Aartsvader Abraham

Een portret in 5+1 schetsen

[up | home]

Meesterverteller Nico ter Linden heeft in zijn meerdelige oeuvre met de titel Het verhaal gaat een poging gewaagd om de bijbel te hervertellen. Zijn invloed op mijn verhalen (ooit verteld tijdens een tweetal concerten) is onmiskenbaar, waarvoor bij dezen dank... Verder zingt ieder vogeltje zoals hij gebekt is.

  1. Abraham, de on-gelovige vader van alle gelovigen (met gastoptredens van Terach, Nimrod)
  2. Het geloof van Abraham ('Aufbruch', op weg gaan...)
  3. Abraham krijgt bezoek (over drie mannen en een lachende derde)
  4. Abraham en Isaak bij de Zoutzee (hoe een legende ons verder helpt)
  5. Abraham pleit voor Sodom en Gomorra (een man naar Gods hart)
  6. toegift: Abraham zien (voor de 50-jarigen)

 

1 De ongelovige Abraham, oftewel de 'de vader van alle gelovigen'

Abraham dus, aartsvader Abraham, de ‘vader van allen die geloven’. Die titel is de vondst van Paulus. Hij heeft die genoteerd in een brief aan kleine groep christenen in Galatië, ergens in midden van het huidige Turkije. En hij - aartsvader Abraham - is populairder dan ooit omdat hij zo heerlijk kan worden ingezet als bindmiddel bij spanningen tussen joden, christenen en moslims. Voor alledrie is hij immers een belangrijke figuur (identificatie, referentie). De Abrahamitische godsdiensten noemt men ze tegenwoordig graag.  Klinkt mooier, eensgezinder, dan het is. En - helemaal eerlijk vind ik dat ook niet, want de Abrahamcyclus is Joods, door en door Joods, en dateert al van ongeveer 9 eeuwen voor het begin van onze jaartelling. Van christenen en moslims nog lang geen sprake. Zij zijn eeuwen later met deze Joodse verhalen aan de haal gegaan en hebben die behoorlijk naar hun hand gezet.

Maar goed, laten we even meegaan in de gedachtengang: positief gezind. Abraham … de vader van alle gelovigen. Drie godsdiensten gaan op hem terug. Dan is het eigenlijk wel interessant om eens te kijken wie dat dan was, die Abraham en wat hij dan geloofde… Wel, dat levert al meteen een behoorlijk verrassing op: Abraham valt namelijk vooreerst op omdat hij NIET traditioneel gelovig is.
Abraham is de man die ‘breekt’ met de traditie, ook die van de godsdienst, die nieuwe wegen inslaat, horizonten verkent die nog niemand heeft onderzocht. In de Joodse verteltraditie circuleert een heel kras verhaal over de jonge Abraham, die dat in één keer duidelijk maakt. Een midrasj… het gaat over Abram’s vader, Terach.

Rabbi Chijja (3e eeuw) vertelt:

Terach baatte in Ur der Chaldeeën een winkeltje uit met religieuze artikelen: kaarsen, votiefschalen, maar vooral godenbeeldjes.
Terach maakte die zelf, en – het moet gezegd – ze waren erg mooi en hij verdiende er goed z’n brood mee.
Op een dag moest hij op reis voor een zakelijke bespreking en liet hij de winkel over aan zijn zoon Abraham. Als Terach ’s avonds thuis komt, treft hij z’n hele winkel in puin aan. Overal scherven en brokstukken, alle beelden stuk op één na.
‘Wat is hier gebeurd, jongen; roept Terach ontzet uit?’
‘ach Vader, zei Avram, ik zal het maar meteen opbiechten, ik kan het voor u toch niet verborgen houden. Er kwam een vrouw in de winkel en die had een schaal meel bij zich en zei tegen me: ‘Hier, geef dit maar hen’… en ze wees op de beelden. Nou dat heb ik gedaan. Maar wat er toen gebeurde, je zult het niet geloven. Eerst zei deze hier, en Abraham raapte een half hoofd op van de grond: ‘Ik wil eerst eten van het meel’, en toen riep die ander: ‘Nee, ik eerst’. En toen begonnen ze te vechten en tenslotte stond die grote daar, Gedoela, recht, pakte een stok en vergruizelde ze allemaal’
Terach zei: ‘Jij drijft de spót met mij!. .. Hebben ze soms verstánd?!'
Zei Avram: ‘En jouw oren, horen die niet wat je mond zegt!!’

Voilà: de vader van alle gelovigen begint dus zijn carrière met een acte van ongeloof. Hij gelooft niet in de religie der vaderen. Hij spot ermee. Zeg nou zelf: dit verhaal lijkt eerder weggelopen uit SKEPP, dan uit een religieus boek. En het is trouwens nog niet afgelopen. Rabbi Chijja weet nog meer te vertellen:

Toen Terach dat antwoord van zijn zoon hoorde, greep hij hem bij zijn oren, en sleept hem naar Nimrod (die kent u misschien niet, maar dat was zo’n beetje de boeman van de oertijd, een sinistere en machtige jager, architect ook, van de toren van Babel).
Nimrod zei tegen de jongen. Snotneus, Wijsneus, jij gelooft dus niet in de goden, jij denkt dat je wel zonder kan, nu dan zal ik je eens een lesje leren:
Hier: ‘kniel voor het vuur, dat alles verteert.’
Zei Abraham: ‘Nou, kunnen we dan niet beter knielen voor het water dat het vuur kan doven’
Zei Nimrod tegen hem: ‘Laten we knielen voor het water!’
Zei hij: ‘Als we dan eens knielden voor de wolken die het water dragen.’
Zei Nimrod: ‘Laten we knielen voor de wolken.’
Zei hij: ‘Als we dan eens knielden voor de wind die de wolken uiteenjaagt.’
zei Nimrod: ‘Laten we knielen voor de wind’
Zei Abraham: ‘Laten we dan liever knielen voor de mens die de geest (in het Aramees hetzelfde woord als wind, roe-ach) draagt.’
Nimrod ontplofte en zei: ‘Jij, goddeloze, jij speelt met woorden!’ Wat mij betreft, ik zal mij voor niets anders neerbuigen dan voor het vuur. En ik zal jou er middenin werpen. En dan zullen we nog wel eens zien wie er gelijk heeft….’

Abraham de vader van allen die geloven: Volgens zijn nazaten, de joden, is hij zijn carrière begonnen als beeldenstormer, vrije geest, en verdediger van de eer van de mens !

Misschien iets voor de drie abrahamitische religies om ook eens in hun leerboeken op te nemen?

Maar welk geloof heeft Abraham dan wel aangehangen ?

 

2. Het geloof van Abraham

Wat is nu het meest karakteristieke van Abraham. Daarvoor moeten we terug naar het allereerst officieel geboekstaafde verhaal waarin hij voorkomt. Dat staat in het boek van het begin (beresjiet – bij ons bekend als Genesis), hoofdstuk 12. Daar krijgen we te horen dat Abraham weggegaan is uit zijn land, z’n familie heeft verlaten, en op weg is gegaan naar ‘een land dat God hem tonen zou’…

Waarom?
omdat hij ‘een stem heeft gehoord, die dat tegen hem heeft gezegd’:

Abram, kom en ga op weg, uit je land, uit je familie, en uit het huis van je vader… en ga naar een ander land dat ik je zal laten zien..
Hit the road Jack…
En daar in dat land, Abram, zal ik je groot maken en je zult gezegend worden met een talrijk nageslacht.

Dat is de kern van de Abrahamverhalen: ‘op weg gaan’… Aufbruch heet dat in het Duits (de titel van een kort verhaal van Kafka)

De ‘Ik’ die hier spreekt, is God, maar niet de standaardgod, die van de beelden in de winkel van z’n vader. Dit is een andere God, want zoals u weet, zijn niet alle goden gelijk; Integendeel. Abraham heeft voor deze God zo snel geen naam … Voorlopig is het gewoon ‘een stem’ in hem. Dat moet u niet verkeerd verstaan. Als in de verhalen van vroeger mensen ‘Gods stem’ vernemen, dan wordt daar geen neurologische afwijking mee bedoelt, tenminste in de meeste gevallen niet, maar veeleer een aanduiding van een innerlijk gebeuren, een geestelijk proces. Profeten en apostelen, dat waren mensen die over de dingen des levens nadachten. Zij namen de dingen niet at face value, maar zochten naar zin en samenhang. En soms drong zich een bepaalde betekenis, roeping, of gemis… zo sterk op, dat ze het niet langer konden negeren.

Dan was het alsof een stem zei: ‘ga’… ga weg, of ga, ga ervoor, wat de anderen er ook van zeggen. Dat is jouw droom, dat is jouw weg.

En Abraham ging.

'Ga je op reis, Abram?'
'Ja, ik ga op reis.'
'En waar gaat de reis heen, Abram?'
'Ik ga naar Kanaän.'
'Wanneer denk je terug te komen?'
'Ik weet niet of ik nog wel terugkom:
Er wordt over gesproken in de poort.
'Abram gaat ons verlaten. Wat is er toch met die man?'
'Ach, het is een apart type. Er is iets met hem. Hij heeft iets .. .'

Inderdaad. Hij heeft iets, wat anderen niet hebben. Hij ziet de dingen anders dan doorsnee mensen, dat veroorzaakt onrust in z’n binnenste. Of zoals de dichter het in een ander lied zegt: ‘eeuwig heimwee spoort hem aan’. Hij zoekt naar iets, maar hij weet eigenlijk zelf niet goed wat het is.

Abraham is het prototype, zegt de bijbel, van de mens die op die manier zijn leven leeft en beleeft. Abraham, de mens met onrust in zijn hart, met verlangen in zijn ziel, die zich niet automatisch kan neerleggen bij hoe de dingen ‘nu eenmaal’ zijn. Hij voelt zich geroepen om te leven, om mens te worden, méér mens dan hij al is, om te groeien. Hij heeft een droom. Hij wil verbanden zien, hij wil verbinding maken, hij wil leven…’

Daarom ging Abram op reis. En hij kwam in het land Kanaan.

Kanaan is Palestina, Israel, maar Kanaän is ook het beloofde land, ‘the promised land’, waar Martin Luther King zo gepassioneerd over kon spreken. En dan had hij het over het land waar blank en zwart, rijk en arm in vrede samen leefde…en evengoed over de hemel en die twee haalde hij niet uit elkaar, want het ware Kanaan, dat is de hemel op aarde.

En naar dat land is Abraham op weg, … op zoek.

En Abram ging en hij kwam in het land Kanaän.
Maar, zegt de verteller laconiek,
de Kanaäniet was in het land.

Daar sta je dan. Je komt in het land van belofte, maar er zit al een volk ... En die zitten ook echt niet op hem te wachten. En dan te bedenken dat daar geen verandering in zal komen. Abram zal het een leven lang moeten doen met de belofte, en als hij sterft, heeft hij van dat land niet meer in bezit dan een graf. En wat doet Abram? Wel hij slaat zijn tent op en bouwt een altaar voor zijn God. Want dit is toch het beloofde land? En verder doet hij niets. Hij ontketent geen godsdienstoorlog, hij hakt de terebint van Mamre niet om, hij vervloekt de kanaanitische goden niet … Neen, hij houdt vrede met alle mensen, voorzover het van hem afhangt. Vervolgens doorkruist hij het hele land, en overal waar hij komt en z’n tent mag opslaan bouwt hij een altaar voor zijn nieuwe God.

Daarmee zegt hij: ‘O Heer, ik dank u voor dit land. dat ik hier leven mag. Nooit zal ik vergeten dat u het ons gaf.’ niet het land, maar het leven in het land.

Het land van belofte wordt in geloof bewoond, ookal wordt het niet bezeten.
En als men denkt het te bezitten is men het kwijt.
Het is het land van de hoop... het is er altijd, maar je bent er nooit.
Abraham is een eeuwige pelgrim, altijd onderweg, nooit arrivée. Eeuwig heimwee spoort hem aan.

Dit is dan ook de kern van Abrams geloof. Hij leeft van vertrouwen, vertrouwen dat het goed is om op aarde te leven, en dat dat ook zal blijken in the end, en dat wat gisteren misging en vandaag niet lukt, morgen toch nog kan komen…, En ookal komt het niet dan is het toch beter om er naar verlangd te hebben, dan zonder te moeten leven. En zo voegt de apostel Paulus toe, vervult God zijn belofte dat hij ‘een groot nageslacht zou krijgen’ .. Want allen die geloven zijn Abrahams geslacht… , geboren uit den hoge, getogen uit de nacht.

In het lied dat in het volgende deel aan bod komt, wordt deze gedachte in de typische stijl van Willem Barnard (virtuoos associatief, spelend met woorden) uitgewerkt tot een lied. Het enige dat u moet weten dat is dat in het bijbels ABC het woord ‘geloven’ niet zozeer betekent dat je ‘allerlei ongelooflijke dingen voor waar aanneemt’, maar ‘fiducie hebben’, vertrouwen… basic trust dat het leven de moeite waard is om geleefd te worden, dat het ook de moeite waard is om gewaagd te worden.

Allen die zo leven, ‘geloven’, zijn Abrahams geslacht.

 

3. Abraham krijgt bezoek: (over drie mannen en een lachende derde)

GENESIS 18: 1-15

Hartje zomer is het. Het is rond de middag. De zon is naar z’n hoogste punt geklommen. De hitte drukt ondraaglijk op de aarde. Mens en dier hebben de schaduw opgezocht en bewegen zich zo weinig mogelijk. Het enige geluid dat te horen is zijn de krekels die sjirpen in het gras. Bij de terebinten van Mamre zit de oude man onder de luifel van zijn grote bedoeïenentent.

Hij houdt zijn siësta. Hij slaapt... en dagdroomt weg...

Flarden van het pasbeleefde mengen zich met onuitgesproken verlangens en vergeefse dromen. Hij hoort de stem weer, die hem aansprak laatst en die hem, de oude man, de kinderloze, vader van vele volken... Ab-rah-am.. noemde. Hij had er om moeten lachen, zachtjes, maar toch... Wat een idee ! Nu in zijn droom lacht hij luidop... en het is niet meer te stuiten... Hij lacht de Stem uit... Hij wil er wel mee ophouden, maar hij kan niet... steeds luider, steeds schriller klinkt zijn lacht. En terwijl hij lacht spreekt de Stem onverstoorbaar verder: Ik richt een verbond op tussen mij en u, een eeuwig verbond... en met uw nageslacht na u.. Abraham.. vader van vele volken.. uw nageslacht na u.. nageslacht... na u. Ik ben de Heer, uw God.

Abraham schrikt wakker... de droom is vervlogen. Hij knippert nog wat met z’n ogen; hij heeft een geluid gehoord en als hij aan het helle licht gewend is, ziet hij opeens drie mannen voor hem staan. Hij schiet uit zijn stoel, loopt ze tegemoet, buigt zich diep ter aarde en begroet de drie onbekenden met grote hoffelijkheid:

‘Dat ze toch een pauze inlassen op hun tocht’
‘dat ze zich neer­vlijen onder die prachtige grote boom daar: één van de terebinten van Mamre’
‘ja dat ze zich bij hem wat opfrissen onder het genot van een bete broods’

De drie mannen gaan dankbaar op het aanbod in en terwijl zij zich op hun gemak neerzetten in de schaduw van de boom, is het met de rust van Abraham gedaan. Hij knipt met z’n vingers naar z’n slaven: water voor de heren... en – hup hup – brood erbij...  Hij haast zich naar de vrouwentent en roept zijn vrouw, Sara, erbij:

‘Haast u! Drie zakken fijn meel! Kneed het en bereid koeken!’

Zelf snelt hij naar de kudde en zoekt het beste kalf uit, dat hij vinden kan, slacht het en geeft het aan een knecht. Deze haast zich (op zijn beurt!) om ook dit stuk van de maaltijd op deskundige manier toe te bereiden. Samen met een soort romige botermelk, naar verluid nog steeds een lekkernij in het Midden-oosten, presenteert hij het zijn gasten. De berg versgebakken pannekoeken torent vorstelijk boven de hoofden uit. Een tafereel als geen ander!
Met krachtige penseelstreken heeft de bijbelschrijver het ons geschilderd. Het eindigt ermee, dat Abraham als als een echte bedoeïenensjeik tegen de boom geleund tevreden staat toe te zien, hoe zijn gasten zich te goed doen aan het lekkers dat hij hen heeft voorgezet....

Over hoe het verhaal van de drie mannen (en de ene ‘HEER’) de kerkvaders tot schitterende speculaties bracht over de drie-eenheid (exegetisch niet waar natuurlijk, maar toch goed gevonden) heb ik elders geschreven.  Bijvoorbeeld in deze preek

‘Wat ik vragen wilde, Abraham,’ opent één van de mannen het gesprek: ‘waar is Sarah, je vrouw?’
‘Sarah is in haar tent, mijn heer.’
‘Abraham, ik ben gekomen om je te zeggen dat zij over een jaar een zoon zal baren.’

Abraham geeft geen krimp... Hij heeft het immers al eerder gehoord, maar Sarah hoort het voor het eerst. Verscholen achter het tentdoek van het vrouwenverblijf heeft ze het gesprek gevolgd. Hoort zij het goed? Zij zwanger, zij nog wellust op haar oude dag? Laat me niet lachen, denkt ze bij zichzelf, en ze lacht. Wat een dwaasheid. Die vreemdeling heeft te veel zoete wijn gedronken! Een zoon? In haar schoot? Godsonmogelijk! Belachelijk !

‘Waarom lach je, Sarah?’ vraagt de vreemdeling opeens..

Sarah schrikt ? Hebben ze het gehoord, dat kan toch niet... Maar ze kan zich nu nog moeilijk drukken. Ze moet wel te voorschijn komen. Bang (want gasten uitlachen, dat betaamt niet) en wat verlegen komt ze uit haar tent en staat ze voor de vreemdelingen. 4 paar mannenogen kijken haar aan... Ze weet niets beter te verzinnen dan te vluchten in de ontkenning:

‘Ik heb niet gelachen, mijn Heer, echt niet, ik...’

‘Sarah, je hebt wel gelachen’, antwoordt de ene... maar het zij je vergeven... Ik begrijp je wel... Denk er nog maar eens aan terug over een jaar als je moeder geworden bent. Moeder van een zoon... Noem hem maar Jitschaak... , dat is: Hij-die-lacht. Ik denk dat je nog veel plezier aan hem zult beleven... Izaak. 
Opgelucht haalt Sarah adem en ze ziet zichzelf opeens met een lachend kind op schoot: een glimlach krult haar lippen... en voor ze er erg in heeft zegt ze:
‘U bent een engel.’

Nu konden de gasten een glimlach niet onderdrukken..
En terwijl de mannen op hun gemak verder aten van de koeken en zich de malse stukjes vlees goed lieten smaken, hoorde Abraham Sarah in de tent van de vrouwen zingen..

Dat had ze lang niet meer gedaan. Hij luisterde... Het was een lied dat hij niet kende. Maar het klonk goed, een echt vrouwenlied. Rebecca en Rachel zouden het later ook zingen. En Hanna zou met de aartsmoeders instemmen, en nog weer later zou ook Maria zich in het koor mengen. Abraham ging zachtjes dichterbij. En hoorde dat ze zong:

Mijn ziel maakt groot de Heer,
en mijn geest jubelt over God, mijn Heiland,
omdat hij heeft omgezien naar de lage staat van zijn dienstmaagd.
Zie, van nu aan zullen mij zaligprijzen alle geslachten,
omdat grote dingen aan mij gedaan heeft de Machtige...

Terwijl ze aan het zingen was, schoof Abraham voorzichtig het tentdoek opzij en keek naar zijn vrouw... Het was alsof hij haar voor het eerst zag.Sarah moest hij haar noemen, had diezelfde stem gezegd die hem ‘vader van vele volken’ had genoemd... Sarah = vorstin wil dat zeggen: Die stem had gelijk. Zijn vrouw was een koninlijke vrouw, Salve Regina... Zij !

Waarom zou hìj dan geen vader van vele volken worden ??

Er is eb en er is vloed. Maar de zee blijft altijd de zee.

 

4: Abraham en Isaak bij de Zoutzee (een legende)

Papa, waarom groeit hier niets; wat is dat voor plaats; wat is hier gebeurd?

GENESIS 18: 16-22

Een luguber landschap is het, bij de Dode Zee, waar het Zoutgebergte ligt. Lang voor de mensen op aarde verschenen, is deze kale woestenij ontstaan op het diepste punt van een enorme scheur in de aardkorst... Niets kan er leven in deze streek, woest en ledig is het daar, zoals de aarde voor de schepping... Geen dier loopt er rond, geen vogel zingt er zijn lied, geen boom, geen bloem, geen grasspriet wil er groeien... : het absoluut dieptepunt van de aarde.
Een fascinerend en huiveringwekkend oord...
een plek die vráágt om een verhaal...

‘Vader, wat is dit voor een plaats? Waarom wil hier niets groeien? Waarom woont hier niemand?’

Nu kan de vader 2 dingen doen.
Hij kan het
natuurwetenschappelijk verhaal vertellen: over het krijttijdperk en het Pleistoceen, Mioceen... aardschollen, breuklijnen, miljoenen jaren en zo de nieuwsierigheid van zijn kind bevredigen.
Of hij kan zeggen: 

‘Dat zal ik je vertellen, mijn kind. Het is een gruwelijk verhaal. Ik heb het van mijn vader gehoord, en hij weer van de zijne en het staat ook in een oud boek... Heel lang geleden lagen hier twee steden, Sodom en Gomorra... Nee, daar vind je geen spoor van terug. Die zijn ten onder gegaan. God heeft ze uitgezwaveld! Hij kon het niet meer aanzien wat daar gebeurde. Ze zeggen dat gebeurd is ten tijde van vader Abraham.

Dat is een sage, zegt de literatuur-wetenschapper..., niet historisch verifieerbaar, noch geologisch correct. Inderdaad. Toch is het óók een goed verhaal over die plek. En ik vind het wijs van een vader, als hij probeert ook zulk soort verhalen te vertellen als antwoord op zùlke vragen van zijn kinderen. Trouwens: Die wetenschappelijke verklaring van dit bizarre natuurverschijnsel zal zijn kind op school wel worden onderwezen, bij aardrijkskunde of... die ziet hij bij National Geogrpahic nog wel eens op de TV.

Een vader / moeder – heeft naar mijn bescheiden mening – een andere lesopdracht dan de schoolleraar.

Hij moet met verhalen afkomen, die iets ‘te zeggen hebben’ ("sagen" dus). Die ingaan op dat ‘unheimische’ gevoel dat dat godverlaten landschap bij zijn kind óók heeft opgeroepen, een verhaal dat dus niet zozeer intellectuele nieuwsgierigheid bevredigt, maar de ‘conditon humaine’ thematiseert en daarin een weg wijst... (torah).

Wij doen dat haast niet meer. Zulke verhalen vertellen. Wij schamen ons daar een beetje voor. Wij zijn toch moderne mensen. Wij vinden dat primitief. Sprookjes en sagen zijn voor kinderen, hoogstens interessant als folklore... Dat is jammer èn nog fout ook, want zowel sprookjes als sagen zijn door en voor volwassenen verteld, bronnen van levenswijsheid. De exclusieve natuurwetenschappelijke benadering van de werkelijkheid heeft de werkelijkheid plat geslagen en tot veel zijns- en zinverlies geleid. Zozeer, dat we tegenover wat er in de wereld gebeurt, met onze mond vol tanden staan omdat we niets meer te ‘zeggen’ hebben...
Neen, dan liever een goed verhaal erbij, vol zeggingskracht, een verhaal dat het
leven verdiept, dat tot nadenken stemt, dat het gevoel van vrijheid en verantwoordlijkheid aanscherpt, een verhaal waar de mens mee vooruitgeholpen wordt in zijn leven, kortom: een verhaal, zoals dat over Sodom en Gomorra en over Abraham en Lot. k vind het een goed verhaal.... maar u hoeft mij niet te geloven. Ik zal u het verhaal gewoon vertellen. Kunt u het zelf beoordelen !

Ik stel mij zo voor dat vader Abraham het verteld heeft aan Izaak, toen de jonge Izaak voor het eerst de zoutvlakte met de dode zee aanschouwde en vroeg:

‘Vader, wat is dit voor een plaats? Waarom wil hier niets groeien? Waarom woont hier niemand?’
Welnu, dat zal ik je vertellen, mijn zoon. Weet je nog. Die dag dat wij die 3 mannen op bezoek hadden... toen jouw naam voor het eerst is gevallen. De dag dat je moeder lachte... Ik heb het je al vaker verteld... Nou die dag heeft nog een heel vreemd staartje gekregen. Ik denk dat je nu wel oud genoeg bent om ook dat verhaal te horen...
Toen ik die vreemde gasten uitgeleide deed, toen leek het wel of één van de drie nog iets op z’n lever had....
‘Gaan jullie maar vast,’ zei hij tegen de twee anderen... jeweetwel... waar we voor gekomen zijn..
En de twee mannen vertrokken, naar Sodom begreep ik achteraf... Die ene, die ook meestal het woord gevoerd had, die bleef achter en leek wat besluiteloos. Hij keek nu eens richting Sodom. Ja, in dat spooklandschap daar lag toen de meest welvarende stad van de hele wereld: Sodom.... een prachtige stad was dat. Rijke architectuur, enorme handel, bloeiend cultuurleven... en dan de omgeving: Het leek wel het paradijs, zo groen en vruchtbaar was het er toen....
Mijn neef, Lot, die samen met mij uit Haran was gekomen... had zich er gevestigd... Hij was het zwervende leven, altijd op weg naar morgen, zat geworden en bezweken voor de verleiding om zich te vestigen vlakbij wat wel het paradijs leek. Hij woonde er samen met z’n hele familie. Enkele van z’n dochters waren er getrouwd....
Afin. Die ene, die achtergebleven was, aarzelde nog steeds. Ik zat er een beetje mee, want ik wou eigenlijk nu eindelijk ook wel weer eens aan de slag gaan. In de tent hoorde ik je moeder zingen, een nieuw couplet zingen van dat vrouwenlied.... over de Heer die machtigen van de troon stoot en eenvoudigen verhoogt, en die zijn barmhartigheid gedenkt...
Ik stond al op het punt om nog een keer vriendelijk te buigen en me dan bij je moeder te voegen, toen die man plotseling voor mij ging staan en mij aansprak...
Hij zei: Abraham,
Ja, Mijn Heer, zei ik.
Jij weet inmiddels wel, wie ik ben hè....
Ja, Heer... U bent ‘de Stem’ die altijd met mij meegaat..
Welnu, Abraham, ik bedacht zojuist: Als ik met jou een verbond gesloten heb, dan ben jij in zekere zin mijn partner: Ik vind dus dat jij weten moet, wat ik van plan ben. Ik daal zo dadelijk ook af naar Sodom, want wat daar in die stad allemaal gebeurt, is ten hemelschreiend. Onderdrukking en onrecht vieren er hoogtij. Ik ben op weg om het met eigen ogen te zien en... als het is zoals ik vermoed, dan vrees ik dat mij niets anders rest dan de hele stad om te keren, te vernietigen.’
Ik stond, Izak, dat begrijp je wel, aan de grond genageld. Perplex. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Zoëven was ik nog de gelukkigste mens op aarde, een man in ver­wachting, een zoon in het verschiet.. lachen moest ik van vreugde !
En nu plotseling deze onheilspellende woorden over Sodom, over Lot en al die anderen die nog slechts onheil konden verwachten...
De tranen sprongen me in de ogen.
Wat moest ik doen, wàt kon ik hierop zeggen ?

 

 

5. Abraham pleit voor Sodom en Gomorra (Een man naar Gods hart...)

GENESIS 18: 22-33

[exegetische opmerking vooraf: Genesis 18:22 bevat een beroemde tiqqune soferim (tekstwijziging door de schriftgeleerden - de Masoreten - aangebracht). In de oorspronkelijke tekst staat namelijk: "En de HEER bleef voor Abraham staan." Omdat deze uitdrukking ook een dienstbaarheidsverhouding kan uitdrukken, hebben de vrome schriftgeleerde editors de zin omgedraaid: "En Abraham bleef voor de HERE staan." Zij hebben van hun verandering in de tekstuitgave nota gemaakt, zo eerlijk waren ze wel. Mijn verhaal hieronder gaat nadrukkelijk uit van de oorspronkelijke tekst]

Wat kon Abraham zeggen, wat kon hij doen ?

Nou, ik denk dat hij eerst het bericht over de vernietiging van Sodom voor kennisgeving wou aannemen en met een boog om God heen lopen om zich weer te voegen bij zijn vrouw om zich te verheugen in zijn toekomstig huiselijk geluk... Zo van: Sorry, God, maar wat u met Sodom en Gomorra doet, dat zijn uw zaken, de mijne niet...

Maar God dacht daar blijkbaar anders over, want Hij bleef daar maar voor hem staan. Hij wilde blijkbaar iets van hem... Maar wat dan ? Wat verwachtte God van hem ?

Toen zag Abraham zijn neef Lot voor zich en de zijnen voor zich en al die andere mensen in de stad, mannen, vrouwen, kinderen... en dan het gericht Gods over de stad... en plots wist hij wat hem te doen stond...

Niet weglopen, niet met een boog eromheen, maar er op af...

Abraham slikte een keer, rechtte z’n schouders en “deed een stap naar voren en zei:”

‘Heer, gij wilt toch niet de rechtvaardigen met de goddelozen ombrengen? Stel dat er ginds nog 50 rechtvaardigen zijn. Zou de Rechter der ganse aarde dan geen recht doen? Dit zij verre van u!’

 

Ongehoord, zoals de bijbelverteller hier de relatie tussen God en mens schetst. De mens Abraham doet niet eerbiedig instemmend een stapje opzij, als hij hoort dat God zijn oordeel gaat brengen: zo van: ga uw gang, U zult het wel het beste weten... Neen, de mens Abraham stapt op God af en gaat a.h.w. tussen God en Sodom staan en weet van geen wijken: pleitbezorger, middelaar zelfs.

One small step for a man, but a giant leap for mankind... zei Armstrong toen hij op de maan geland was… Ik betwijfel het. Hier echter weet ik het zeker: Die stap voorwaarts, naar God toe, in plaats van opzij, om te pleiten voor de mens... dat is ‘een kleine stap voor een mens, maar een schrede voorwaarts voor de mensheid, beter: voor de menselijkheid, de mede-menselijkheid, de humaniteit !

Abraham is hier een echte vader van vele volken.... niet alleen van zijn eigen, ook van de anderen... Hij toont zich een echte partner van God als hij God herinnert aan zijn eigen wezen:

 

‘Niet doen, Heer! Het zij verre van u ! U bent toch een rechtvaardige God? U hebt mij toch uitgekozen om temidden van alle volken uw weg te bewaren door altijd pal te staan voor recht en gerechtigheid ! Welnu, de weg die u mij gewezen hebt, die wijs ik nu aan u!’

 

Vol lef herinnert hij God aan zijn bevrijdende naam, komt hij op voor al wie – om welke reden dan ook - in de hoek zit waar de slagen gaan vallen, zelfs tegenover God zelf.

‘Heer, zult gij dan de rechtvaardigen met de goddelozen verdelgen?

 

Abraham gaat verder:

Stel dat er vijftig goeden zijn, schenk dan de goddelozen vergiffenis om hunnentwil en spaar de hele stad.....

 

Hoort u het, het is zelfs meer dan alleen maar voor de goeien dat hij bidt, hij bidt ook om redding voor de slechterikken... omwille van de goeien !... Bidt voor wie u vervolgen, hebt ook uw vijanden lief... zegt later nog iemand uit Abrahams nageslacht.

‘Abraham, indien ik in die stad 50 rechtvaardigen vind, zal ik haar sparen om hunnentwil’

‘Maar, met uw welnemen Heer, als er nu eens 5 aan die 50 ontbreken, één handjevol, maakt dat veel verschil voor u?’... Dat kan toch niet om vijf meer of minder ?’

‘Ook indien ik er 45 vind, zal ik Sodom niet verwoesten, Abraham.’

‘Vergeef mij Heer, ik ben maar een gewoon mens en ik verbeeld me niets, maar 40, zou dat ook genoeg zijn?

 

God knikt, en Abraham slikt:

Ik hoop niet dat u toornig wordt, Heer, maar als er nu eens niet meer dan 30 zijn, dan...’

‘Dan spaar ik die stad ter wille van die 30.’

En 20?’

 

God knikt nogmaals. Abraham slikt ook nog eens, denkt na haalt diep adem en zegt dan:

U moet echt niet boos worden Heer, wanneer ik mij verstout nog één keer tot u te spreken, maar als er nu niet meer dan 10 gevonden worden, zou dat ook nog gaan... 10 ?’

Ook omwille van 10 zal ik de stad niet vernietigen !

Abraham staat af te dingen bij God...!

De grote verlichtingsfilosoof Voltaire heeft zich dan danig vrolijk gemaakt over dit verhaal. Een joodse sjacheraar noemt hij Abraham, die zelfs met God het handjeklap nog niet kan laten. Van blindheid en vooringenomenheid bij verlichte geesten gesproken ! Want met alle respect: Mijnheer Voltaire zich op dezé geschiedenis verkeken. Hij heeft niet gezien, dat wij hier een van de grootste en stoutmoedigste verhalen uit de wereldliteratuur voor ons hebben. Adembenemend wordt hier beschreven wat geloof zou kunnen zijn.

Véél geloof is verkapt fatalisme: ‘Alles komt zoals het komen moet, en wat zou ik dan nog?’ Abraham waagt dat te betwijfelen. Het geloof van de vader der gelovigen ziet er anders uit. Hij treedt nader en bidt om Gods erbarmen voor de stad: kyrie eleison... miserere ! Voor de rechtvaardigen èn de onrechtvaardigen bidt Abraham. Hij spreekt God aan op zijn woord... en zo vertelt de impliciete verteller: ‘God is gelukkig met zulke gelovigen’. Dat warmbloedige pleidooi, dáár stond hij op te wachten.

Zo mag ik het horen, Abraham, jij bent een man naar mijn hart !

Jij houdt de menselijkheid hoog.

Zo had ik het bedachte toen ik Adam, de mens, schiep.

Dit zag ik voor me, toen ik je uit Ur der Chaldeeën en Haran riep.

Strijdend voor de redding van de mens, desnoods zich beroepend op God tegen God, zoals later ook Job nog eens zal doen. Aarts-vader Abraham, de vader van allen die ‘geloven’ noemt Paulus hem later... 50, 45, 40, 30, 20, 10..
Na zes keer afdingen, houdt Abraham op. Hij durft niet nog verder te gaan. 6 dagen heeft ook God gearbeid op de 7de dag rustte hij. De sjabbat is de dag waarop je van ophouden moet weten en moet durven vertrouwen dat het ‘goed is’. Zo blijft het bij 10.

In de Joodse traditie is 10 het minimumgetal geworden om een synagoge te mogen stichten, Het is ook het minimumgetal om ‘kaddisj’ kunnen zeggen voor de doden.. minjan heet het dan. Ja, de chasidiem weten nog meer: Tot op heden zijn er altijd wereldwijd 10 rechtvaardigen geweest en enkel daarom heeft God zich van onze wereld nog niet afgewend.

Abraham. Hij figureert prominent in het slot van de lofzang van Maria.. Ik snap nu waarom: Het is: omwille van mensen zoals Abraham dat God zijn verbond met deze wereld nog blijft gedenken en de aarde niet overal zo desolaat is rond de dode zee..

Daar houd ik het op...

 

 

Toegift: Abraham zien

Iemand die 50 jaar wordt, 'heeft Abraham gezien'

Vreemde uitdrukking eigenlijk…

Ik vroeg me af, waar die vandaan komt.

uit de bijbel, waar anders. En wel uit het evangelie naar de beschrijving van Johannes, hoofdstuk 8, ver 57

 

Jezus is daar in een enorm ingewikkeld twistgesprek met zijn Joodse collega’s verwikkeld. En op het moment dat bijna niemand nog volgen kan waar het over gaat, wordt Abraham erbij gehaald. Jezus claimt dat Abraham het geweldig zou hebben gevonden om dit mee te maken, zijn dag. Letterlijk zegt hij:

56 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd.
57 De Joden dan zeiden tot Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Gij Abraham gezien? 
58 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben Ik.
59 Zij namen dan stenen op om naar Hem te werpen; maar Jezus verborg Zich en verliet de tempel.

Voilà, het zoveelste voorbeeld van een halfbegrepen bijbelwoord dat een eigen leven is gaan leiden en tot een spreekwoord geworden. De betekenis is echter wel duidelijk: Als je claimt dat je ‘Abraham hebt gezien’, dan word je geacht ‘wijs te zijn. Jaja.