Den iiij. Loff-sangh,
Daar mede de Kercke haren Nieuwen geboren Coningh welle-com hiet.
1 IN tijdts sijt ghy comen
IESV CHRISTE HEER,
Die tot troost der vromen,
Tot ons neemt u keer,
Wel-com sijt mids desen
Lieve HEERE schoon,
Die ons comt genesen
Vyt des Hemels Throon; ALLELVIA. Looft onsen GODT.
2 VVel-com Prins verheven,
Ghy wel cleyn nu sijt,
Wel-com ons gegeven
Op den rechten tijdt.
Wel-com onsen Coningh
Trouwen Advocaat.
Wel-com dien zijn Crooningh
By den VADER staat; ALLELVIA. Looft onsen GODT.
3 VVel-com HEER van boven,
Onsen Vrede-Vorst.
Wel-com dien te loven
Onse Ziel na dorst.
Wel-com eeuvvigh Vader
Onser herten lust.
Wel-com Sond' Ont-lader,
Daar ons' ziel op rust; ALLELVIA. Looft onsen GODT.
4 VVel-com onsen Broeder.
Helper in-der noodt.
Wel-com ons' Behoeder
Tegens Sond' en Doodt.
Wel-com trouwe Rader,
Zaligh-maker wijs.
Wel-com Levens Ader,
Die wordt Doodes spijs; ALLELVIA. Looft onsen GODT.
5 D'ENGEL GODTS gepresen,
Den trouw' Harders slecht,
Dat sy souden wesen
Vrolijck, onder-recht:
Want hy quam verconden
Haren Trooster goedt,
Die zijn Volck van Sonden
Vrijdt, en wel behoedt; ALLELVIA. Looft onsen GODT.
6 Dies zy langhs de Velden
Songen een nieuw Liedt,
En GODTS loff vermelden,
Hen die't wisten niet
IESVS hoe gheboren
Was al in-der nacht,
Van een Maaghdt vercoren
Vyt DAVIDS geslacht;
7 VVat loff sal nu singen
Onse Tonge bly?
Dat ghy ons comt bringhen
GODTS Genade by,
Dien ghy gaat bewijsen
T'onser Zaligheydt !
Dies wy u Naam prijsen
In-der eeuwigheydt; ALLELVIA. Looft onsen GODT.