1
Koningen 17:1-3: En opeens is daar Elia.
EVOCATIE
(n.a.v. Deut 26: 5-9)
Een zwervende Arameeër
was mijn vader; hij trok met
weinige mannen naar Egypte en verbleef daar als vreemdeling, maar
werd er tot een groot, machtig en talrijk volk.
Toen de
Egyptenaren ons mishandelden en verdrukten en ons harde slavenarbeid
oplegden, riepen wij tot de HERE, de God van onze vaderen, en de
HERE hoorde onze stem en zag onze ellende, moeite en verdrukking.
Toen leidde ons de HERE uit Egypte met een sterke hand, een
uitgestrekte arm en grote verschrikking, door tekenen en wonderen;
Hij bracht ons naar deze plaats en gaf ons dit land, een land,
vloeiende van melk en honig.
Stel
je bent een zwervende Arameeër (zie de oude
geloofsbelijdenis: Dt 26)
rondtrekken met kuddes…
je
hebt dwangarbeid verricht
je
komt in een land vloeiende van melk en
honing…
je
bent hoogstens herder, een beetje veeboer, geen landbouwer…
melk
en honing komt niet vanzelf, graan, olijven, druiven … niet vanzelf.
Dan
zie je wat de autochtone bevolking doet… en je doet ze na !
Je
ziet ze op gezette tijden opgaan naar de heuvels en dan een groot
feest houden in de nabijheid van een aantal indrukwekkende
bomen…eten, drinken en dansen rond een heilige boom… en dan een
offer !... En dan is de oogst weer goed.: Asjera heet zo’n
heilige boom of Astarte de godin
Of je
ziet ze trekken naar een heiligdom waar een stierkalf staat. Vol
ontzag is men voor de godheid die er naast staat: de God van de
donder, de regen… naar men zegt is hij gehuwd met Asjera. Hij maakt
haar vruchtbaar. Hij is de Heerser van de natuur: Baäl… zegt men ook
wel.
Wat
zou jij dan doen… ?
Je
doet mee, je doet ze na…
Nee
zegt de profeet, nee zegt de wet: offer aan
de HERE… Hij heeft het gegeven…
(Deut
26): 10 En nu, zie, ik breng de eerstelingen van de vrucht van het
land, dat Gij, HERE mij gegeven hebt. Gij zult ze neerzetten
voor het aangezicht van de HERE, uw God; gij zult u voor het
aangezicht van de HERE, uw God, neerbuigen, 11 en gij zult u
verheugen over al het goede dat de HERE, uw God, u en uw huis
gegeven heeft….
Zelfs
400 jaar na de intocht in het land, horen we de profeten nog te keer
gaan tegen deze cultus van de goden van vruchtbaarheid en potentie…
Ja, zelfs na de ballingschap nog: want ze komen altijd terug, onder
welke gedaante of naam dan ook. Astarte, Ishtar… Tammuz. De namen
vallen in de bijbel.
De God
van Israel is een andere God… maar het is zo moeilijk, want je mag
hem niet afbeelden. Je hebt je zo weinig houvast…. zo weinig gripp
op de dingen… De verleiding is zo groot….
INLEIDING op het boek der koningen
Als in
het 12-stammenrijk na de dood van Salomo een burgeroorlog uitbreekt
om de troonsopvolging (met als resultaat natuurlijk een scheuring)
merkt de koning van het Noordelijk gedeelte (Israel) dat hij een
probleem heeft. Zijn mensen blijven op het Zuidrijk (Juda) Jeruzalem
gericht als het de godsdienst aanbelangt. Daar staat de tempel.
Dat is
zeer irritant en op de lange duur zelfs problematisch: Bij de
aartsrivaal God aanbidden…
Hij
had er wat op gevonden. Jerobeam had bij Bethel (bekend van
aartsvader Jakob, toch al een heilige plaats) een nieuw heiligdom
voor God geopend (of het bestaande wat ‘opgewaardeerd’). door er
enkele beelden op te stellen van stierkalveren en te zorgen dat er
voldoende personeel (priesters) was. En het werkte: het werd al gauw
het nationale heiligdom, dat Jeruzalem in de schaduw stelde…
NB Het
was niet bedoeld als afgoderij trouwens, neen: gewoon de verering
van de HERE, de God van Israel, maar dan rond het beeld van een
kalf… Ja, het 2de gebod… nou ja.
Een
kalf ? Een jonge stier… t is al duidelijk denk ik: Dat verbindt de
godsdienst van de HERE met de kanaänitische religie, die zich met
vruchtbaarheid, regen en droogte, oogst en welvaart, leven en dood
bezighoudt. Het is het symbool van de mannelijke godheid, de
godheid van kracht, van potentie. Wat bij ons de ‘leeuw’ is is in
dit tijd en streek ‘stier’. (rode wijn: Bikaver (stierenbloed)
De
latere kroniekschrijver vindt dit onvergeeflijk. De zonde van
Jerobeam noemt hij dat, waardoor het volk de HERE krenkt, kwetst…
keer op keer. Elke volgende koning wordt door hem dan ook beoordeeld
op dit punt, of hij wandelde in de weg van Jerobeam…
Zelfs
over de grootste koning, die Israel ooit heeft gehad, Omri (die het
land uitbreidde en tot voorspoed bracht door een heel handig
internationale politiek – economisch beleid) merkt hij droogweg op
(h. 16)… En Omri deed wat kwaad is in de
ogen des Heren, ja hij maakte het erger dan allen die voor hem
geweest waren. 26 Hij wandelde in al de wegen van
Jerobeam…
En die
andere dingen dan die Omri gedaan heeft !! Ach hij weet het wel,
maar acht ze voor de ‘bijbel’ van geen belang:
27 Het overige van de geschiedenis van Omri,
wat hij gedaan heeft, en de dappere daden die hij verricht heeft, is
dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van
Israel ?
En nu
zijn we waar we wezen moeten: bij Achab, zijn zoon, die net
als zijn vader tot in de kronieken van de buitenlandse vorsten is
doorgedrongen: roemrijk man, die ooit nog de grote Assyrische vorst
Salmanassar III had weerstaan in slag bij Karkar (853), een man met
een internationaal politiek aanzien:
De
kroniekschrijver van dit bijbelboek meldt: (lezen: 1 koningen
16:29-17:6)
[vers
33: in plaats van gewijde paal moet je Asjera-boom of
Asjera-bos lezen]
Omdat
dit de eerste keer is van een reeks, vond ik het aangewezen om wat
inleidende uitleg te geven. Anders blijft zo’n verhaal zo in de
lucht hangen of ‘komt uit de lucht vallen’.
Rest
mij nu nog slechts enige kanttekeningen te maken bij ons
schriftgedeelte. Dat zijn er drie.
1. Een
beschouwelijke: De imitatie als motor van
de zonde (René Girard)
2. Een
uitlegkundige: Waarin gaat Achab te ver ?
3. Een
spirituele: Wat kan het geloof nog doen ?
1.
Eerst wou ik wat gedachten doorgeven die bij
mij opkwamen naar aanleiding van de monotonie die er in het
boek koningen heerst. Ik wees u er al op: Elke keer diezelfde zin:
X wandelde in de weg van koning Jerobeam en deed Israel zondigen.
Dat is een eentonigheid die te maken heeft met het monomane
van een profetische geschiedschrijver: Hij heeft uiteindelijk maar
één maatstaf waaraan hij alles meet. Enorm nivellerend. Een politiek
betekenisloze koning kan goede punten krijgen als hij op dit punt
scoort en de werelds gezien veruit belangrijkste koning van
Israel, na Salomo: Omri krijgt enkel een bijna cynische sneer:
En Omri deed wat kwaad is in de ogen des
Heren, ja hij maakte het erger dan allen die voor hem geweest waren.
Dat is
te denken gevend: Waaraan meet je de ‘grootheid’ van grote mannen
(en vrouwen) eigenlijk af ? Aan de oorlogen die hij heeft gewonnen ?
Of juist aan die die hij niet heeft gevoerd ? aan z’n internationaal
politiek prestige of aan z’n populariteit ? Of nog aan iets anders ?
De
bijbel heeft in elk geval een heel eigen onorthodoxe meetlat,
maatstaf. De 10 geboden. Gaat een mens op die weg, dan is hij
groot. Wijkt hij af, dan is hij – hoe groot ook – klein.
Maar
dat is niet hetgeen ik met u wilde delen. Die monotonie deed mij
denken aan het oude inzicht van de kerk dat zonde voor een
groot deel haar kracht ontleent aan imitatie, nabootsing. Die
koningen doen elkaar gewoon allemaal na. Ieder doet het gewoon zoals
ze het voor hem ook al gedaan hebben. Zonder veel nadenken of
bezinning zetten ze het beleid maar voort. Morele of inhoudelijke
bezinning is er maar zelden (geen tijd, waarom zou je?). Authentiek
koning zijn, echt je verantwoordelijkheid opnemen, je bezinnen op
wat je roeping nu precies is, van gronde aan, tot in de wortel,
radicaal.
Niemand heeft er zin in. Of beter: niemand lijkt er de morele
geestkracht voor te hebben.
Gewoon
imiteren en doorgaan is veel makkelijker.
De
Franse filosoof René Girard heeft hier ontluisterende dingen over
gezegd, dat wij bijv. ons eigen levensproject meer vorm geven door
te kijken naar wat ‘anderen doen’ en anderen ‘belangrijk’ vinden…
dan dat wij het ‘zelf ontwikkelen’. We roepen wel hard dat we
origineel zijn, en ‘onszelf’, maar voor 90% laten wij ons bepalen
daar wat sucesvolle anderen of ‘voorbeeldfiguren’ ons voorleven en
dat kopiëren wij dan…
Wij
willen hebben wat zij hebben. Wij willen zijn zoals zij zijn. De
hele reclamewereld is op dit inzicht gebaseerd. En misschien wel de
hele wereld… Via de begeerte van een ander (echt of imaginair)
ontdekken we waar ze zelf naar verlangen. Dat klinkt ingewikkeld,
maar is eigenlijk heel simpel:
Kijk
eens naar een groep kleine kinderen, die aan het spelen zijn. Hoe
vaak zie je dan niet, dat de een wil spelen precies met dat
waar een ander mee speelt. Poppen, blokken of autootjes: ze willen
hebben dat waar de ander mee bezig is? [niet poppen of blokken…
neen dat wat de ander heeft]
Soms
hebben ze de belangstelling voor hun eigen speelgoed totaal
verloren…. tot op het moment dat een vriendje er naar grijpt. Dan
moeten ze het plots ook weer hebben.
Herkent u de blik van Kaïn opzij, naar het offer van Abel, z’n
broer. Als je het begeert, maar niet krijgen kunt dan wordt de
agressie geboren: moord en doodslag is het gevolg.
Girard
zegt: “Mensen hebben de begeerte van een ander nodig om er zeker
van te zijn, dat wat ze begeren, ook inderdaad de moeite van het
begeren waard is.” Vervolgens bouwt hij op dit inzicht ene hele
– zeer kritische – cultuurfilosofie op, waarin de analyses van
begeerte en bij behorend geweld een grote rol spelen.
Goed,
terug naar wat we de koningen in Israel zien doen. We zien ze de
succesvolle koningen der volken imiteren…. en eens de ‘trend
gezet’ imiteren ze elkaar: ze gaan allemaal ‘in de weg van
Jerobeam’. Het gaat vanzelf. Daar zit het probleem. Dat ze God
daarmee ‘krenken’, wie weet het nog. Dat het niet strookt met de
grondwet van Israel wat ze doen, dat ze hiermee het verbond
breken en daarmee het recht schenden… een kniesoor die
daar op let. Ze tellen nu tenminste mee in de wereld van koningen,
ze zìjn nu tenminste zelf ook wat.
2. En – tot Achab – dachten ze nog dat het
rechtzinnig was ook, want ze vereerden Baäl niet – nee, helemaal
niet, hoe kom je erbij ! – maar de HERE, hun eigen God. Maar ze
vergisten zich. De praktijk van hun leven falsifieerde die
mooie theorie.
Je
kunt niet straffeloos een bepaald beeld op God kleven… Dan zal dat
beeld het imago van jouw God gaan bepalen en begint de
on-afbeeldbare God van Israel (die jij denkt te aanbidden) te
gelijken op…, te functoneren als…., aangeroepen te worden als….
gebruikt te worden voor… af te glijden naar… één van de vele goden
der volkeren.
En
daarmee is de God van Israel, de HERE, ùw God, afgeschaft. In
zekere zin is hij daar machteloos tegen. De kèrn van Israels geloof
is dan verdwenen (het sjema Jisraeel) . De HERE is onze God, de
HERE alleen… Geen andere goden voor mijn aangezicht, geen beeld.
En als
die God niet meer ‘vrij en souverein’ is, dan zal ook het recht
waar hij voor staat geschonden worden.Dat is de basisovertuiging
van de bijbel: Wie deze ‘God’ afschaft, zal de humaniteit
van de samenleving te gronde zien gaan. Dat is de morele bezieling
doorheen de ganse Schrift.
En zo
is het gegaan in Israel. De God van de zwervende Arameeër, Abraham,
de onnoembare, heilige en vreemde God, die toch zo nabij kan zijn
dat hij het roepen van armen en verdrukten hoort èn hen recht
verschaft…hen redt… die God is naar de achtergrond gedrongen en
langzaam vervangen door de Phoenicisch- Kanaänistische godheid:
Baäl. De heerser, de God der natuurlijke krachten. De meest
aanbedene, samen met z’n vrouwelijke compaan: asjera of
Astarte: vruchtbaarheid. Ja, je moet je toch aanpassen aan de
heersende gewoonten, je moet je toch invoegen in de natuurlijke
orde….. Néén, roept de ganse heilige Schrift, dat moet je juist niet
! Want de vitale natuur doet de sterkste winnen ten koste van
de kleine en de zwakke. Waar vruchtbaarheid aanbeden wordt
telt enkel het vitale nog mee… En dat heeft zo z’n gevolgen voor de
zwakke en de oude.
Baäl, de God van de kracht, de potentie, de sterke God. ‘Ba’al’ =:
heerser… Hij is de machtige, let wel de mannelijke
machtige. Er zijn ook beelden van hem gevonden, waarin hij de
bliksem in z’n hand heeft: de donderdgod: Donar. Thor.Overal vind je
ze… in de wereld. En bijna altijd yin en yang: naast de mannelijke
machtgod: een vrouwelijke gestalte, personifiëring van de
vruchtbaarheid: een moedergodin of een de godin van de sexualiteit.
In Kanaän had je er inderdaad twee, die vaak vermengd werden, want
sexualiteit en vruchtbaarheid hangen natuurlijk samen. De
moederlijke, vruchtbaarheids, bechermende, koesterende godin was
Asjera…De meer op de extase en de sexualiteit zelf gerichte was
Astarte… Beide komen we tegen in de bijbel. (Hier Asjera)
Wat
Achab onderscheidt van zijn voorgangers is dat onder zijn bewind
zichtbaar wordt wat er eigenlijk al lang aan de hand was
in Israel: Hij noemt de godsdienst van zijn volk niet meer JAHWISME,
maar openlijk Baalisme… Hij bouwt niet meer voor de HERE een
tempel in Bethel, maar gewoon voor BAAL een tempel in de hoofstad,
Samaria. En plus richt hij ook een eredienstplek op voor de
vrouwelijke gezel van Baäl, een gewijde paal, of een heilige boom…
bos. (vs 33)… een ‘asjera’ staat er in het Hebreeuws.
Het is
wel duidlijk. Hij speelt geen verstoppertje meer. Hij onthult het
einde van de weg, die Jerobeam was ingeslagen. Hij noemt man en
paard:
Hij
zegt niet meer o Here HERE… Hij roept gewoon Baäl aan. Niet voor
niets is hij gehuwd met Izebel, de dochter van een stadsvorst uit
Phoenicie, het land van Tyrus en Sidon (het huidige Libanon):
Politiek een zeer verstandig huwelijk trouwens, enorm voordelig
voor de internationale handelsbelangen van Israel… Maar dat
interesseert de kroniekschrijver niet: Hij meldt dat haar vader een
priester van Baäl was: Eth-Baäl heet hij dan ook. Izebel
brengt haar eigen priesters mee en introduceert nu openlijk de
Baälsdienst in Israel
Voortaan worden de eerstelingen van de oogst niet meer – in naam dan
toch – aan de HERE aangeboden. Neen: Bij de oogst, bij het zaaien,
wordt voortaan de hulp ingeroepen van Baäl en Astarte. Bij het
werpen der runderen en bij de geboorte van kinderen, wordt hun naam
genoemd. En met offers, met magie, met dans en waarschijnlijk zelfs
met grote orgiastische feesten wordt de godsdienst gevierd...
En -
bij een breuk in de cyclus van het natuurlijke leven: bij droogte,
misoogst etc.... worden offers gebracht om deze ‘goden’ gunstig te
stemmen, grote offers… kinderoffers als het moet.
Baäl
en Moloch zijn familie van elkaar. Moloch is die godheid die in
tijden van crisis slechts verzadigd kan worden als er mensen-offers
gebracht worden.
Droog
en met groot gevoel voor ‘less is more’ vermeldt de kroniekschrijver
één feit uit de lange regeringsperiode van Achab: De herbouw van
Jericho… waarbij de bouwheer zich niet ontzag om twee van zijn
kinderen op te offeren om dit prestigeproject gedaan te krijgen:
(vers
34, St. Vertaling)
In
zijn dagen bouwde Chiël, de Betheliet, Jericho;
op
Abiram, zijn eerstgeborenen zoon, heeft hij haar gegrondvest,
en
op Segub, zijn jongsten zoon, heeft hij haar poorten gesteld;
Ja het
gaat goed met Israel, ja, nou moet je niet zueren: Daar moet je
offers voor brengen, okay, dat hoort er bij. Collateral damage. Waar
gehakt wordt vallen spaanders…
Dat de
kleinen niet mee kunnen, als de groten zo nodig groot moeten worden…
ja dat is onze zaak niet. We zullen doorgaan. We moèten doorgaan,
koste wat kost…
Onder
Achabs bewind vallen de maskers af en komt het onrecht dat diep
onder die mooie natuurgodsdienst schuilt openlijk aan de dag…
3. En dan opeens staat daar een man voor de
koning: Elia, heet hij. Zijn naam spreek boekdelen: El-jahoe: de
HERE is God. Niets wordt er vermeld over geboorte, opvoeding,
roeping..
Neen:
Hij is er gewoon; opeens staat hij daar en hij spreekt:
Zowaar de HERE, de God van Israel leeft, in wiens dienst ik sta:
er zal deze jaren geen dauw, geen regen zijn, dan op mijn woord !
Geen
dauw, geen regen. Datgene wat zo typisch hoort bij Baäl en Astarte:
regen, dauw = vruchtbaarheid, leven... oogst, produktiviteit... Dàt
zal er niet meer zijn… Elia zegt het en God bindt zich aan het woord
van zijn knecht. Een droogte slaat het land.
En dat
vreet aan het land aan èn aan zijn bewoners. Het ondermijnt het
vanzelfsprekend geloof in de goden van de vruchtbaarheid en
produktiviteit. Het woord van Elia breekt de gang van het
vanzelfsprekende natuurlijke leven. Het trekt de wetmatigheid (en
de wettelijkheid) van de op Baal en Astarte vertrouwende koningen
(en volk) in twijfel.
De
gewone gang van zaken, van leven in Israel... is plots onzeker
geworden. Alles en iedereen komt erdoor in de crisis. Letterlijk
betekent dat: een oordeel. Over het land en zijn bewoners. Over de
weg van Jerobeam… over Baal en Astarte… over vruchtbaarheid en
kracht.
Het
moet anders is de boodschap ! Zo kan het niet verder… maar hoe ?
Voorlopig is er geen antwoord. De korte boodschap van Elia tot de
koning licht niets toe, legt niets uit, noemt de zonde zelfs niet,
roept niet eens op tot bekering, laat staan dat zij redding in het
vooruitzicht stelt.
Neen,
het woord van Elia is enkel de donderslag bij heldere hemel,
die doet opschrikken.
En het
gevold, de droogte, is enkel de stok in het wiel, die de
natuurlijke gang van de samenleving, doet struikelen, en zelfs tot
stilstand brengt.
En voorlopig blijft het daarbij, want meteen nadat Elia gesproken
heeft, is hij weg, onvindbaar.
Hij
schuilt in een kloof, leeft van het water dat voorbijstroomt en van
het vlees dat uit de hemel valt… tot ook voor hem de beek opdroogt
en de raven wegblijven… De profeet staat niet boven zijn volk. De
droogte raakt ook hem.
Maar
onderwijl in Israel is de vanzelfsprekendheid van ‘hoe het leven
gaat’ voorbij. Men is stilgezet door de droogte en het profetenwoord
dat deze droogte duidt als een gericht roept de mens ter
verantwoording...
Het
woord van de profeet heeft ruimte geschapen om tot bezinning te
komen…
Wat
zijn we eigenlijk aan het doen ? Waar zijn we mee bezig ? Nú moet
het wel.
Ik
rond af. Het verhaal van Elia is nog maar net begonnen.
Het
woord van God is gevoegd bij wat er in een mensenleven gebeurt… en
dat woord heeft aan het denken gezet…door de zekerheden van
het leven van de mensen af te nemen, de vanzelfsprekende voortgang
te blokkeren.
Dat
doet eerst pijn. ’t is een tijd van crisis. Verontrustend…
Maar
misschien was dat juist wel nodig: uit de valse rust gewekt te
worden, de ogen geopend.
Het
vervolg van de geschiedenis maakt in elk geval duidelijk, dat hierin
een van godgeveven kans zit om je te bekeren, d.w.z. ja
afkeren van de afgoden, hoe reëel hun macht en fascinatie ook
kan zijn, en je toe te keren tot de God van Israel, die
alleen werkelijk leven doet…
Niet
de weg van Jerobeam, maar de weg van Gods wet
niet
de nabootsing van de ‘groten der aarde’, maar de navolging van
Christus
(imitatio Christi in plaats van mimèsis)
Maar
we lopen op de dingen vooruit.
amen.