Zij studeerde ze in, schoolde Livia bij, repeteerde de loopjes. En: hoeveel teksten zijn misschien wel van haar hand?

Eigenlijk was ze een onafhankelijke vrouw. Een spilfiguur in het intellectuele en muzikale leven van het hof. En zoals zovaak roept dat afgunst op. Eind jaren 80 doet het gerucht de ronde dat ze een affaire heeft, met de hofmusicus van Mantua, Giaches de Wert, die maar al te vaak in Ferrara te vinden was. (UIt 1584 dateert een brief van de hertog van Mantua die hem maant om terug te komen, stante pede). Als de hertog van Ferrara ze ondervraagt ontkennen ze niet dat ze goed bevriend zijn (beide zijn rond de 50 en alleenstaand na een huwelijk), maar ontkennen dat het ze een amoureuze relatie is. Dan duiken er passionele brieven op, die echter objectief niets bewijzen. De schijn is genoeg; niet vanwege de seksuele moraal, maar vanwege de overtreding van de grenzen van de klasse: Tarquinia was via haar huwelijk van adel; zij was hofdame van de hertogin en De Wert was maar een musicus: hoe beroemd ook: lid van het dienstpersoneel. Ze wordt verbannen en vertrekt naar Modena. Daar begint zij overigens een eigen 'salon' en blijft ze een veel geprezen en gesolliciteerde persoon. Echter: zij moet voortaan wel zelf, helemaal zelf, haar belangen op alle fronten verdedigen. Enkel in de meest progressieve en liberale van alle Italiaanse steden lukt haar dat: in Rome.

beide portretten zijn in het bezit van de huidige gravin: Giovanna Molza.



Daphne, Apollo, de muzen en de laurierstruik: Waarom al die laurierstruiken in de madrigaalteksten??

Eén van de 12 Olympische goden is Apollo, de god van het licht, jeugd, schoonheid; tweelingbroer van Artemis: godin van de jacht…
Altijd met pijl en boog op pad. In z'n vrije tijd herdert hij zowat. Als beloning ontvangt hij zo ooit van zo'n heder een lier, van dan af zijn vast attribuut: Godheid van de muziek.
Dat wil zeggen: van de muzen…. Met hen woont hij op de Parnassus… of op de Helikon. 'Muzen', dat is de Griekse manier om aan te geven dat de mensen soms dingen maken/doen die eigenlijk verrassend zijn: muziek, maar ook voor dans (Terpsichore), voor poezie…, retoriek wetenschappen en toneel…. zijn er aparte muzen. Eigenlijk zijn het de Negen dochters van het ‘geheugen", de kracht van de mens om de tijd te omspannen en te bedwingen: Een grote prestatie op dat terrein werd bekroond met … de lauwerkrans: laurier.Eerst dat, pas later: overwinning (sport). Nutteloze dingen dus, en die zijn - zoals u weet - de belangrijkste in het leven.
Waarom de lauwerkrans…. Daarover is een mooi verhaal. Apollo heeft namelijk in zijn leven kapitale fout gemaakt: gespot met Eros. En spotten met Eros - met de liefde - moet je niet doen. Nooit. Hij had gelachten met de kleinheid van diens boog… speelgoed. En dan nog: vaardigheid. kun je toch niet mee mikken. Wraak: Eros schiet gouden pijl op Apollo, waardoor hij verliefd op de nimf Daphne. dochter van de riviergod Peneios.
achtervolgt haar… maar Eros heeft nog een pijl op zijn boog, een loden pijl : Daphne niet in staat om iemand lief te hebben. Apollo stalkt Daphne totdat ze hulp inroept van haar vader en die verandert haar net op tijd in een boom…. laurierboom.
Daar staat Apollo dan… weeklagend voor de laurierboom. Smoorverliefd op haar takken. Dit is de reden waarom de laurier zijn heilige boom is…. en zo’n grote rol speelt in deze gedichten. (griekse woord 'daphnè' = laurierboom)
Die natuurlijk teruggaan op Petrarca.
Dante … Beatrice // Boccaccio zijn Fiammetta…  // Petrarca z’n Laura, die zij allen – vreemd – voor het eerst zien op de drempel van een kerk. Beatrice en Laura bleven zoals u weet voor Dante en Petrarca het voorwerp van een onbereikbare liefde. Beide vrouwen huwden een andere man en werden te snel aan het leven onttrokken. Al heeft Petrarca steeds volgehouden dat ze ook echt bestaan heeft, kun je je afvragen of dat zo was. Maar eigenlijk doet deze petite histoire er niet echt toe. De beminde Laura fungeert bovenal als een cluster van homoniemen.  l’aura (briesje), l’aurora (dageraad) en l’ora (uur) naar het ongrijpbare, vluchtige karakter van de vrouwelijke verschijning. Door de (gedeeltelijke) klankovereenkomst vind je Laura's naam ook in l'oro (goud) en dus ook in lauro (laurier), of aurea: goud. Samen met de Latijnse naam, l’aurea, staat de laurier voor de dichtkunst, Petrarcas ware roeping..
Petrarkisme…. met z’n voorkeur voor tegenstellingen: maniëristisch in deze gedichten.
 

De muziek van Luzzaschi

Luzzaschi: weten we weinig van, een bescheiden en vriendelijke man, naar het schijnt. Zeer actief… vooreerst als organist, zo staat er ook op zijn 7 boeken met vijfstemmige madrigelen die gepubliceerd zijn. Leraar van Frescobaldi. Wat opvalt in zijn composities is natuurlijk dat enorme activiteit in de hoge regionen: vol met versieringen.
U kunt zich een standaard meerstemmig stuk wel voorstellen. De muziekstemmen klinken samen, maar vol spanning, wedijveren, imitatie, samen-klinkende, samen-spannende relaties, zowel verticaal als horizontaal. Maar nu vanaf het midden van de 16e eeuw begint men steeds meer te experimenteren: Een virtuoze bas… okay: dat kan, maar toch bijna vanzelf heeft die stem iets ondersteunends en even bijna vanzelf krijgen hoge stemmen de overhand. Dit leidt tot de reductie van de onderstemmen tot begeleiding en de sopraan als solostem alleen. Typisch, en die mag dan ook meer doen dan het gewone. Maar in Ferrara is het toch nog iets anders, iets vreemder, iets unieks ook: niet 1, niet  2, maar 3, soms zelfs 4 sopranen worden ingezet. Hun tessituur (stemomvang) is groot en hun virtuositeit ook. Ze klinken zo rapporteert Striggio aan het thuisfront …. alsof engelen samen zingen. door elkaar…. wedijverend, antwoordend, imiterend en met de toevoeging van ingestudeerde virtuoze hoogstandjes… Echter: ook de expressieve figuratie focust op de affectieve uitbeelding. In elk geval mag die die niet in de weg gaan staan, noch alle aandacht voor zichzelf opeisen (zoals onherroepelijk gebeurt: je voelt de eerste opera’s komen). Zowel compositorisch als qua uitvoering is de muziek van Ferrara uniek geweest. Zij verdient ook daarom alleen al meer aandacht...

Madrigali per cantare et sonare a uno, doi, e tre soprani’ (1601):
Aura soave...
. van Luzzaschi door Chris Magnus (soprano) en Jetty Janssen (clavecin) 
 


 

Aura soave di segreti accenti

Che penetrando per l’orecchie al core

Svegliasti là dove dormiva Amore

Per te respiro e vivo

Da che nel petto mio

Spirasti tù d’Amor vital desio

Vissi di vita privo

Mentre amorosa cura in me fu spenta

Hor vien che l’alma senta

Virtù di quel tuo spirito gentile

Felice vita oltre l’usato stile

Briesje, zoet en vol van geheime boventonen,

dat via de oren tot het hart doordringt,

Jij wekte daar mijn sluimerende Liefde.

Door/voor  jou adem en leef ik,

doordat jij in mijn borst,

een levendig verlangen naar Liefde inblies.

Ik leefde zonder te leven,

terwijl de aandacht voor de liefde in mij kwijnde.

Maar nu kom, zodat mijn ziel, dankzij jouw zachtmoedige geest, voelt dat er een leven is

veel gelukkiger dan waaraan ze gewend is.

Laat ik eindigen met een getuigenis waarin op bevattelijke wijze wordt beschreven wat die bevoorrechte luisteraars hebben mogen horen die in Ferrara werden toegelaten tot de musica secreta (Giustiniani Vincenzo: Discorso sopra la musica die suoi tempi):

"En ze waren zeer bekwaam, die dames, zowel die in Mantua als in Ferrara, niet alleen vanwege de kwaliteit van hun stemmen, maar ook van wege de welgekozen versieringen, nooit excessief (zoals de falsetzanger Giovan Luca (Rome)). Nu eens terugnemend, dan weer versnellend, soms zacht, dan aanzwellend… soms aandringend dan plots weer terughoudend, begeleid door een zoete zachte zucht, dan weer met lang passagewerk, goed uitgevoerd en helder, nu eens legato zingend, dan met enorme sprongen, en trillers, lang, kort, en dan weer een zachte passages, waarbij men soms plots een echo hoort, een geïmproviseerd antwoord. En hun houding, gelaatsuitdrukking en gebaren: net zo elegant als de muziek zelf, en altijd passend bij de muziek en de inhoud. En dat allemaal zonder dat de persoon zelf ongepast beweegt, met de mond of de handen. Ook de gebaren zijn altijd gericht op de expressie, en ten dienst van wat ze aan het zingen zijn, als het ware de woorden verduidelijkend. En ze zingen altijd op zo'n manier dat ze dan men zelfs de laatste lettergreep van een woord kan verstaan. Nooit wordt een woord onderbroken of weggedrukt door passagewerk of versieringen..."

 

OF MET CONTEXT in het ENGELS: Vincenzo Giustiniani, Discorso sopra la musica de suoi tempi (1628, ms.):

"In the Holy Year of 1575, or shortly thereafter, a style of singing appeared which was very different from that preceding. It continued for some years, chiefly in the manner of one voice singing with accompaniment, and was exemplified by Giovanni Andrea napoletano, Signor Giulio Cesare Brancaccio, and Alessandro Merlo romano. These all sang bass with a range of 22 notes and with a variety of passagework new and pleasing to the ear of all. They inspired the composers to write similar works to be sung by several voices in the manner of a single one accompanied by some instruments, in imitation of the above-mentioned and of a certain woman called Femia. But they achieved greater invention and artifice, which resulted in some Villanellas which were a mixture of Madrigals in florid style and Villanellas. Many books of these by the aforementioned authors and by Orazio Vecchi and others are seen today. But as the Villanellas acquired greater perfection through more artful composition, so also every composer, in order that his compositions should satisfy the general taste, took care to advance in the style of composition for several voices, particularly Giaches Wert in Mantua and Luzzasco in Ferrara. They were the superintendents of all music for those Dukes, who took the greatest delight in the art, especially in having many noble ladies and gentlemen learn to sing and play superbly, so that they spent entire days in some rooms designed especially for this purpose and beautifully decorated with paintings. The ladies of Mantua and Ferrara were highly competent, and vied with each other not only in regard to the timber and training of their voices but also in the design of exquisite passages delivered at opportune points, but not in excess (Giovanni Luca of Rome, who served also in Ferrara, usually erred in this respect).
Furthermore, they moderated or increased their voices, loud or soft, heavy or light, according to the demands of the piece they were singing; now slow, breaking off with something of a gentle sigh, now singing long passages legato or detached, now groups, now leaps, now with long trills, now with short, and again with sweet running passages sung softly, to which sometimes one heard an echo answer unexpectedly. They accompanied the music and the sentiment with appropriate facial expressions, glances and gestures, with no awkward movements of the mouth or hands or body which might not express the feeling of the song. They made the words clear in such a way that one could hear even the last syllables of every word which was never interrupted or surpressed by passages and other embellishments. They used many other particular devices which will be known to persons more experienced than I. And under these favorable circumstances the above-mentioned musicians made every effort to win fame and the favor of the Princes their patrons, who were their principal support."

(transl: Carol MacClintock, 1962)