Peter Philips


Home | Archief | Componisten

 

 

Muziek in ballingschap

 

concert-plus in Anglicaanse kerk, Antwerpen,

15 februari 2004

 

De muziek van Peter Philips (1561-1628) – dwars – geplaatst in zijn tijd

  

  • Op de vlucht:

    of hoe een koorknaap van St. Pauls in London klavierleraar wordt in Antwerpen

  • Op bezoek:

    of hoe een ‘Inglese’ op bezoek gaat bij Sweelinck en wordt gearresteerd in Middelburg

  • Gesettled:

    of hoe aan het hof van Albert & Isabella te Brussel de contrareformatie op kruissnelheid komt

  • (uit) Balans:

    of hoe de protestantse rede de zinnen probeert in te tomen, terwijl ze van Rome vooral hun gang moeten gaan

 

 

 

Op de vlucht

of hoe een koorknaap van St. Pauls in London klavierleraar wordt in Antwerpen.

 

Het is het jaar 1561. Verplaatsen we ons in gedachten naar de overzijde van het Kanaal.

John Knox heeft met zijn scherpgeslepen pen het net voor elkaar gekregen om de hele Church of Scotland gereformeerde leest te schoeien, als vanuit Frankrijk de nieuwe koningin, Mary Stuart, arriveert: jong, schoon en net weduwe geworden van de franse koning. Zij is goed rooms-katholiek grootgebracht en niet van plan om zich in religieuze en andere zaken de wet te laten voorschrijven door een stelletje ongecultiveerde boeren (ja, ze is door en door frans en waant zich dus zeer geciviliseerd) en omhoog gevallen geestelijken. Zij laat gewoon de mis opdragen in de hofkapel, geheel volgens de roomse ritus. 

Vol spanning kijkt de paus vanuit Rome toe. Zal Mary Stuart, Queen of Scots, in de voetsporen treden van die andere Maria, Mary Tudor (beter bekend als Bloody Mary, eigenlijk een beetje unfair t.o.v. haar voorlopers en opvolgers) en er in slagen (delen van) de Britse eilanden terug te winnen voor Rome?

 

Het is nog steeds 1561. In Engeland (in London, wie zal het zeggen ?) wordt een jongetje geboren die we een goeie 10 jaar later terugvinden in de registers van het koor van St. Pauls Cathedral als Peter Philips. Hij zingt daar als de beste de mis volgens het ‘Book of Common Prayer’, want Queen Elisabeth heeft vastberaden de kerkelijke hervormingskoers van haar vader, Henry VIII voortgezet. Sebastian Westcote, aalmoezenier van de kathedraal en verantwoordelijk voor de opleiding van de jongens, is daar helemaal niet gelukkig mee. Hij leert ze wel de mis zingen volgens het Book of  Common Prayer maar onder protest, en niet onder stil protest, neen, hij laat geen kans voorbij gaan om zijn ongenoegen te uiten.

Hij vindt dat niet Elisabeth op de troon van Engeland moet zitten, maar Mary Stuart. De paus heeft zelf gezegd dat zij de enige is die rechtmatig aanspraak kan maken op de troon. En was de paus niet - onder God – het hoogste gezag op aarde?

Westcote blijft wat hij is: rooms-katholiek tot in de kist. Dat hij niet gearresteerd is of is moeten vluchten mag een wonder heten of – iets banaler – betekent dat hij bescherming genoot van hogerhand.

In dit milieu, in deze sfeer, gevormd door deze man, groeit de jonge Peter Philips op. Hij maakt mee hoe Mary Stuart in conflict komt met haar eigen volk, naar Engeland vlucht en aldaar in gevangenschap verzeild raakt. Hij beleeft mee – waarschijnlijk van heel dichtbij – hoe zij – juist daardoor – uitgroeit tot hèt zinnebeeld van het in Engeland half getolereerde, half vervolgde rooms-katholicisme: als je je stil hield, uiterlijke aanpaste kon je blijven functioneren (zo William Byrd), als je openlijk weigerde naar de Anglicaanse mis te gaan werd je opgesloten (zo Francis Tregian, de compiler van wat wij nu kennen als het Fitzwilliam Virginal Book) als je al niet voordien gevlucht was naar een congenialer buitenland.

 

Als Westcote sterft in 1582 laat hij aan enkele van de zangers (die bij hem inwoonden blijkens het testament) een bedrag na. Eén van hen is Peter Philips. Hij krijgt 5 pond, 13 shillings en 4 cents (de ‘rest’). En een maand later is Philips op weg naar Rome. Waarom?

-         Om zijn godsdienst vrij te kunnen beleven?

-         Zin voor avontuur?

-         Wilde hij de wereld wel eens zien?

-         Wilde hij Palestrina, Marenzio, Victoria, Guarini en al die andere Romeinse componisten ontmoeten?

Wie zal het zeggen: Pour la foy catholique staat er later op op zijn verblijfsvergunning in Brussel vermeld (1597) èn het zal – allemaal – wel waar wezen. In elk geval wordt hij in Rome hartelijk onthaald in het ‘English College’ en binnen de kortste keren is hij er organist. Kardinaal Alessandro Farnese wordt zijn beschermheer en Felice Anerio collega-kapelmeester. Voor een goed 20-jarige muzikant geen slechte carrièrestart!

 

Nog mooier wordt het als in 1585, het jaar dat die andere Farnese er in slaagt Antwerpen op de knieën te krijgen (waarna de grondige rekatholisering van de Zuidelijke Nederlanden kan beginnen), vanuit Engeland een zeker Lord Thomas Paget in Rome arriveert. Deze prominente adellijke refugee neemt Philips in dienst en trekt met hem Europa door (lobbyend tegen Elisabeth?): Genua, Madrid, Parijs. Misschien had Lord Paget zelfs wel iets te maken met de opbouw van de grote Armada tegen Engeland, want in 1588 moet hij toevallig in Antwerpen zijn, net voordat de Armada koers zet naar de Britse wateren èn roemloos ten onder gaat. Lord Paget: voor Peter Philips moet deze man een soort tweede vader zijn geweest. Samen met hem vestigt hij zich in 1589 in Brussel. Ruim een jaar later sterft Paget.  Ter ere van deze zijn tweede vader schreef Philips waarschijnlijk zijn beroemde

Pavan and Gagliard Paget.

 

Nú staat Philips er alleen voor. De ‘Wanderjahre’ en de ‘Wunderjahre’ zijn voorbij. Het wordt werken om aan de kost te komen. Hij vestigt zich in Antwerpen als muziekleraar en trouwt met Cornelia de Mompère : He was maried in Andwarpe (let op de volledig correcte weergave van het Antwerpse dialect in deze spelling !) where he [...] mainteyned him self by teachinge of children of ye virginals being very cunning thereon.

Maar vergis u niet: Zijn passage in Antwerpen enkele jaren eerder was niet onopgemerkt gebleven. Reeds in zijn eerste jaar in Antwerpen redigeert hij voor Petrus Phalesius een eerste muziekpublicatie met madrigalen (Melodia Olympica, 1591), waarin o.a. 5 van Marenzio,  4 van Nanino en 3 van Palestrina (Italiaanse componisten die hij persoonlijk heeft gekend in zijn Romeinse tijd) en 4 van hemzelf…

 

Eén van die madrigalen, een droevige vol liefdesverdriet werkt hij later om tot het 8-stemmig motet: vulnera manuum. Als u het straks hoort, zult u wel begrijpen waarom zijn komst niet onopgemerkt voorbij kon gaan: prachtige muziek. Geen noot te veel en toch ongemeen expressief.

 

En als hij op 7 juni 1592 zijn eerste en enige kind, Leonora, ten doop houdt in de OLV-kerk is één van de doopgetuigen een zekere Cornelis Pruym, bekend muziekmecenas, bevriend met Hubert Waelrant. Philips is dus ‘binnen’. Hij hoort erbij, deel van de incrowd.

Philips in den vreemde, de vluchteling, om des gewetenswille, het gaat lukken…. en zeker in Antwerpen gaat het lukken, want er is geen stad in de wereld, zo open voor de wereld als een havenstad, een metropool waar vreemdelingen komen en gaan, waar alle talen gehoord worden op de markten, waar iedereen zijn capaciteiten ten volle mag inzetten en de eer ontvangen die hen toekomt, ook een asylzoeker als Peter Philips, tenminste in de 16de eeuw.

 

 

 

 

2. Op bezoek

of hoe een ‘Inglese’ op bezoek gaat bij Sweelinck en vervolgens wordt gearresteerd in Middelburg.

 

Aangrijpend mooi was dat motet daarnet. In vraag en antwoord: Wie heeft toch die wonden in uw handen veroorzaakt ? Wie u geslagen ?... Mijn vrienden - amici mei - in het huis van mijn liefde, antwoordt het andere koor met donkere klanken.Wonderlijke tekst (vrij naar een profetie van Zacharia (13:6). Wel wat bevreemdend die tekst, over die wonden in de handen (van Christus natuurlijk, had u al begrepen) en dan de wens om je eigen wonden te mogen likken en te mogen opademen vanwege de grote goddelijke liefde die uit Christus’ wonden blijkt. En dat verpakt in die bijzonder mooie en droevige tonen: zoete pijn. Suavis, dulce. muzikale toverwoorden die u nog wel vaker zult horen. Kernwoorden zijn het uit de mystiek Zoals in het programmaboekje staat  past deze tekst perfect in de eeuwenoude praktijk van vrome meditatie van Jezus’ wonden, zoals bijv. verwoord in het monumentale Middeleeuwse gebed in versvorm: Salve mundi salutare. In dat gebed wordt daar niet 1 strofe aan gewijd (zoals hier), zoals nu, maar maar liefst 74. Alle ledematen van Jezus, hangend aan het kruis, worden bemedi­teerd om uit zijn wonden zoete troost te halen… Ja, nu glimlacht u wat monkelend of medelijdend, ongezond masochisme, maar aan deze vrome praktijk hebben wij wel het koraal van Paul Gerhardt ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ te danken en Buxtehude’s Membra Iesu Nostri. Philips schaamt zich niet voor deze traditie… Dat is wel duidelijk. Afin, we zetten onze levensschets voort.

 

‘t Is inmiddels 1593. Philips gaat op reis naar Amsterdam. Wat heeft hij daar te zoeken in het kille calvinistische Noorden. In volle oorlogstijd. Het antwoord is simpel. Hij heeft de reis ondernomen ‘to sie and heare an excellent man of his faculties’, een toetsenman bedoelt hij ook very cunning thereon, een collega: Jan Pieterszoon Sweelinck, organist van de Oude Kerk. Absolute top. Philips had groot respect voor hem en dat was blijkbaar wederzijds, gezien het feit dat Sweelinck zich verwaardigde om een aantal variaties te schrijven op Philips beroemdste pavane, die in heel Europa is gespeeld, zowel in consort-vorm als in keyboardversie, zoals hij is overgeleverd in het Fitzwilliam Virginal Book, met de glosse in de marge: The first Philips ever made en als jaartal: 1580. Zou het ?

Dit was een gevaarlijk reis. De oorlog was wel niet algemeen, maar Holland en Zeeland waren wel de voornaamste der opstandige provinciën. Op de terugreis naar Antwerpen verblijft Philips enige tijd bij vrienden in Middelburg, waarschijnlijk ook refugees, bijna allen muzikanten. De haven van Middelburg was trouwens in volle expansie, omdat o.a. de Britten na de val van Antwerpen (1585) hun ‘natie’ daarheen hadden overgebracht vanuit Antwerpen. Plots wordt hij garresteerd; hij zou betrokken zijn bij een complot tegen Queeen Elisabeth. Hij wordt overgebracht naar Den Haag en verblijft enkele maanden in de gevangenis terwijl het onderzoek loopt. Uiteindelijk mag hij gezuiverd van alle blaam net voor Kerstmis terugkeren naar Antwerpen.

 

En z’n ster rijst snel. Eerst als klaviervirtuoos, maar meer en meer ook als componist van levendige en frivole madrigalen, helemaal up to date, helemaal Italiaans deze Engelsman in Antwerpen: Guarini geïmiteerd, Marenzio geïntavoleerd en veel van zijn eigen madrigalen verschijnen in bloemlezingen in heel Europa..

 

 

 

3. Gesettled

of hoe aan het hof van Albert & Isabella te Brussel de contrareformatie op kruissnelheid komt

 

Prachtig vond ook de Habsburgse aartshertog uit Oostenrijk het, Albert/Albrecht, regent van de Spaanse Nederlanden. Hij haalde Philips meteen naar Brussel en stelde hem aan als organist, ookal had hij er al één. Hij keek trouwens niet op één muzikant meer of minder aan zijn hof. Op een gegeven moment had hij bijv. drie organisten in dienst, waarvan twee de absolute top: Peter Philips en Peeter Cornet de laatste een echte Brusselaar. En moet u zich voorstellen: dan arriveert in 1613 ook nog de meest virtuoze toetsenist van Engeland, John Bull aan dit hof… Wordt ook meteen geëngageerd! Wat een weelde en dat in een land dat economisch helemaal aan de grond zit vanwege de maar niet aflatende burgeroorlog met en in de Noordelijke Nederlanden. En oorlogvoeren kost geld, handenvol geld. Dat is nooit anders geweest. Voor hun inkomen waren de muzikanten dan ook beter niet van de staatskas afhankelijk. De kerk bood meer werkzeker­heid. Philips ontvangt de lagere wijdingen en krijgt vervolgens de prebenden die horen bij verschillende posten in den lande (o.a. Soignies). Financieel heeft hij het eigenlijk niet nodig, want hij verwerft ook een behoorlijk inkomen als componist in opdracht en ook zijn bundels met geestelijke muziek verkopen goed.

Peter Philips in de rouwstoet voor Albert van Oostenrijk 

Eén van de eerste hoogtepunten in Philips hofcarrière is ongetwfijeld het glorieuze huwelijk geweest van aartshertog Albert met Isabella van Spanje in 1599. Sommigen suggereren dat twee motetten over teksten uit het Hooglied (Ecce te pulchra es en  Quae est ista) uit de bundel 8-stemmige Cantiones Sacrae uit 1613 moeten verbonden worden met dit evenement. Die associatie is logisch, tenminsten voor onze rede, het is is immers pure liefdeslyriek, maar dan lezen we wel met moderne ogen. Immers in de traditie van de kerk gaat het Hooglied helemaal niet over aardse liefde en lichamelijk erotisch verlangen (dat u dat zelfs maar durft te denken, foei !) maar natuurlijk over de mystieke liefdesband tussen God en zijn kerk, Christus en de ziel, of tussen de gelovige en Maria, u mag kiezen…

Het is m.a.w. een tekstboek vol met contemplatieve erotiek, geheel  in de lijn van Plato’s beschouwingen over de ‘eros’ in zijn tafelgesprekken (het ‘Symposium’). Het feit dat de Statenvertalers in de 17de eeuw consequent de mannelijke ik-hij-persoon in het Hooglied met een Hoofdletter schrijven, spreekt boekdelen. Jacobus Revius heeft zelfs een volledig zingbare berijming van het Hooglied gemaakt, waarin de mystieke betekenis geëxpliciteerd wordt. En – let wel – men vond dat géén inlegkunde maar een correcte vertaling. Immers de eigenlijke betekenis van de hele Heilige Schrift was: Christus. O tempora, o mores !

 

In deze traditie stond Philips niet met één been, maar met beide benen (en had hij een 3de gehad, met die zou hij er ook in staan). Nog nooit ben ik een strijdbaardere roomskatholieke componist tegengekomen als Philips. En rekent u maar de zijn strijdbare contra-reformatorische geest naadloos aansloot bij de cultuur en politiek van het hof van  Albert & Isabella. Precies daarvoor waren zij aangesteld: om de ‘door ketterij besmette’ zuidelijke Nederlanden weer in het garaal van Rome en Spanje te kijgen.

 

De keuze van de onderwerpen van zijn motetten en de ‘opdrachten’ voorin de muziekbundels van Philips spreken in dit verband boekdelen. Het is bijna allemaal Maria en het Heilig Sacrament wat de klok slaat, geheel in lijn met de contrareformatie die hier te lande goed begint door te zetten. De 30 motetten van de bundel waaruit wij geput hebben (Cantiones Sacrae octonibus vocibus) zijn bijv. opgedragen aan de Allerhoogste God en zijn Apostel Petrus en dan volgt een bijzonder gedreven laudatio op deze ambtsdrager:

-         de eerste onder de kerkvorsten, de eerste van alle vaderen, de eerste van alle herders

-         Door de vorst van het licht zelve uitverkoren en aangesteld over de gehele aarde

-         die wel aangevallen wordt door de vorst der duisternis, maar het zal tevergeefs zijn.

-         Hoe hard de hel ook loeit, haar duisternis zal het licht nooit overwinnen..

want PETRUS staat voor eeuwig, altijd VORST en altijd Petrus.

Aan u dus, zo besluit Philips, en u verstaat het latijn wel: “Tibi ergo, PRAESES, princeps, pater, pastor, petra”… draag ik deze mijn bescheiden noten op om de concordia (harmonie) te prijzen die Gij, PETRUS, verspreidt en de discordia (wanklanken) der ketters te doen verstommen.

En het eerst triomfantelijke motet is een 8 stemmige zetting van de bijbeltekst: Tu es Petrus, Gij zijt Petrus en op deze Petra, rots zal ik mijn kerk bouwen. Moet u nog meer bewijs dat Peter Philips een overtuigde roomskatholiek was! En is het dan niet veelzeggend dat hij altijd achter zijn naam vermeld: Anglo of Inglese. Peter Philips, de Engelsman. Ook vanaf het vasteland bleef hij met de maagd Maria strijden tegen the Virgin Queen Elisabeth en later met het hele latijnse missaal tegen King James en zijn vertaling.

 

 

 

4. (uit) Balans

of hoe de protestantse rede de zinnen probeert in te tomen, terwijl ze van Rome vooral hun gang moeten gaan

 

In 1636 hield de bisschop van Norwich een visitatie in Bury St. Edmunds. Hij ontdekte dat de parochianen het hele kerkinterieur hadden veranderd. Zo zag hij een “gigantische lessenaar”, die de toegang tot het koor blokkeerde, terwijl het koor zelf gevuld was met zitplaatsen die “helemaal tot onder het oostelijk venster” doorliepen, hoge kerkbanken in het middenpad, een preekstoel halverwege het schip. Door deze opstelling was de preek verstaanbaar tot in alle uithoeken van de kerk. Dit is een mooi beeld van wat de gestaag doorzettende reformatie heeft betekend voor de vorm van de eredienst, de liturgie en dus ook voor de rol van de professionele kerkmuziek, misschien niet zozeer in Engeland, want de Anglicaanse kerk is altijd een kerk geweest die van beide het beste wilde bewaren, of van twee walletjes wilde eten, net hoe je het ziet. Maar bijv. wel in de Noordelijke Nederlanden. De protestantse fixatie op het Woord alleen leidde namelijk tot het misverstand dat er alleen nog maar ‘woorden’ mochten worden gezegd, terwijl de oospronkelijk leer enkel wil zeggen dat  ‘als criterium’ om God ter sprake te brengen uiteindelijk het Woord doorslag­gevend is, maar dat God wel degelijk op veel manieren kan ter sprake gebracht, ook via de 5 zintuigen. Luther heeft dat altijd geweten en is dat ook blijven verdedigen tegen de calvinisten, m.n. wat de muziek betreft: Why should the devil have all the good music, heeft hij ooit gezegd, maar dan in het Duits. Maar de argwaan jegens de zintuigen en de kunst, die natuurlijk eerst de zintuigen aanspreekt en dan pas het verstand; de argwaan daartegen dus als hulpmiddel bij en vehikel voor voor de geloofsoverdracht, leidde hier te lande tot een beeldenstorm, tot grote witte muurvlakken en eenstemmig psalmgezang. Wat overigens ook een cultuurkeuze op zich is die in theorie even krachtig zou kùnnen zijn als die van de Cisterciënzers in de Middeleeuwen.

 

Maar omgekeerd – en daar gaat het mij nu om – leidde precies die protestante argwaan tegen sensualiteit bij de roomse activisten van het nieuwe katholicisme tot de reflex om de kunsten tot hèt vehikel van het heil bij uitstek uit te roepen. Vanaf de 17de eeuw worden ze door de roomskatholieke kerk opgevorderd, alle kunsten en totaal. De kerk gebruikte schilderijen, beelden, architectuur ter bevestiging van de traditionele leerstellingen – en dan natuurlijk vooral van die leerstelling die door de hervormers werden afgewezen en ter verdediging van nieuwe dogmatische accenten. Ziedaar de barok, militant en sensueel. In een zondvloed van nieuwe kunstwerken werd de fantasie van de gelovigen geprikkeld door beelden van engelen die zieltjes uit het vagevuur redden, pausen en bisschoppen in opvallende vrome houdingen, een wonderen verrichtende Petrus, het heilige hart van Maria (een godsdienstig motief dat de Jezuïeten sterk propageerden) en stralende afbeeldingen van Corpus Christi, het heilig sacrament. Om het Antwerps te houden: Rubens' kerkelijke kunst (wat een vreselijk doorzichtige propagandaprenten zijn dat vaak! En lelijk. Zie bijv. de verering van de hostie in de Sint-Paulus) en de kerk van de Jezuïeten, nu Carolus Borromeüs.

Een overdadig appèl op alle zinnen gericht op één ding gericht: De gevoelens van de mensen overweldigen om ze in te prenten dat de kerk triomfeert op aarde vanuit de hemel.

 

Het contrareformatorische hof van Albert en Isabella in Brussel is resoluut deze weg ingeslagen. De muziek van Peter Philips staat aan het begin van deze traditie. Hoewel de motetten uit de bundel van 1613 qua compositietechniek en sfeer nog met één oog naar het verleden kijken (de muzikale vorm is klassiek). De inhoud en de intentie van de muziek – is al volop barok. En juist zo – tussen twee werelden, tussen de tijden – is zijn muziek zo mooi.

 

Daarvan tot slot nog twee voorbeelden. Een verrassend ingetogen toonzetting van de lofpsalm bij uitstek, psalm 100. Jubilate Deo. Verrassend, óók qua tekst vind ik als protestant. U moet maar eens opletten. De wijziging t.o.v. de bijbelstekst is typisch eucharistisch katholiek:  De psalmdichter gaat het om de belijdenis  dat de ‘HEER’ (Dominus, Hebreeuws: de Godsnaam) God (Deus) is. Dus: Treed nader voor zijn aangezicht met gejubel, omdat de HEER God is (subtext: Hìj en niemand anders! Gelukkig). Philips maakt ervan (d.w.z. het Romeinse brevier): Intrate conspectu ejus in exsultatione, quia Dominus ipse est. treedt voor zijn aangezicht met gejubel, omdat de HEER zelf er is, d.w.z in zijn huis, m.n. in het sacrament (bewaard in de tabernakel. De 'godslamp' als presentie-indicator). De psalm krijgt er een sacramentele kleur door. Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom de sfeer helemaal niet triomfalistisch is (jubelend), maar innig en vol ontzag. En deze innerlijkheid blijft communiceren, deze mystieke vroomheid doet het nog, ook over de eeuwen heen, óók over de grenzen tussen de kerken heen, Immers: de katholiek-protestantse confrontatie in de kunst, die parallel loopt met de 16de en 17de eeuwse godsdienstoorlogen… liet Europa achter, bezaaid met gebouwen die elkaar luidruchtig bleven uitdagen en kunstopvattingen die elkaar bleven bekampen in een ‘Entweder-Oder’. Het barokke katholicisme in kleuren en kronkelende vormen bevestigde met veel pracht en praal de cultus van de heiligen, en de doordringing van het materiële met het heilige in het misoffer… Dit contrasteerde scherp met de protestantse opvatting van eredienst waarbij het kerkgebouw slechts een passend auditorium moet zijn waar de uitverkorenen bijeen konden komen om te luisteren naar de verkondiging van het woord

 

Trouwens: De grenzen tussen de kerken lopen nooit zo precies als de theorie die voorschrijft.

Natuurlijk waren er ook altijd vrome roomskatholieken die in een barokke tijd snakten naar een eenvoudige, eerlijke en meer geconcentreerde expressie van het geloof (Jansenisten van Port-Royal en Pascal; Tous les matins du monde) en natuurlijk waren er onder oprechte protestanten ook altijd vrome zielen die het vreselijk vonden dat ze gedwongen werden hun zintuiglijkheid te ontkennen. Ik zei het al: Luther zag niet in waarom ‘the devil should have all the good music’. En hij had natuurlijk groot gelijk.

 

Daarom – tenslotte – dat het een mooi staaltje van historische ironie is, dat de Renaissance van de mzuiek van Peter Philips begon in het Engeland dat hij ontvluchtte. De publicatie van Fitzwilliam Virginal Book (1899) veroorzaakte een schok in muziekminnend Engeland. Plotseling bleek er een enorme rijkdom aan klaviermuziek te bestaan (grofweg periode 1560-1620), waarin Peter Philips met 19 composities na William Byrd en John Bull een eervolle 3de plaats inneemt. Maar de paradox is nog troostrijker als we ons realiseren dat Philips geestelijke muziek, die dus volkomen georiënteerd is op de Latijnse mis, volgens de liturgische principes van het contrareformatorische concilie van Trente, heden ten dage vooral gezongen wordt in kerken van de Anglicaanse traditie, de geloofsgemeenschap die Philips in de 16de eeuw zo hartgrondig heeft verworpen en bestreden tot in het titelblad van de uitgave toe.

Het begon overigens allemaal in de (roomskatholieke) Westminster Cathedral, waar begin 20ste eeuw, kapelmeester Richard Terry (deze man verdient een standbeeld – net als Philipp Spitta in Duitsland – voor zijn inzet voor de bijna verdwenen muziek uit de tijd van de Tudors) geregeld motetten van Philips inzette in de liturgie. Eén van de uitgevers van het Fitzwilliam Virginal Book (W.B. Squire) publiceerde er ook enkele en zo kon de langzame opgang van deze grote Engelsman uit de Zuidelijke Nederlanden na bijna 200 jaar zwijgen beginnen.

 

 

Dick Wursten

 

bronnen:

New Groves Dictionary (s. Philips, Peter)

Inleiding (ed. J. Steele) in de heruitgave van Cantiones Sacrae octonibus vocibus,  Musica Britannica LXI, 1992

O.J. de Jong, Geschiedenis der kerk

- voor het laatste stuk: F. Fernandez-Armesto & D. Wilson, Reformatie, christendom en de wereld 1500-2000  (m.n. hoofdstuk 5: cadeaupapier: de uiterlijkheden van katholicisme en protestantisme)