N.a.v. het arrest van de rechtbank van Tongeren van 23 februari 2018 (11 meisjes, wier ouders klacht neerlegden, hebben het recht een hoofddoek te dragen op school ondanks dat het schoolreglement dat verbiedt.)
VOORAF: Trap niet in de val om te gaan discussiëren over de vraag of binnen de islam de hoofddoek nu wel of niet verplicht is (en zo ja, hoe precies). Dat is het punt niet. Niet wàt men moet bedekken, maar dàt vrouwen iets aan hun uiterlijke verschijning zouden moeten doen als ze zich buitenshuis begeven, dàt is het springende punt. (lees hier wat koran en hadith zeggen). Dat leidt namelijk tot de vraag:
Het antwoord op deze vraag is in de hele islamitische
wereld gelijklopend:
a. Dit kledingvoorschrift wil de
zedigheid van de vrouw bepalen en
bewaken (modern geformuleerd en ad bonam partem geïnterpreteerd:
het wil de fysieke integriteit van de vrouw
borgen) en
b. Dit kledingvoorschrift zorgt er voor dat moslim-vrouwen zich uiterlijk
onderscheiden van
niet-moslimvrouwen.
Dit laatste wordt expliciet zo geformuleerd in soera
33:59: O Profeet, zeg tot je echtgenotes en dochters en
tot de vrouwen van de gelovigen dat zij hun
overkleed (arab. ‘djilbab’) over zich
heen laten hangen. Zodoende is het gemakkelijker om hen te herkennen en
worden zij niet lastiggevallen. Het gaat hier over het overkleed, maar
hetzelfde geldt ook voor de hoofddoek: Door dit kledingvoorschrift kun je
gemakkelijk onderscheid maken tussen 'de onzen' en 'de rest'. Bij Salafisten
geldt overigens iets soortgelijks voor de mannen: 'ons kent ons'. Het
latijnse woord voor 'onderscheid maken' =
discriminatio.
Een eveneens niet onbelangrijk gevolg van deze visie: Als een vrouw zonder
hoofddoek lastiggevallen wordt, dan is
het haar eigen schuld, want had ze zich maar correct moeten kleden.
Blaming the victim loert om de
hoek. Maar ik ga ervan uit dat veel moslims wel doorhebben dat dat in elk
geval niet de bedoeling kan zijn van religieuze kledingvoorschriften en dat
ze dat in hun opvoeding (thuis, moskee, de islamles op school) corrigeren.
Blijven
dus altijd twee impliciete boodschappen die in elk
kledingvoorschrift voor een vrouw zitten opgesloten:
1. Een moreel oordeel
over hoe een 'zedige vrouw' zich en publique hoort te kleden, en
2. de
installatie van groepsdenken ('wij-zij') middels uiterlijke kenmerken.
Degenen die de ban op de hoofddoek op school (GO!) willen
opheffen, moeten m.i. tegelijk met het toestaan van de hoofddoek ook
tegengas geven tegen dat impliciete paternalistische oordeel over de vrouw.
En
tegenwicht bieden tegen de segregerende effecten die het heeft.
Laten ze dat na, nemen ze hun eigen waarden niet serieus.
De hoofddoekkwestie moet dringend uit de juridische sfeer worden gehaald. Dat kan - het spijt me - alleen maar door de hoofddoek op school toe te staan. Vanwege de impliciete onwenselijke boodschappen (z.b.) is er tegelijk ook weerstand nodig en dit wordt het best gedaan in de vorm van elkaar nu eindelijk eens 'bevragen' op precies dit punt, face-to-face.
Vanuit haar pedagogisch project zal een school
leerlingen die geneigd zijn - om welke reden dan ook - in een eigen groep te
blijven hangen, uitnodigen (niet dwingen natuurlijk, dat werkt toch niet) de
grenzen van de groep (het 'wij') te verbreden om samen met de andere
leerlingen een 'nieuw-wij' te vormen. Binnen dat nieuwe 'wij' worden de
levensbeschouwelijke verschillen niet weggestoken, maar aan het licht
gebracht (ze zijn immers zichtbaar)en besproken, zeker als ze tot spanningen leiden. Dat geldt dus ook
voor levensbeschouwelijke kentekenen. Een inclusieve school accepteert die als
een facet van hoe iemand zichzelf ziet. Tegelijk zal die school niet toestaan dat
het religieuze identiteitskenmerk alle andere aspecten van de
persoonlijkheid zou opslorpen en tot groepsvorming zou leiden. Als je dat
zou toestaan speel je de visie van fundamentalisten in de kaart. Die willen
niets liever, die leven van segregatie. Zo is de
mens-visie van de officiële scholen in Belgie niet. Integendeel. Actief
pluralisme, kent u de term nog, dat is precies het tegenovergestelde van
groepsdenken. Door de hoofddoek op deze wijze te accepteren,
relativeer je de hoofddoekkwestie tot wat ze is: een aspect van het leven
van moslim-meisjes in een samenleving die zeer divers en complex is, meer
niet. Hiermee is m.i. de angel uit het hoofddoekdebat gehaald.
Wat geldt voor moslims geldt ook voor alle
andere diepgevoelde overtuigingen die een uiterlijke manifestatie oproepen.
Dus voortaan mag ook de hipster met z'n hoodie, de christen met z'n kruis en
de pastafari met z'n spaghettipan op school verschijnen. Je mag het
opdoen/aandoen, maar - ik trek de bovenstaande strategie door - je mag het
ook laten, net als thuis. Er is geen dwang. Reflectie van de leerling op hoe
zulke levensbeschouwelijke uitingen invloed hebben op de groep, is echter
wel onvermijdelijk. Er zal rekenschap gegeven moeten worden, uitleg, en bij
wrijving zal er ook naar 'common ground' gezocht moeten worden. De
individuele leerling en de groep zal dus een leerproces doormaken waarin ze
het leven in een hyperdiverse samenleving oefent, de rijkdom ervan leert
beseffen, maar ook de noodzaak van regels en afspraken. Maar ik voorspel dat
het weinig problemen zal opleveren. Want wie zich deel voelt van een
gezamenlijk project, een ‘nieuw wij’, zal snel bereid zijn tot 'geven en
nemen', wederzijds.