preekoefening op Open Monumentendag 2025 - kansel van de Brabantse Olijfberg
Geliefde toehoorders,
Ik lees u, een tekst
uit 1882
“Ooit, en
waarschijnlijk binnenkort, zal er behoefte zijn aan wat vooral onze grote
steden missen: stille, ruime, uitgestrekte plaatsen om na te denken,
plaatsen met hoge,
lange zuilengangen, waar verkeerslawaai en verkoopspraatjes niet
doordringen, waar – met grote fijngevoeligheid – zelfs de priester het
hardop bidden zou verbieden. Bouwwerken en andere inplantingen (Anlage),
die als geheel de verhevenheid van het ‘zich-bezinnen’ en ‘afstand-nemen’
(Bei-Seitegehen) uitdrukken.
De tijd is voorbij,
waarin de Kerk het monopolie van het nadenken bezat, waarin de vita
contemplativa eerst en vooral ook vita religiosa moest zijn.
Alles wat de Kerk gebouwd heeft, brengt deze gedachte tot uitdrukking. Zelfs
als deze gebouwen van hun kerkelijke bestemming ontdaan zijn – dan nog
spreken ze een veel te pathetische en bevangen taal
– huizen van God zijn het,
schouwtonelen van een bovenwereldlijke omgang. Ze voldoen gewoonweg niet aan
de criteria van de gebouwen die wij ‘nodig hebben’.
Aldus sprak
Friedrich Nietzsche, in 1882… Vrolijke Wetenschap, boek 4
nr. 280.
Veel zou ik hierover
kunnen zeggen… en eigenlijk wil ik dat ook.
Hoe profetisch is hier
Nietzsche, hoe to the point.
Een eeuw voor de socioloog Ray Oldenburg met het begrip ‘third places’ kwam, heeft hij die al beschreven, en hun onmisbaarheid voor de mens gepeild.
Third places
zijn plaatsen, aanwijsbaar op het stadsplan, gepland,
- die niet samenvallen
met thuis (first place)
- die niet samenvallen met de werkplek (second
place).
Maar waar mensen
naar toe kunnen gaan, alleen, of in groep ‘without ulterior motive’.
Waar ontmoeting
gebeurt, betrokkenheid ontstaat, gemeenschapszin groeit.
- Waar je – Nietzsche
ziet hier dieper dan Oldenburg – ‘afstand kunt nemen’, (bei Seite-gehen),
niet gestoord door het rumoer van de wereld.
- Waar je kunt ‘nadenken’,
‘je bezinnen’
Een ‘verheven’ bezigheid, verheffend
ook.
Third Places.
Gebouwen
moeten dat zijn.
En ‘andere inplantingen’ (Anlagen = alles wat
men in de stad ‘plant’; het gaat over urbanisatie,
stadsontwikkeling).
Ruim
moeten ze zijn’, uitgestrekt.
Ruimte heb je nodig om
‘je denken te verruimen’
verheven, om jezelf (en dus ‘de wereld om je
heen’ ) te verheffen.
Zuilengangen:
Je moet erin kunnen rondwandelen Nietzsche, peripateticus als hij is.
Kerkgebouwen ?
Ja die waren dat…
Zeker.
Maar ze werken niet
meer, zegt hij, tenminste niet voor de god-lozen. Ze zijn te vol van de
religieuze invulling. Die gebouwen spreken een te pathetische en
bevangen taal.
(Religieus pathos,
dogmatische taal). Het zit in de muren, de aankleding, kunstwerken.
Die ruimtes zijn niet
‘leeg genoeg’.
Zelfs als je ze ‘zou
herbestemmen’ (ja hij is wel heel visionair), blijft dat gelden. Je kunt er
niet vrij denken, want het is er visueel niet ‘stil’ genoeg.
That hurts…
Zeker in 1882. Maar ook nu.
Sta mij toe, geachte
toehoorders, hier een kanttekening bij te plaatsen.
Dit kerkgebouw…
daarentegen… Nu het gerestaureerd is, is stiller dan ooit, en ruim
en uitgestrekt, en licht.
Er zijn wel geen
‘zuilengangen’, maar er is wel een tuin.
Hier kan gewandeld
worden, vertoefd, de ‘reis naar binnen’
aangevangen.
Afstand nemen, om
dichterbij het geheim van het leven te komen.
ORIGINEEL
Architektur der Erkennenden.[3]
— Es bedarf einmal und wahrscheinlich bald einmal der Einsicht, was vor
Allem unseren großen Städten fehlt: stille und weite, weitgedehnte Orte zum
Nachdenken, Orte mit hochräumigen langen Hallengängen für schlechtes oder
allzu sonniges Wetter, wohin kein Geräusch der Wagen und der Ausrufer dringt
und wo ein feinerer Anstand selbst dem Priester das laute Beten untersagen
würde: Bauwerke und Anlagen, welche als Ganzes die Erhabenheit des
Sich-Besinnens und Bei-Seitegehens ausdrücken. Die Zeit ist vorbei, wo die
Kirche das Monopol des Nachdenkens besaß, wo die vita contemplativa
immer zuerst vita religiosa sein musste: und Alles, was die Kirche
gebaut hat, drückt diesen Gedanken aus. Ich wüsste nicht, wie wir uns mit
ihren Bauwerken, selbst wenn sie ihrer kirchlichen Bestimmung entkleidet
würden, genügen lassen könnten; diese Bauwerke reden eine viel zu
pathetische und befangene Sprache, als Häuser Gottes und Prunkstätten eines
überweltlichen Verkehrs, als dass wir Gottlosen hier
unsere Gedanken denken
könnten. Wir wollen
uns in Stein und Pflanze übersetzt
haben, wir wollen
in uns spazieren gehen, wenn wir
in diesen Hallen und Gärten wandeln.
FW IV, 208
[1]
„So wie die Pflanze nur in einem bestimmten Boden gedeiht, so
gedeiht auch der Mensch nur unter bestimmten Bedingungen.“ (Also
sprach Zarathustra). Cultuurbinding, verworteling.
[2]
Nietzsche is een ‘peripateticus’ (Artistotels). Gedachten ontstaan
‘im Gehen’. En tegelijk is het na-denken, zich bezinnen, een
‘innerlijke wandeling’. : “in uns spazieren gehen“, innerlijke
rondwandelen, exploreren, dingen aan het licht laten komen, waarbij
beelden, herinneringen of ‘Gäste’ (gasten, indrukken) met ons mee
stappen.
[3]
Erkennen betekent bij Nietzsche
niet alleen “kennen” maar wijst vooral op de volgehouden poging van
mens om waarheid, inzicht, kennis te verwerven. Verwant met het
Griekse gnōsis en epistēmē, maar het blijft menselijke,
perspectivische kennis (voorlopig).
2. De Erkennende zijn zij die zich van dit proces
bewust zijn: vgl. T.S. Eliot:
Old men ought to be explorers,
.