Te Deum laudamus

Het Te Deum (laudamus): “Wij loven U, o God” is niet alleen
één van de bekendste, maar ook één van de oudste christelijke lofzangen. Het
lied is gesteld in bijbels aandoend ritmisch proza. Waarschijnlijk stamt het
lied uit de vierde eeuw, maar gaan delen ervan terug op Mozarabische
misformules uit de tweede eeuw. De dichter is onbekend. Het verhaal dat de
bisschop van Milaan (Ambrosius) deze tekst in beurtzang met Aurelius
Augustinus heeft geïmproviseerd ter gelegenheid van de doop van
laatstgenoemde (paasnacht AD 387), moet – helaas – naar het rijk der
legenden worden verwezen. Wel verklaart dit verhaal de bijnaam van het Te
Deum: “Ambrosiaanse lofzang”.

Na processies, bij plechtige dankdiensten, en vieringen voor de vorst(in),
wordt nog vaak een Te Deum gezongen. Liturgisch gezien heeft het
Te Deum haar plaats in het Lof. De tekst is ook opgenomen in het Book
of Common Prayer. Muzikale versies met Engelse tekst zijn sinds Henry
Purcell veel gecomponeerd, o.a. in 1953 door William Walton ter gelegenheid
van de kroning van Queen Elisabeth II.
De tekst
(teksteditie
Latijn-Engels)
De tekst van het Te Deum, bestaat uit los met elkaar
verbonden verzen In de eerste reeks wordt God de Vader geprezen via het
poëtische schema van de Joodse psalmen, waarbij het parallelisme van de
zinsdelen een antifonaal effect heeft. Daarna wordt het ‘Sanctus’ uit de mis
geciteerd. Het vocabulair en de zinswendingen vertonen grote verwantschap
met de hymnodie van de alleroudste christelijke kerk.
Na een doxologie (Te gloriosus) volgt een tweede
sectie, waarin Christus wordt geprezen (Tu rex gloriae). Deze passage
loopt uit op een gebed ontleend aan psalm 27/28, vers 9: Salvum fac
populum tuum.
Het slotdeel is niet altijd en ook niet uniform overgeleverd.
Het zou een latere toevoeging kunnen zijn. Het bestaat bijna geheel uit
psalmverzen. Het voorgaande wordt geïntensiveerd door het tot een dagelijks
gebed te maken (Per singulos dies… psalm 144/145, vers 2). Beden om
ontferming uit de boetepsalmen breken door, waarna het hele leven op
indrukwekkende wijze wordt neergelegd in Gods hand. Na het slot van Psalm
32/33 (Fiat misericordia) te hebben geciteerd, mag een van de
ontroerendste psalmgebeden de diepste hoop - bevend maar toch zeker - verwoorden: In te Domine speravi, non confundar in aeternum,
of zoals de aloude Statenvertaling vertaalt: “Op U, o
Heere betrouw ik; laat mij niet
beschaamd worden in der eeuwigheid.” (psalm 70/71, vers 1 = psalm 30/31).
Henry Purcell: vita
Henry Purcell (1659-1695) is zijn leven lang verbonden
geweest aan de ‘Chapel Royal’ te London, eerst als koorknaap en na het
breken van zijn stem als ‘keeper of the Kings instruments’. Zo kwam hij in
contact met John Blow, organist van Westminster Abbey, van wie hij
compositielessen ontving. Hoewel hij in dit aardse leven slechts 36 jaren
vol maakte, diende hij onder drie Engelse vorsten: Charles II
(The merry monarch), die de Anglicaanse liturgie in ere herstelde (Restoration
na Cromwell); James II (vader van The Old pretender),
die tijdens de Glorious Revolution (1688) ging schuilen bij Louis
XIV; William (of Orange), die vooral politicus was. Purcell
componeerde veel theater- en kerkmuziek (een kleine 150 anthems) en in de
laatste periode van zijn leven veel opera’s, o.a. Dido and Anaeas
1689 en The Fairy Queen 1692. Het Te Deum and Jubilate dateert
uit 1694. Als hofcomponist heeft Purcell gecomponeerd voor officiële
gelegenheden, zoals blijde intredes, ‘victorious returns’, verjaardagen en
uitvaarten (Funeral sentences for Queen Mary) en speciale feestdagen
(St. Caecilia’s day). In 1697 werden postuum 10 Sonata’s
van hem uitgegeven, waaronder The Great Chaconny, dat vandaag als
instrumentaal intermezzo dient.
Georg
Friedrich Händel: vita tot 1714
Handel, geboren op 23 februari 1685 te Halle (leeftijdgenoot
van Bach en Scarlatti) kreeg les van F.W. Zachow. Hij werd in 1702 organist
van de Domkerk te Halle. Tussen 1706 en 1710 zwierf hij door Italië,
componeerde cantates en opera’s en ontmoette Corelli en de beide
Scarlatti’s. In 1710 trad hij in dienst van Georg Ludwig (1660-1727),
keurvorst te Hannover. Dit was een contract dat hem geen inkomen, wel een
titel (“Maestro di Capella di S.A.E. d'Hanover”) en veel vrijheid opleverde.
Zo vertoefde hij 1710/1711 in Londen om zijn Italiaanse opera Rinaldo
in première te doen gaan. In 1712 was hij reeds opnieuw in Londen, deze keer
met de belofte om ‘binnen een redelijke termijn’ terug te keren. Niet dus.
Hij bleef tot zijn dood (1759) en werd dus in mei 1713 ‘wegens nalatigheid’
ontslagen. In London begon hij aan een steile carrière. Eind 1712 ging in
Il Pastor Fido in première, begin januari 1713 gevolgd door Teseo.
Ondertussen werkte hij aan het Te Deum and Jubilate dat op 13 januari
1713 reeds klaar was, in maart gerepeteerd, en op 7 juli uitgevoerd, omdat
toen de onderhandelingen over de ‘vrede van Utrecht’ pas echt tot een goed
einde waren gebracht: het Utrecht Te Deum.
Epiloog:
Op 1 augustus 1714 overleed Queen Anne en op dezelfde dag nog werd besloten
dat zij opgevolgd zou worden door de naaste kroonpretendent: Georg Ludwig
van Hannover. King George I zou tenminste met één Londenaar Duits
kunnen spreken…
De Te Deums van
Purcell, Croft en Händel
Bij de beide versies van het Te Deum behoort ook nog
een motet Jubilate. Beide teksten hebben volgens het Anglicaanse
Book of Common Prayer hun plaats in het ochtendofficie. Purcell’s versie
is in 1694 waarschijnlijk dus niet uitgevoerd tijdens de hoofdviering van St
Cecilia’s Day (22 november), maar tijdens Morning Prayer in Bride’s
church. Het stuk was zo’n succes dat het al snel in druk verscheen. Vanaf
1695 is het ter gelegenheid van St. Cecilia’s Day elk jaar in St. Paul’s
Cathedral te London werd opgevoerd, vanaf 1713 het om beurten met Händels
Utrecht Te Deum tot beide werken in 1743 door Händels Dettinger Te
Deum werden vervangen.
Over de muziek.
Nog geen twintig jaren scheidt de compositie van de beide
Te Deums. Naast overeenkomsten vallen vooral de verschillen op. Terwijl
Purcell werkste met een strijkorkest van violen, alt-, tenor- en basviolen
(zónder contrabas) en twee trompetten, had Händel al een compleet modern
strijkorkest ter beschikking (violen, altviolen, cello’s en contrabas) en
voegde naast de beide trompetten nog houtblazers toe.
William Croft (hofcomponist tussen Purcell en Handel) van wie
eveneens een Te Deum is overgeleverd, kon ook al over dit
instrumentarium beschikken, maar liet bijna altijd de hobo’s en de fagot
colla parte met de strijkers meespelen. Händel gaf de houtblazers
een onafhankelijke rol in het orkest. Purcells heeft de (lastige) tekst van
het Te Deum verknipt tot een lappendeken. Het resultaat bestaat uit
vrij korte in elkaar overvloeiende stukken waarin solisten en koor elkaar
afwisselen. Croft heeft die verdeling overgenomen en van elke stukje een
afgerond geheel gemaakt. Hoewel Händel goed naar de partituur van Purcell en
Croft gekeken heeft en de algemene ideeën daaaruit heeft overgenomen, heeft
hij de tekst meer gegroepeerd behandeld: 10 delen (Purcell en Croft: 16).
Ook gaf hij het koor een veel grotere plaats.
Belangrijke overeenkomsten liggen op het vlak van de
toonaardkeuze: alle drie de Te Deums in re-groot (hoewel de
trompetten hier natuurlijk nogal dwingend zijn…). De verdeling van de tekst
over tutti en soli is in alle Te Deums gelijklopend. Afgezien van de
houtblazers, is bij Purcell en Händel de benodigde bezetting identiek (2
trompetten, strijkers en basso continuo, soli: SSAATTB, koor SSATB). Croft
heeft op veel plaatsen de thematiek en orkestratie van Purcell overgenomen
en Händel heeft op zijn beurt hier en daar geput uit deze van Purcell (de
koorfuga’s) en Croft (de behandeling van de basso continuo).
Besluit:
Toen Purcell zijn Te Deum componeerde, concipieerde
hij dit werk voor een in die tijd – in Engeland – ongezien grote bezetting.
Purcell’s overige werken vragen meestal weinig instrumenten en vaak is enkel
een basso continuo voorzien. De rol van de solisten is groot, het koor
bijkomstig, een tendens die typisch is voor veel Engelse componisten (o.a.
John Blow).
Händel bracht zijn expansieve stijl mee vanuit Italië en
experimenteerde er verder mee in Londen om in zijn latere werken (bijv.
The Messiah) nog veel grootser voor de dag te komen. Hij ontwikkelde op
het effect geschreven spectaculaire koren, waarbij solisten de cesuren
aanbrengen tussen de koren.
Bij Purcell dragen de solisten het werk, bij Händel het koor.
De compositie van het Utrecht Te Deum betekende voor
Händel persoonlijk en voor Engeland tout court het beginpunt van een groot
corpus oratoria en zelfs een nieuwe ‘nationale’ stijl.
Anecdote:
Tijdens de uitvoering van Handels oratorium
Jephtha
rond 1752 zat een zekere Mr. Savage naast Handel. Bij een van de onderdelen,
draaide hij zich naar Handel toe en zei: “This movement, Sir, reminds me of
some of old Purcell’s music”.
Handel antwoordde: “O got ter teffel. If Purcell had lived,
he would have composed better music than this.”
Frankrijk en Engeland hebben de hele 18de eeuw op
gespannen voet met elkaar verkeerd. Het conflict begon eind 17de
eeuw (tijd van Purcell), toen het expansieve beleid van Louis XIV
voor veel onrust zorgde in Europa. De Hollandse stadhouder Willem III van
Oranje (sinds 1688 ook King William van Engeland) bracht een brede
coalitie tegen Louis XIV op de been.
De spaanse successie-oorlog (1701-1714) en de vrede van
Utrecht
Op 1 november 1700 overleed Karel II, koning van Spanje,
kinderloos. Per testament had hij de kroon nagelaten aan Philips van Anjou,
kleinzoon van Louis XIV, maar had daaraan toegevoegd, dat het zijn
intentie was dat de kroon van Spanje en die van Frankrijk voor altijd
gescheiden zouden blijven. Toen het Hooggerechtshof van Parijs
verklaarde dat de rechten van Philips op de Franse kroon nog steeds intact
waren, zagen de andere machthebbers in Europa hierin een niet acceptabele
verstoring van het machtsevenwicht. Engeland, de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden, Pruisen en Oostenrijk keerden zich tegen de
Zonnekoning. Tot 1704 was Frankrijk aan de winnende hand, maar in de Spaanse
Nederlanden (hier dus) wist de Duke of Marlborough het tij te keren,
evenals Prins Eugène in Noord-Italië. De Engelsen veroverden Gibraltar en
Menorca en na Oudenaarde (1708) viel ook Rijssel in handen van de coalitie.
Een verdere invasie in Frankrijk dreigde. Louis XIV begon naar vrede te
zoeken, maar de voorwaarden die de geallieerden stelden waren zo
vernederend, dat de onderhandelingen werden afgebroken. De koning zette de
situatie uiteen aan het Franse volk en in 1709 keerde het oorlogstij opniew
en begon het franse leger weer successen te boeken. Het was duidelijk: enkel
diplomatie kon vrede brengen.
Groot-Brittannië was oorlogsmoe en begon geheime
onderhandelingen met Frankrijk. De vredesvoorwaarden werden in oktober 1711
getekend. De Oostenrijkers, de Hollanders en enkele Duitse vorsten (onder
wie Handels werkgever !) verwierpen eerst de voorwaarden, maar tekenden
uiteindelijk toch ook het verdrag te Utrecht (13 april 1713). Enkele
lastige kwesties werden nadien nog geregeld (o.a. middels de
barrièretractaten 1714). Sinds deze oorlog, die een sterk economisch tintje
had (kolonies in Amerika) gold: Britannia rules the waves; Oostenrijk
zag zijn militaire macht vergroot (de keizer verwierf o.a. de Spaanse
Nederlanden: van danaf de Oostenrijkse Nederlanden) en ook Pruisen
deed voortaan mee. Spanje en Holland werden echter naar het tweede plan
verwezen. Frankrijk was uitgeput door de oorlog: een nieuwe balance of
power was ontstaan, een begrip dat sinds de vrede van Utrecht niet meer
weg te denken is uit de internationale politiek.
Dick Wursten / Willem Ceuleers
|