Weer een echt A.C.M concert: muziek die je anders nooit hoort, uitgevoerd
in unieke omstandigheden. Vrijdag 3/2 lag het hele land plat door een
verkeersinfarct in verband met een sneeuwzone die over Vlaanderen trok
precies tijdens het spitsuur: 1300 km file. En wonderlijk, maar waar: alle
muzikanten waren in Berchem geraakt en voor een selecte groep creëerden zij de
muziek van Luzzaschi c.s. En dan de zondag erna: een volle kerk in Genk met
nogmaals die wonderbaarlijke muziek, remarkable, unforgettable.
Veel
dank gaat uit naar Willem Ceuleers. Hoevelen hebben beseft dat de helft van
de madrigalen door hemzelf zijn afgeschreven uit digitale of echte kopieën
van de originele stemboeken... Prachtige muziek, niet alleen vanwege het
verhaal over dat virtuoze vrouwenconsort van toen, maar ook vanwege de
unieke positie die de muziek inneemt in het muzikale landschap zelf. Ook
in z'n allersnelste versieringen, zelfs indien in meerdere partijen
tegelijk, blijft de muziek polyfoon, horizontaal gedacht. Getuigenissen van
tijdgenoten roemen de "delicatesse" waarmee de virtuositeit ten dienste van
de expressie wordt ingezet.
Aura soave.... van Luzzaschi door Chris Magnus (soprano) en Jetty
Janssen (clavecin)
het concerto delle donne (Anversa) Bieke Schiltz, An Van Laethem, Floor Coomans, Lut Cox, Chris Magnus:
sopraan
Hilde De Bleser: sopraan en traverso
Gertie Lindemans, Brenda Blokland, Heleen Rouwenhorst: mezzosopraan
Lisbeth Wolfs : alt en blokfluit
Els Caremans , Christine Lejeune : alt en gamba
Alma Ooms, Marleen Van Grinsven: gamba
Jetty Janssen: klavecimbel ondersteuning uit het kamp van de mannen: Koen Becu: luit algehele leiding: Willem Ceuleers (ook bas)
teksten: Dick Wursten
Tijdens de 16de eeuw was het hof van de
familie d'Este in Ferrara één van de belangrijkste van Europa. Aan het begin
van die eeuw lag de leiding van de hofkapel achtereenvolgens in handen van
Josquin des Prez, Jacob Obrecht en Antoine Brumel. Ferrara werd de place
to be voor musici, zangers en componisten. Ook dichters en
toneelschrijvers vonden hier onderdak. Zo treffen wij er Ludovico Ariosto (Orlando
Furioso, 1516) Torquato Tasso (Gierusalemme liberata; 1575) en
Giovianni Battista Guarini (Il pastor fide, 1590) aan. Onder Alfonso
II (1559-1597) werd het bestand aan muziekpersoneel nog gevoelig uitgebreid
tot ruim 60 professionele muzikanten (zangers (geestelijken en leken) en
instrumentisten). Kapelmeester was de Franceso della Viola. De
indrukwekkende muziekbibliotheek van Ferrara is één van de rijkste ter
wereld, vooral qua wereldlijke vocale muziek. Ze werd na het einde van het
hof (Alfonso II had ondanks drie huwelijken geen nakomelingen) overgebracht
naar Modena en is tot op vandaag intact. Wat de muziekensembles aan
het hof betreft, koesterde Alfonso II vooral een kleine groep uiterst
getalenteerde zangers en instrumentalisten voor privé muziek(musica
secreta). Wat begon als een uit de hand gelopen hobby van de hofdames
Lucrezia & Isabella Bendidio, Leonora Sanvitale, and Vittoria Bentivoglio en
de virtuoze bas Giulio Cesare Brancaccio, werd na 1580 professioneel.
Zangeressen van buitenaf warden aangetrokken en goed betaald. Superster was
ongetwijfeld Laura Peverara, op de voet gevolgd door Livia d'Arco en Anna
Guarini (inderdaad: dochter van…). Zij gaven geraffineerde concerten met
‘luxueus en virtuoos versierde zang’ enkel voor intimi:
musica secreta: uitvoering dus enkel in besloten kring of voor
prestigieuze gasten: al snel sprak heel Italië over het ‘concerto delle dame
di Ferrara’ of ‘concerto delle Donne’.
Ferrara: het hertogelijk paleis op de
achtergrond
Luzzasco Luzzaschi, de organist en hofcomponist
van Alfonso II, heeft talloze madrigalen voor dit vocaal ensemble
gecomponeerd en ook andere componisten lieten zich niet onbetuigd. Al snel
stuurden de Gonzaga’s in Mantua en de Medici in Florence hun ambassadeurs om
te zien of ze de succesformule niet konden kopiëren, of nog beter:
overtreffen. Dit is nochtans nooit gelukt. Ferrara bleeft de top tot in
1600 het hof ophield te bestaan en de muziekstijl definitief verder
evolueerde. Muziekhistorisch gesproken is de muziek die geschreven is door
de componisten voor de ‘donne di Ferrara’ een zeer belangrijke schakel
tussen de polyfone madrigalen uit het midden van de 16e eeuw en
de nieuwe virtuoze eenstemmige zang met begeleiding die in de 17e
eeuw de opera zal doen floreren. in de uitgave van 1601 van madrigalen voor
1, 2 en 3 sopranen, heeft Luzzaschi a.h.w. ‘postuum’ de muziek nog eens
bijeengebracht (met uitgeschreven versieringen) zoals die in de jaren
1580-1597 aab het hof van Ferrara geklonken moet hebben, inderdaad drie
solostemmen tegelijk, en 32ste nootjes zijn niet van de lucht, een een
stemomvang, ongelooflijk. Mooi zichtbaar is ook hoe de melodie in kleine
nootjes wordt gekapt, ‘gediminueerd’, niet enkel als ‘overgang of
versiering’ aan het eind van een zin, zoals wel vaker gebeurde, maar als
onderdeel van de melodie, èn met meerdere stemmen tegelijk en supervirtuoos.
Dat was de specialité de la maison en het vernieuwende element van
deze madrigalen. Door deze uitgave, samen met de bundels 'Il lauro secco' en
'il lauro verde' en het manuscript Madrigali segreti per
le Dame di Ferrara’, MS Mus.F.1358 (nu in Biblioteca Estense
in Modena), is de muziek ook vandaag nog toegankelijk.
Uit dit repertoire selecteerde Willem Ceuleers een elftal madrigalen voor
vrouwenstemmen en verdeelde de 5 stemmen indien nodig/gewenst ook over
instrumenten(naast klavecimbel en luit: fluiten en gamba's). Omdat het
Antwerpse concerto delle Donne uit amateurs bestaat net als het
allereerste concerto in Ferrara (!), liefhebbers dus, is ervoor gekozen om
relatief eenvoudige stukken te kiezen en de uitvoering ook relatief
eenvoudig te houden. Enkel in de laatste 2 zal iets van het virtuose
hoorbaar worden. klik hier voor het luistervoorbeeld Om wat afwisseling in het programma te brengen werd er
daarom “met de bezetting” gespeeld.
De vertalingen hieronder zijn
niet meer dan prozaïsch parafraserende pogingen om de oud-italiaans poëzie
in het Nederlands weer te geven. Vaak was ons de betekenis niet echt
duidelijk en hebben we moeten gokken. Verbeteringsvoorstellen zijn welkom!
Luca Marenzio
Mentre l’aura spirò nel verde Lauro,
Felice fu l’ardore,
Con che m’accese il core,
Che lieto à l’ombra del’amate foglie
Addolcia mie doglie.
Hor perche (lasso oime) secco ti
vedo ?
Forsi è’l foco, che move
l’alma de’ sospir miei caldi &
ardenti ?
Ma tu l’ira di Giove,
N’è’l fulmine paventi.
Ahi per me secco, e ad altri
verde; Io credo,
Che sotto à i sacri rami un sogno
tale
Veder mi fè la tua virtù fatale.
Terwijl de wind door de groene
Laurier waaide, werd ik vervuld van een zalige hartstocht,
die mijn hart in vuur en vlam zette.
Zo aangenaam was het in de
lommerrijke schaduw van het geliefde gebladerte dat
mijn moeite en pijn verzacht werden.
Maar nu, waarom (helaas, o wee) zie
ik je dor en droog,
Komt het door het vuur
dat mijn ziel to warme en vurige zuchten beweegt
?
Maar jij, Jupiter’s toorn,
de bliksem zelf, schrikt jou niet af.
Ach, voor mij dor, en voor anderen
groen; ik geloof,
dat onder deze heilige takken deze
droom mij jouw levensgevaarlijke kracht laat zien.
Costanzo Porta
Io pensai dolce, e grato
Quel dispietato Alloro,
Che nacque già d’un cor crudel’e
ingrato.
Sperai frutti maturi,
Da cui sempre li rende acerbi, e
duri ;
Nè stimai, che d’Amor le freccie
d’oro
Là folgorassin, dove
Mai non saetta Giove.
(Ahi troppo grave errore)
Ma colpa mia non fù più, che d’Amore.
Ik droomde zacht en dankbaar
van een onbarmhartige Laurier,
die al geboren werd met een wreed en
ondankbaar hart.
Ik hoopte op rijpe vruchten,
maar ze waren altijd zuur en hard;
ik verwachtte niet dat de gouden pijlen van Amor
even dodelijk zouden zijn
als de bliksemschicht van Jupiter.
(ach, een al te zware misrekening)
Maar meer nog dan aan mij, is dit aan
de liefde te wijten.
Giaches de Wert
Hor fuggi infedel’ ombra
Del mio stanco pensier, pianta
infelice,
Svelli la tua radice dal cor mio,
C’hor giusto sdegno sgombra
Quel ch’ingombrò l’ingiusto mio
desio ;
Nè fia più, che mi sogne
(Coronato di te) larve, e menzogne.
Vlucht nu, ontrouwe schaduw
van mijn vermoeide gedachte, onzalige plant;
Trek met passend misprijzen,
je wortel uit mijn hart,
dat wat mijn onrechtvaardig verlangen overstelpt;
maak dat ik (door jou gekroond)
niet langer droom van maskers en bedrog.
Lodovico Agostini
Ecco le nubi dileguate e spente !
Ecco il sol che periva
E quasi a mezzo dì vide occidente !
Già sorge in oriente
La nostra Aurora e non sorgendo
avviva ;
Fuggite, turba del mio cor dolente,
Sospir penosi e rei,
E chi dovea morir morendo lei ?
Oggi a viver comenci oggi ritorni
A noverar de la sua vita i giorni.
Zie de verspreide en verduisterde wolken!
Zie de zon die, welhaast
op de middag in het lege westen, ondergaat!
Reeds komt ze in het oosten op,
onze Morgenstond is nog niet wakker;
Vlucht weg, ellende van mijn lijdend hart,
pijnlijke en schuldige zuchten,
Wie moest er sterven? Moest zij sterven?
Vandaag begin je te leven, heden kom je terug
om de dagen van je leven te tellen.
Innocenzo Alberti
Tanto piacer prov’io, tanta dolcezza
Nel dolce vostro viso
Ch’altra non è maggior in paradiso.
Ma quand’io penso alla vostra durezza
Onde sì cruda sete
Ch’a torto m’uccidete,
Tant’è il mio duol interno
Ch’altro non è maggior dentro
l’inferno.
Con sì diverso ardore
Mi fa gioire e mi tormenta Amore.
Ik voel zoveel plezier, zoveel
zachtheid
in jouw zoete aangezicht,
dat er geen betere te vinden is in
het paradijs.
Maar als ik aan jouw hardheid denk,
waarmee je mij zo’n rauwe dorst
bezorgt
dat je mij ten onrechte doodt,
dan is mijn innerlijk lijden zo
groot,
dat er geen groter is in de hel.
Met een zo verscheiden vuur
maakt de Liefde mij blij en kwelt ze
me.
Girolamo Belli
Non miri il mio bel sole
Chi lui sol non adora,
Com’io ch’altro non bramo, altro non
miro.
Da l’una a l’altra Aurora.
A gran ragion sospiro
E chieggio per giustissima mercede
D’un amor, d’una fede,
D’un languir per bellezze al mondo
sole
Sola solo il mio sole.
Laat hem niet staren naar mijn mooie
zon,
die niet enkel haar aanbidt,
zoals ik, die een ander niet begeert, een ander niet
zoek.
Van
de ene Morgenstond tot de ander.
zucht ik met recht en reden
en vraag – als allereerlijkste beloning voor
een liefde, een trouw,
een smachten naar schoonheden uniek in deze wereld,
alleen deze beloning: mijn zon voor mij alleen.
Luzzasco Luzzaschi
Se ’l lauro è sempre verde,
E per fredda stagion foglia non
perde ;
Ond’è che’l mio sfrondato
E secco à primavera sia restato ?
Dhe se pur secco fosse
A tutti com’ a me, la pene mia
Assai meno saria ;
Ma ingrato solo à me secco languisce,
E à gli altri, più che mai, verde
fiorisce.
Als de laurier steeds groen blijft
en tijdens het koude seizoen geen blaadjes verliest,
hoe kan het dan dat de mijne kaal is
en in de lente dor blijft?
Ach, als hij maar dor zou zijn
voor allen, zoals voor mij; mijn verdriet
zou al veel minder zijn;
maar ongelukkigerwijze alleen verdroogd voor mij,
verpietert hij, voor anderen floreert hij en wordt groener dan ooit.
Andrea Gabrieli
O in primavera eterna
Già nel mio amor piantata,
Bell’ aurea arbor ingrata,
Chi è, che t’ha svelta ? il vento ?
Non già, ma tuo talento.
Dunque atterrata hor verna,
Che ne lo sdegno ogni mio amor
s’interna.
O, [schone boom] in de eeuwige lente
reeds in mijn liefde geplant,
schone gouden, ondankbare boom,
wie is het, die je heeft geveld? De wind?
Die niet, maar jouw talent.
Dus ter aarde gevallen, overwinter nu maar,
want in hoon is geheel mijn liefde nu vervat.
.
Alessandro
I Striggio
Con l’auro di sospir, l’acque de
pianti
Cresciuto è nel mio petto,
Quasi terreno eletto,
Un lauro verde ingrato al suo
cultore,
Che non pur frutto e fiore
Nega : ma l’ombra di suoi rami
santi ;
Ond’io riprego Amore,
Ch’ivi lo pose, indi lo svella e
spianti.
Door de zachte wind van een zucht, het vocht van de
tranen, ontlook er in mijn hart
als in uitverkoren aarde,
een groene laurier, ondankbaar voor zijn kweker.
die niet enkel vruchten en bloemen
weigert: Zelfs de schaduw van zijn heilige takken;
Daarom bid ik de Liefde,
dat degene die hem plantte, hem vernielt en velt.
Luzzasco Luzzaschi
Aura soave di segreti accenti
Che penetrando per l’orecchie al core
Svegliasti là dove dormiva Amore
Per te respiro e vivo
Da che nel petto mio
Spirasti tù d’Amor vital desio
Vissi di vita privo
Mentre amorosa cura in me fu spenta
Hor vien che l’alma senta
Virtù di quel tuo spirito gentile
Felice vita oltre l’usato stile
Briesje, zoet en vol van geheime boventonen,
dat via de oren tot het hart doordringt,
Jij wekte daar mijn sluimerende Liefde.
Door/voor jou adem en leef ik,
doordat jij in mijn borst,
een levendig verlangen naar Liefde inblies.
Ik leefde zonder te leven,
terwijl de aandacht voor de liefde in mij kwijnde.
Maar nu kom, zodat mijn ziel, dankzij jouw
zachtmoedige geest, voelt dat er een leven is
veel gelukkiger dan waaraan ze gewend is.
« T’amo mia vita » la mia cara vita
Dolcemente mi dice e’n questa sola
Sì soave parola
Par che trasformi lietamente il core
Per farmene Signore
O voce di dolcezza e di diletto
Prendila tosto Amore
Stampala nel mio petto.
Spiri solo per lei l’anima mia
« T’amo mia vita » la mia vita sia
‘Ik hou van je, mijn leven’ zegt mijn leven, mijn
liefste, mij zachtjes en met dit enkele
zo zoete zinnetje
lijkt het dat haar hart vreugdevol wordt veranderd om
mij tot ‘haar Heer’ te maken.
In de jaren 1940 heeft de musicoloog Alfred Einstein als eerste na enkele
eeuwen 'vergetelheid' het verhaal van het 'concerto delle Donne di Ferrara'
heropgevist uit de annalen van de geschiedenis (Alfred Einstein, The
Italian Madrigal, 3 vols, Princeton, 1949). Zijn 'hervertelling' was
wonderbaarlijk knap, maar is vanwege het ontbreken van een aantal bronnen,
involledig en deels ook foutief (bijv. in de identificatie van de dames en
omdat hij zich niet realiseerde dat er 'meerdere' Concerti delle donne
tegelijk waren, ook in Ferrara zelf. Dameszangensembles hingen in de
lucht...). Anthony Newcomb heeft in een academisch proefschrift de puntjes
op de "i" gezet (1969, veel later uitgegeven : The Madrigal at Ferrara,
1579-1597, 2vols. Princeton, 1980). Recentelijk heeft Laurie Stas de
individuele dames nog eens voor het voetlicht gehaald, in een bredere
muziek-sociologische context. Het zijn deze bronnen die ik hieronder in het
Nederlands parafraserend plunder.
Het concerto delle Donne (di Ferrara) was een legendarische
damesmuziekgroep aan het hof van Ferrara tussen 1580-1597 (= jaar van de
dood van Alfonso, 3 huwelijken, geen kinderen). Na zijn dood wordt het hof
ontbonden, de bezittingen gaan naar familie: Módena, incl. de hele
bibliotheek… die daar nog steeds is (zie programma). Ferrara zelf valt toe
aan de pauselijke staat. Nog geen 20 jaar gebloeid, maar toch heeft het de
muziekgeschiedenis veranderd. En dankzij een publicatie uit 1601 (van de
componist: Luzzaschi) en de manuscripten in Modena is de muziek die daar
klonk te reconstrueren…
Ferrara: niet zo groot plaatsje. Wel valt op het forse castello van
de familie d’Este dat er staat. U weet: Italië bestaat nog niet zo lang als
nationale staat. Het waren regio’s gedomineerd door steden en die steden
bestuurd door adellijke families en/of rijke kooplui: Medici van Florence..
// Gonzaga’s van Mantua, // Della Rovere van Turijn en Urbino… // Reken daar
gerust de familie D’Este bij van Ferrara. Misschien politiek in de tweede
helft van 16e eeuw al wat naar de achtergrond gedrongen, maar cultureel
misschien wel nummer 1. Het is bijv. heel moeilijk om iemand van naam te
vinden in de wereld van schilderkunst, literatuur of muziek, die niet enige
tijd in Ferrara is geweest. Een lijst van bezoekers zou bijna de complete ‘who’s
who’ van de 16e eeuw opleveren. Dat begon aan het eind van de 15e eeuw,
onder hertog Ercule D’Este. Hij en zijn zoon Alfonso gaven opdrachten aan
Bellini, Tintoretto, Raphael en Titiaan. Pietro Bembo schreef er zijn
literaire werk, Ludovico Ariosto's Orlando Furioso werd in 1516 in
Ferrara gepubliceerd. Givoanni Battista Guarini was een halve eeuw later aan
het hof verbonden en zijn ‘Il pastor fide’ werd daar voor het eerst
gecreëerd in 1590. Torquato Tasso zat in Mantua, maar onderhield nauwe
contacten met hof.
Toch is het vooral de muziek waardoor dit hof zich onderscheidt; De
Antwerpse organist en kapelmeester van de kathedraal Jakob Obrecht bezocht
eind 15e eeuw Ferrara en eindigde zijn carrière (en leven) daar als
hofcomponist. Hij werd opgevolgd door Josquin Desprez die dan het roer laat
aan niemand minder dan Antoine Brunel: Ik zal maar zeggen de Bach,
Beethoven, Mozart van hun tijd..
In het midden van de eeuw zien we Cipriano de Rore in Ferrara. Vaste
bezoekers waren: Marenzio, Alessandro Striggio van Florence
(bedrijfsspionage).
Eén van de grootste attracties van dat hof vanaf 1580 was de muziek die daar
gemaakt werd voor en door de hofdames. Het was privé muziek musica
segreta, voor de hertog en zijn vrouw… Eerst waren het enkele
getalenteerde hofdames die het leuk vonden om samen met de toetsenist,
Luzzaschi, en de zeer virtuoze bas (Giulio Cesare Brancaccio) zomaar eens
wat te zingen: Lucrezia & Isabella Bendidio, Leonora Sanvitale, and Vittoria
Bentivoglio. Dat was al voor de komst van de Marguerita Gonzaga (derde
vrouw, hertogin, 1579). De hertog was ook voor de "oprichting" van zijn
concerto delle donne al een groot liefhebber van vrouwen en hun gezang.
Hoe dan ook: de hobby van de hofdames werd door de hertog heel snel opgepikt
en handig uitgebuit, geprofessionaliseerd.
De zangeressen die dat zongen, zeker na de beginjaren, waren professionals,
en de top van de zangwereld van die dagen. Ik zal maar zeggen: equivalent
van Maria Callas of Cecilia Bartoli. Type ‘prima donna’ zoals dat enige tijd
later ingezet wordt voor de virtuoze en aartsmoeilijke arias in Italiaanse
operas…
Het ACM is een gezelschap van amateurs en professionals… Dus zijn de
stukken gekozen uit de eerste oogst aan madrigalen (wereldlijke muziek op
Italiaanse poetische teksten) die met dit hof en deze zangeressen verbonden
is. Nog relatief eenvoudige polyfone stukken… Pas in de laatste twee
van hofcomponist Luzzaschi gaan we de rijke versieringen horen die zo
kenmerkend waren (en lastig voor hedendaagse zangers, niet zozeer qua
techniek, maar qua interpretatie).
Laura Peverara (1550 Mantua). Zonder meer de beroemdste van de
drie. Reeds als 12jarige is er een lofdicht op haar zangtalent bekend van
Torquato Tasso… Zij speelde ook harp. Sterker nog: één van haar harpen, met
fraai snijwerk en andere decoraties staat nu als 'arpa doppia di Laura',
in de Galleria Estense in Modena. Ze krijgt muziekonderricht en talloze
dichters en componisten dragen hun werk aan haar op. Voor de hertog haar kan
overhalen naar zijn hof te komen, had ze haar sporen al verdiend en naam
gemaakt als solozangeres (zichzelf begeleidend) en ensemblezanger.
Vrouwenensembles waren er al voor het concerto delle donne di Ferrara (m.n.
in Mantua en Verona). Livia d’Arco is nog maar 15 als ze aan het hof van Ferrara komt (Zij
was een gezelschapsdame van - en bijna even oud als - Marguerita Gonzaga -
van Mantua -
die in 1579 met de hertog trouwt). Samen met Anna Guarini, de dochter
van de beroemde Ferrarese dichter Giambattista Guarini vormen zij het
professionele concerto delle donne di Ferrara. Geen pleziertje: hard
werken.
Zeker 3 uur per dag oefenen. De stukken voorbereiden en savonds altijd klaar
staan om mevrouw de hertogin te pleizieren of om de hertog te kunnen laten
'opscheppen' met zijn concerto als die weer eens komt binnenvallen
met wat gasten. En dan moet het gewoon kunnen: niet 10 minuten, maar voor de
rest van de avond. Mooie getuigenissen zijn bewaard van de hoogstaande
kwaliteit, souplesse, virtuositeit, maar ook fijngevoeligheid, waarmee zij
zongen.
De hertog zorgde ook goed voor ‘zijn dames’. Zo arrangeerde hij in 1582 het
huwelijk van Laura en Livia (beide met iemand van de adel van
Ferrara: zo waren ze nu zijn eigendom, niet meer van Mantua!) . De beide
bundels ‘il lauro secco & il lauro verde’ zijn ter gelegenheid
hiervan samengesteld (laura > lauro). Dichters (of samenstellers) zijn de vader van Anna
Guarini en Torquato Tasso himself. Een keur van componisten uit Italië heeft
een bijdrage geleverd.
Maar er is nog een fourth woman, eigenlijk de bijzonderste: die soms
ook meezong, en eigenlijk de meest getalenteerde van allen was: Tarquinia
Molza, kleindochter van een beroemde dichter. Zij is één van de weinige
vrouwen die erin geslaagd zijn om in een mannenwereld door te dringen en
zich daar te handhaven. (nouja). Ze heeft er naturlijk wel een prijs voor
betaald. Ze was de oudste van 9 kinderen (geboren 1542 in Mantua),
leergierig. Ze studeerde stiekum mee met haar jongere broertjes als die
thuis les kregen. Ze overtreft hen met gemak. Op 12 jarige leeftijd kan ze
al latijn, grieks, hebreeuws. Ze figureert in een filosofische dialoog die
even later geschreven wordt als persona dramatis. Na de dood van haar vader
komt haar moeder in een lastig parket. Het is alle hens aan dek om te
overleven. Gedaan met de studies. Maar Tarquinia huwt niet. Pas na lang
aandringen trouwt ze met een edelman uit de kringen van de familie Farnese,
Porrino. Hun huwelijk blijft kinderloos, iets wat zij zich - gezien enkele
van haar gedichten - niet echt heeft beklaagd. Ze wijdt zich na haar
huwelijk meteen aan een nieuwe studie: de muziek. zang, harp, luit,
klavecimbel…
OP een dag hoort haar leraar haar op een verloren moment improviseren.
Meteen besluit hij om haar nu ook compositi en contrapunt te onderwijzen.
Nadat haar man overlijdt in 1579, haalt Alfonso haar over om naar Ferrara te
komen. In 1582 is het zover. Zij wordt verbonden aan het hof, maar als
zelfstandige, ongelooflijk in die tijd. Ze bedong zelfs dat ze niet op het
hof hoefde te verblijven en had er een eigen huis. Zij instrueerde de
donne… Het staat niet opgetekend, maar het is bijna onvoorstelbaar dat
ze dat niet zou doen. Spil van het culturele leven aan het hof, zo begaafd,
een ster aan het firmament. Ik weet het zeker: Achter de schermen was zij de
director musikès. Luzzaschi speelde klavecimbel en componeerde. Zij
studeerde ze in, schoolde Livia bij, repeteerde de loopjes. En: hoeveel
teksten zijn misschien wel van haar hand?
Eigenlijk was ze een onafhankelijke vrouw. Een spilfiguur in het
intellectuele en muzikale leven van het hof. En zoals zovaak roept dat
afgunst op. Eind jaren 80 doet het gerucht de ronde dat ze een affaire
heeft, met de hofmusicus van Mantua, Giaches de Wert, die maar al te
vaak in Ferrara te vinden was. (UIt 1584 dateert een brief van de hertog van
Mantua die hem maant om terug te komen, stante pede). Als de hertog van
Ferrara ze ondervraagt ontkennen ze niet dat ze goed bevriend zijn (beide
zijn rond de 50 en alleenstaand na een huwelijk), maar ontkennen dat het ze
een amoureuze relatie is. Dan duiken er passionele brieven op, die echter
objectief niets bewijzen. De schijn is genoeg; niet vanwege de seksuele
moraal, maar vanwege de overtreding van de grenzen van de klasse: Tarquinia
was via haar huwelijk van adel; zij was hofdame van de hertogin en De Wert
was maar een musicus: hoe beroemd ook: lid van het dienstpersoneel. Ze wordt
verbannen en vertrekt naar Modena. Daar begint zij overigens een eigen
'salon' en blijft ze een veel geprezen en gesolliciteerde persoon. Echter:
zij moet voortaan wel zelf, helemaal zelf, haar belangen op alle fronten
verdedigen. Enkel in de meest progressieve en liberale van alle Italiaanse
steden lukt haar dat: in Rome.
beide portretten zijn
in het bezit van de huidige gravin: Giovanna Molza.
Daphne, Apollo, de muzen en de laurierstruik: Waarom
al die laurierstruiken in de madrigaalteksten??
Eén van de 12 Olympische goden is Apollo, de god van het licht, jeugd,
schoonheid; tweelingbroer van Artemis: godin van de jacht…
Altijd met pijl en boog op pad. In z'n vrije tijd herdert hij zowat. Als
beloning ontvangt hij zo ooit van zo'n heder een lier, van dan af zijn vast
attribuut: Godheid van de muziek.
Dat wil zeggen: van de muzen…. Met hen woont hij op de Parnassus… of
op de Helikon. 'Muzen', dat is de Griekse manier om aan te geven dat de
mensen soms dingen maken/doen die eigenlijk verrassend zijn: muziek, maar
ook voor dans (Terpsichore), voor poezie…, retoriek wetenschappen en
toneel…. zijn er aparte muzen. Eigenlijk zijn het de Negen dochters van
het ‘geheugen", de kracht van de mens om de tijd te omspannen en te
bedwingen: Een grote prestatie op dat terrein werd bekroond met … de
lauwerkrans: laurier.Eerst dat, pas later: overwinning (sport). Nutteloze
dingen dus, en die zijn - zoals u weet - de belangrijkste in het leven. Waarom de lauwerkrans…. Daarover is een mooi verhaal. Apollo
heeft namelijk in zijn leven kapitale fout gemaakt: gespot met Eros. En
spotten met Eros - met de liefde - moet je niet doen. Nooit. Hij had
gelachten met de kleinheid van diens boog… speelgoed. En dan nog:
vaardigheid. kun je toch niet mee mikken. Wraak: Eros schiet gouden pijl op
Apollo, waardoor hij verliefd op de nimf Daphne. dochter van de riviergod
Peneios.
achtervolgt haar… maar Eros heeft nog een pijl op zijn boog, een loden pijl
: Daphne niet in staat om iemand lief te hebben. Apollo stalkt Daphne totdat
ze hulp inroept van haar vader en die verandert haar net op tijd in een
boom…. laurierboom.
Daar staat Apollo dan… weeklagend voor de laurierboom. Smoorverliefd op haar
takken. Dit is de reden waarom de laurier zijn heilige boom is…. en zo’n
grote rol speelt in deze gedichten. (griekse woord 'daphnè' = laurierboom) Die natuurlijk teruggaan op Petrarca.
Dante … Beatrice // Boccaccio zijn Fiammetta… // Petrarca z’n Laura,
die zij allen – vreemd – voor het eerst zien op de drempel van een kerk.
Beatrice en Laura bleven zoals u weet voor Dante en Petrarca het voorwerp
van een onbereikbare liefde. Beide vrouwen huwden een andere man en werden
te snel aan het leven onttrokken. Al heeft Petrarca steeds volgehouden dat
ze ook echt bestaan heeft, kun je je afvragen of dat zo was. Maar eigenlijk
doet deze petite histoire er niet echt toe. De beminde Laura fungeert
bovenal als een cluster van homoniemen. l’aura (briesje), l’aurora
(dageraad) en l’ora (uur) naar het ongrijpbare, vluchtige karakter van de
vrouwelijke verschijning. Door de (gedeeltelijke) klankovereenkomst vind je
Laura's naam ook in l'oro (goud) en dus ook in lauro (laurier), of aurea:
goud. Samen met de Latijnse naam, l’aurea, staat de laurier voor de
dichtkunst, Petrarcas ware roeping..
Petrarkisme…. met z’n voorkeur voor tegenstellingen: maniëristisch in deze
gedichten.
Luzzaschi: weten we weinig van, een bescheiden en vriendelijke man, naar
het schijnt. Zeer actief… vooreerst als organist, zo staat er ook op zijn 7
boeken met vijfstemmige madrigelen die gepubliceerd zijn. Leraar van
Frescobaldi. Wat opvalt in zijn composities is natuurlijk dat enorme
activiteit in de hoge regionen: vol met versieringen.
U kunt zich een standaard meerstemmig stuk wel voorstellen. De
muziekstemmen klinken samen, maar vol spanning, wedijveren, imitatie,
samen-klinkende, samen-spannende relaties, zowel verticaal als horizontaal.
Maar nu vanaf het midden van de 16e eeuw begint men steeds meer te
experimenteren: Een virtuoze bas… okay: dat kan, maar toch bijna vanzelf
heeft die stem iets ondersteunends en even bijna vanzelf krijgen hoge
stemmen de overhand. Dit leidt tot de reductie van de onderstemmen tot
begeleiding en de sopraan als solostem alleen. Typisch, en die mag dan ook
meer doen dan het gewone. Maar in Ferrara is het toch nog iets anders, iets
vreemder, iets unieks ook: niet 1, niet 2, maar 3, soms zelfs 4
sopranen worden ingezet. Hun tessituur (stemomvang) is groot en hun
virtuositeit ook. Ze klinken zo rapporteert Striggio aan het thuisfront ….
alsof engelen samen zingen. door elkaar…. wedijverend, antwoordend,
imiterend en met de toevoeging van ingestudeerde virtuoze hoogstandjes…
Echter: ook de expressieve figuratie focust op de affectieve uitbeelding. In
elk geval mag die die niet in de weg gaan staan, noch alle aandacht voor
zichzelf opeisen (zoals onherroepelijk gebeurt: je voelt de eerste opera’s
komen). Zowel compositorisch als qua uitvoering is de muziek van Ferrara
uniek geweest. Zij verdient ook daarom alleen al meer aandacht...
Madrigali per
cantare et sonare a uno, doi, e tre soprani’ (1601):
Aura soave.... van Luzzaschi door Chris Magnus (soprano) en Jetty
Janssen (clavecin)
Aura soave di segreti
accenti
Che penetrando per
l’orecchie al core
Svegliasti là dove
dormiva Amore
Per te respiro e vivo
Da che nel petto mio
Spirasti tù d’Amor
vital desio
Vissi di vita privo
Mentre amorosa cura in
me fu spenta
Hor vien che l’alma
senta
Virtù di quel tuo
spirito gentile
Felice vita oltre
l’usato stile
Briesje, zoet en vol van geheime
boventonen,
dat via de oren tot het hart
doordringt,
Jij wekte daar mijn sluimerende
Liefde.
Door/voor jou adem en leef ik,
doordat jij in mijn borst,
een levendig verlangen naar Liefde
inblies.
Ik leefde zonder te leven,
terwijl de aandacht voor de liefde in
mij kwijnde.
Maar nu kom, zodat mijn ziel, dankzij
jouw zachtmoedige geest, voelt dat er een leven is
veel gelukkiger dan waaraan ze gewend
is.
Laat ik eindigen met een getuigenis waarin op bevattelijke wijze wordt
beschreven wat die bevoorrechte luisteraars hebben mogen horen die in
Ferrara werden toegelaten tot de musica secreta (Giustiniani
Vincenzo: Discorso sopra la musica die suoi tempi):
"En ze waren zeer bekwaam, die dames, zowel die in Mantua als in
Ferrara, niet alleen vanwege de kwaliteit van hun stemmen, maar ook van
wege de welgekozen versieringen, nooit excessief (zoals de falsetzanger
Giovan Luca (Rome)). Nu eens terugnemend, dan weer versnellend, soms
zacht, dan aanzwellend… soms aandringend dan plots weer terughoudend,
begeleid door een zoete zachte zucht, dan weer met lang passagewerk, goed
uitgevoerd en helder, nu eens legato zingend, dan met enorme
sprongen, en trillers, lang, kort, en dan weer een zachte passages,
waarbij men soms plots een echo hoort, een geïmproviseerd
antwoord. En hun houding, gelaatsuitdrukking en gebaren: net zo elegant als de muziek zelf,
en altijd passend bij de muziek en de inhoud. En dat allemaal zonder dat
de persoon zelf ongepast beweegt, met de mond of de handen. Ook de
gebaren zijn altijd gericht op de expressie, en ten dienst van wat ze
aan het zingen zijn, als het ware de woorden verduidelijkend. En ze
zingen altijd op zo'n manier dat ze dan men zelfs de laatste lettergreep
van een woord kan verstaan. Nooit wordt een woord onderbroken of
weggedrukt door passagewerk of versieringen..."
OF MET CONTEXT in het ENGELS: Vincenzo Giustiniani, Discorso sopra
la musica de suoi tempi (1628, ms.):
"In the Holy Year of 1575, or shortly thereafter, a style of singing
appeared which was very different from that preceding. It continued for
some years, chiefly in the manner of one voice singing with
accompaniment, and was exemplified by Giovanni Andrea napoletano, Signor
Giulio Cesare Brancaccio, and Alessandro Merlo romano. These all sang
bass with a range of 22 notes and with a variety of passagework new and
pleasing to the ear of all. They inspired the composers to write similar
works to be sung by several voices in the manner of a single one
accompanied by some instruments, in imitation of the above-mentioned and
of a certain woman called Femia. But they achieved greater invention and
artifice, which resulted in some Villanellas which were a mixture of
Madrigals in florid style and Villanellas. Many books of these by the
aforementioned authors and by Orazio Vecchi and others are seen today.
But as the Villanellas acquired greater perfection through more artful
composition, so also every composer, in order that his compositions
should satisfy the general taste, took care to advance in the style of
composition for several voices, particularly Giaches Wert in Mantua and
Luzzasco in Ferrara. They were the superintendents of all music for
those Dukes, who took the greatest delight in the art, especially in
having many noble ladies and gentlemen learn to sing and play superbly,
so that they spent entire days in some rooms designed especially for
this purpose and beautifully decorated with paintings. The ladies of
Mantua and Ferrara were highly competent, and vied with each other not
only in regard to the timber and training of their voices but also in
the design of exquisite passages delivered at opportune points, but not
in excess (Giovanni Luca of Rome, who served also in Ferrara, usually
erred in this respect).
Furthermore, they moderated or increased their voices, loud or soft,
heavy or light, according to the demands of the piece they were singing;
now slow, breaking off with something of a gentle sigh, now singing long
passages legato or detached, now groups, now leaps, now with long
trills, now with short, and again with sweet running passages sung
softly, to which sometimes one heard an echo answer unexpectedly. They
accompanied the music and the sentiment with appropriate facial
expressions, glances and gestures, with no awkward movements of the
mouth or hands or body which might not express the feeling of the song.
They made the words clear in such a way that one could hear even the
last syllables of every word which was never interrupted or surpressed
by passages and other embellishments. They used many other particular
devices which will be known to persons more experienced than I. And
under these favorable circumstances the above-mentioned musicians made
every effort to win fame and the favor of the Princes their patrons, who
were their principal support."