Home
Up
J.W. Schulte Nordholt
Toon Tellegen
Gerrit Achterberg
Paul Gerhardt
Petrarca
T.S. Eliot
Wallace Stevens
Herbert's Temple
Ida Gerhardt
Nijhoff - het licht
Victor Hugo
Charles Péguy
Franz Kafka
Revius
sprokkels

sprokkels

wat losse gedichten:

 

Willem Wilmink
Rudyard Kipling (My boy Jack)
Jan Wit - Dit is de tijd (verstoppertje met God)


drie gedichten over 'bezoek'
Jules Deelder
Rudolf van Lier
Herman de Coninck

 

 

 

'Dit is een plek waar je nog elfen vindt.
De elf lijkt lief, dat komt, ze is zo klein.
Maar ze is het mensenras niet welgezind:
Zij plaagt ons met wel twintig soorten pijn,


Zij is het, die de nachtmerries verzint.
Nee, dat is niet het hol van een konijn,
Daar woont een aardman. Hij maakt mensen blind.
Hier ergens moet de heksenhut nog zijn.'


Zo werden kinderen vroeger opgevoed.
Een wandeling door het bos, dat deed ze goed:
De frisse lucht, de spooksels, het getover.

 

Nu weten we: 't is onzin allemaal.
Toch zijn de bossen sinds die tijd wat kaal,
Met enkel stammen, takken, mos en lover.


(Willem Wilmink)

 

 

 

Rudyard Kipling                          

Bij het begin van de oorlog, in september 1914, riep de Nobelprijswinnaar literatuur Rudyard Kipling de Engelse op om zich te verzetten tegen de ‘barbarij’ (de ‘Hun’) uit het Oosten. In September 1914 verscheen van zijn hand dit gedicht in The Times:

For all we have and are
For all our children’s fate
Stand up and take the war
The Hun is at the gate!

Vele lezers van zijn succesroman Jungle Book, tieners en twens, meldden zich aan. En voor z’n eigen, enige zoon, net 18 geworden en bijziend (afgekeurd dus) regelde hij dankzij zijn invloedrijke netwerk toch nog een plaatsje in het leger. Na de slag bij Loos (september 1915), de eerste echte waaraan hij meedeed, werd zijn zoon opgegeven als ‘vermist’. Later publiceerde Kipling Epitaphs of the War 1914-1918. Een van de kortste grafschriften is deze:

                Common Form
          
      If any question why we died,
                Tell them, because our fathers lied.

Hoe 'verschrikkend' dubbelzinnig klinkt hier het woordje 'because'.
In 1915 verscheen van Rudyard Kipling “My Boy Jack”. Het gaat over iemand die vermist is op zee, maar dat niet alleen, dat is wel duidelijk.               

“Have you news of my boy Jack?”
Not this tide.
“When d’you think that he’ll come back?”
Not with this wind blowing, and this tide.
 
“Has any one else had word of him?”
Not this tide.
For what is sunk will hardly swim,
Not with this wind blowing, and this tide.
 
“Oh, dear, what comfort can I find?”
None this tide,
Nor any tide,
Except he did not shame his kind —
Not even with that wind blowing, and that tide.
 
Then hold your head up all the more,
This tide,
And every tide;
Because he was the son you bore,
And gave to that wind blowing and that tide!”

“My Boy Jack” is de naam van een toneelstuk (1997) waarin het verhaal van de familie Kipling wordt verteld. In de verfilming (2007) speelt Daniel Radcliffe (Harry Potter) de rol van John (Jack) Kipling.

my boy jack





Jules Deelder
BEZOEKING

 


Wie kent de wilde vreugde niet
bij het verlaten van het ziekenhuis
als het bezoekuur is verstreken
Haast dansend gaat men over straat
om alvorens men de hoek omslaat
nog éénmaal achterom te zwaaien
naar het raam op de tiende etage
waarachter wie men heeft: verraden
wanhopig een hand opsteekt.

 

 

Rudolf van Lier

BEZOEKUUR


En nu maar gaan
met grote stappen
niet meer omzien
gewoon verder gaan
met harde stappen
naar niets meer omzien
niet meer naar jou
willen kijken.
En elke stap
steekt
steekt
in de fundamenten
van het hart.

 

 

 Herman de Coninck


BEZOEK


Hij komt de kamer binnen, voorzichtig
als in een nieuwe eeuw.
Zo stil, sneeuw op sneeuw,
liggen haar handen op het laken.
Ze zwijgt zoals een vuist
niet meer open kan. Ze kijkt hem aan.
Hij hoort haar glimlach kraken.

 

 

Dit is de tijd

 

Dit is de tijd. Je mag zeven keer raden.
Zeven maal zeventig keer heb je tijd
om gissend en missend, door schande en schade
wijs, te ontkomen aan de kwade
droom van de wenteltrap eeuwigheid.

 

 Dit is de tijd, de tijd om te zorgen,  
zorgende staan met je rug naar het vuur,  
bloot aan de dood, in het leven geborgen,  
lezen de schaduwen van morgen  
spelender-, spellenderwijs op de muur.      

 

Dit is de tijd. God zelf staat zonder  

zich te verroeren andersom.  

Dit is de tijd. Er gebeurt geen wonder,  

maar Hij telt langzaam van één tot honderd,

tot honderdtien... en dan: ‘Ik kom’.

 

Jan Wit, Verzamelde gedichten,  74