Maria in de hof
van Eden ?
Monoloog
(geïnspireerd op
een gedicht van Michel van der Plas)
Toen al de
anderen waren heengegaan,
de vrouwen, die eerst bij mij waren.
de mannen die later zijn gekomen
- ik zag ze nog redetwisten en gebaren
Petrus... en Johannes - ,
werd het stil,
stiller dan ooit
in de hof.
En ik
besefte opeens, dat ik alleen was,
alleen ... met mijzelf.
Ik
wist mijn leven weer weerloos open
voor de demonen van weleer
Zeven had hij eruitgedreven
zeven maal zeventig keerden ze weer..
Pas
toen hij stierf werd ik mij bewust
hoezeer hij mijn zekerheid was, mijn rust
Ik
kan niet weg...
Nog liever bij hem in de dood
dan zonder hem in dit leven
aan mijzelve prijsgegeven..
Zo
stond ik bij het graf,
ik kon niet weg....
geboeid door Hem,
gebonden aan zijn dood...
Zelfs
de hof,
een spooktuin leek het,
vals
zoals ze uitbrak in nieuw leven.
ik
keerde mij om, veegde met een mouw mijn tranen weg
toen ik de tuinman zag.
Hij
stond er, gerust en groot
en toen hij naar mij keek
was het alsof ik niet meer alleen
en het graf achter mijn rug
niet meer zo hol en ledig was ..
"Maria"
zei hij...
Ja ik
weet het,
ik heb het al zo vaak verteld
maar steeds moet ik het herhalen
wel duizend malen...
hoe – toen hij mij noemde
bij mijn naam –
niet hij, maar ik ben opgestaan,
verrezen, herboren
Ik
vloog hem om de hals
kuste hem vol vreugde
en wilde hem nimmer
nooit meer, never
laten gaan..
"Rabboeni..."
mijn meester...
En
het was alsof de bloemen
pas bloemen werden
en de bomen groen.
toen,
toen hij mij aankeek
mij riep bij mijn naam
en mij op weg stuurde
het leven in...
Morning has broken, like the first morning.
Blackbird has spoken, like the first day..
Die
morgen was mijn Genesis
De graftuin was mijn hof van Eden
Daar wandelde ik met mijn Heer
Daar riep God mij bij mijn naam.
Daar
ben ik begonnen
voorzichtig begonnen
nu eindelijk ook zelf te bestaan...
Werkelijk ik heb mij niet vergist...
Hij ís de hovenier.
De opgestane als
Hovenier
meer over Maria Magdalena, klik hier |
Monologue:
Marie-Madeleine
le matin de Pâques...
(traduit par José
Macq)
Quand
tous les autres furent partis
les femmes, qui étaient là avec moi,
les hommes qui sont venus par après
– je les vois encore discuter et gesticuler - ,
Pierre et Jean...
le silence s’installa,
se fit plus profond que jamais dans le jardin.
Et je me
rendis compte tout à coup,
que j’étais seul, seul… avec moi-même.
Je
réalisai de ma vie sans défense,
exposée aux démons d'antan
Sept il a chassé
sept fois septante ils sont revenus .
Au moment
où il mourut,
je sus à quel point il était ma certitude, mon repos
Je ne pus m’éloigner…
Plutôt près de lui dans la mort
que sans lui dans la vie
livré à moi-même et à
mes démons d'autrefois.
Ainsi me
tins-je près de la tombe,
sans pouvoir m’en aller…
captivé par Lui,
réuni à sa mort…
Le
jardin, pleine de couleurs,
débordant de vie,
un jardin-fantôme il me semble
un cimetière.
Je me
retournai,
essuyai mes larmes avec ma manche
Lorsque je vis le jardinier
Il se
trouvait là, tranquille et immense
et lorsqu’il me regarda
ce fut comme si je n’étais plus seul
et que la tombe derrière moi
n’était plus si creuse et vide…
“Marie”
dit-il,
Oui, je le sais,
je l’ai déjà raconté si souvent
mais je dois toujours le répéter
au moins mille fois
à quel point
– quand il m’appelle par mon nom –
non pas lui, mais moi je suis ressuscitée
revivifiée, renée...
Je me
précipitai à son cou
l’embrassai plein d’allégresse
et ne voulais plus jamais,
mais alors plus jamais
le laisser partir…
“Rabboeni…”
mon maître…
Et ce fut
comme si les fleurs
à peine étaient écloses
et les arbres devenus verts
au moment précis
où il me regarda
me héla par mon nom
et me plaça sur le chemin
de la vie…
Morning has broken, like the first morning.
Blackbird has spoken, like the first day..
Ce matin fut ma
Génèse ce
jardin auprès de la Tombe était mon jardin d’Eden
Je m’y promenai avec mon Seigneur
Dieu m’y appela par mon nom.
Là j’ai
commencé
Prudemment commencé
enfin – de vivre... moi-même
d'exister.
Je ne me
suis vraiment pas trompé
Il est bien le jardinier. |