Elia ontmoet God - als nieuw - op de Horeb in 'het suizen van een zachte koelte'
of: in een stem, een subtiele stilte (A. Chouraqui)

1 Koningen 19: 3-18 - revisited: 9 augustus 2020 (homilie Sint-Norbertus)
[preeklijst]

Elia was een profeet, en niet zomaar eentje. Eigenlijk is hij het oermodel van de bijbelse profeten.

Zonder aanzien des persoons, proclameerde hij Gods recht. Of iets gepast of politiek correct was: het kom hem niet schelen.

En spreken dat hij kon. En lef dat hij had! Een echte 'ijveraar voor de naam des HEREN'. Alles had hij ervoor over dat in Israël de ware God gediend werd, dat er 'recht' zou geschieden, met name voor ‘kleine mensen’

Voor niets en niemand was hij bang: Als de koning in de fout ging: Elia zei het hem, recht in z'n gezicht.

Op een dag had hij zelfs alle Baälspriesters uitgedaagd op de berg Karmel om er achter te komen wie nou de 'ware God' was. En na een geweldige strijd, de hele dag lang, had hìj gewonnen: er was vuur uit de hemel neergedaald en zijn offer was aanvaard… Verslagen lagen de Baälspriesters terneer. En het volk had geroepen: De HEER is God, en Elia is zijn profeet. Triomferend was Elia de koning tegemoet gelopen... Hij dacht: Nu zal die wel luisteren, nu komt alles goed, nu zal er weer recht en vrede heersen in het land. Maar nee hoor, niks daarvan.

De koning, Achab, was onder de indruk van dit machtsvertoon, zeker, maar het effect duurde niet lang. Zijn vrouw Izebel praatte hem een dag later zijn bekering al weer uit het hoofd. En het volk: tsja, nu het ergste voorbij was, ging men al gauw weer over tot de orde van de dag… Business as usual. En even later ondertekende koning Achab Elia’s doodvonnis.  Elia werd getipt: De huurmoordenaars waren al onderweg. Hij moest vluchten.

 

Vluchten nadat hij gewonnen had!

Weg uit Israel, opnieuw de woestijn in...

 

Elia stort in. Hij ziet het niet meer ziet zitten. Hij legt zich onder een struik en bidt tot God: Neem mijn leven nu maar … Het is genoeg. Ich habe genug. Maar – zo gaat het verhaal – God laat hem niet liggen. Hij stuurt een engel, wekt hem op, en gebiedt hem de woestijn door te trekken en naar die andere berg te gaan, de berg Horeb, de berg Gods, de berg van het verbond. Na 40 dagen en 40 nachten - ! - komt hij daar aan, vindt een spelonk, gaat die binnen en valt in slaap.

Ziet u hem daar liggen, in de grot, op z’n zij, de benen opgetrokken.  In foetushouding, teruggekeerd in de schoot van moeder aarde…  De vraag is: zal heel zijn leven een maat voor niets zijn ? Vergeefs wat gedaan is, zinloos… een vicieuze cirkel waarin het kwaad toch triomfeert wat je ook probeert. Of zal er een tweede geboorte wezen, een wedergeboorte? Een nieuw leven voor de profeet, voor deze geweldigste onder de profeten, uitgeraasd en opgebrand.

 

Dan hoort hij een stem.

Wat doe jij hier, Elia?

Hij antwoordt:

Ik heb zeer geijverd voor U, o God; enorm mijn best gedaan, u weet het wel, maar niemand wil luisteren. Sterker nog: Ze hebben al uw profeten gedood. Ik ben nog alleen over en ook mij staan zij naar het leven.

Afgelopen ‘ons project’… Fini.

Maar hij is nog niet uitgepraat of er steekt een wind op, een storm, rotsen beginnen te kraken, een lawine stenen stort naar beneden. Zou dat het signaal zijn van Gods komst ??? ...

Maar de Heer was niet in de storm.
De storm is voorbij, de wind gaat liggen, maar nu begint opeens de aarde te beven, bergtoppen wankelen, afgronden openen zich voor zijn voeten:

Maar ook in de aardbeving was de Heer niet.

En als de aarde tot rust komt, verschijnt er aan de hemel plots een geweldige vuurgloed, alles verterend, alles verslindend trekt ze voorbij:

Maar ook in het vuur was de Heer niet

En terwijl de aarde nog nasmeult, wordt het stil, heel stil. En dan is er het ‘suizen van een zachte koelte’… een heel licht briesje.

En toen Elia dit hoorde, trad hij naar buiten en ‘de Heer stelde zich daar’ zoals er letterlijk staat.

 

Niet in 't geweldige geluid

van stormwind die de rotsen breekt

is het uw stem die tot ons spreekt.

De stormen trekken voor u uit.

 

En ook wanneer de diepte trilt

en de aarde siddert als een riet,

is het in deze beving niet

dat Gij U openbaren wilt.

 

Niet in het al-verblindend licht

van vuur, niet in een vlammengloed

is het dat Gij wilt zijn ontmoet

en vinden wij uw aangezicht.

 

Maar als de koelte om ons staat

en een zacht suizen ons vervult,

weten wij dat Gij komen zult,

en wij omwinden het gelaat.

 

Zo ontmoet God Elia. Verkwikkend is het voor de ont-moedigde profeet. Hij heeft God nieuw ontdekt niet in overweldigende natuurfenomen, maar in het ‘suizen van een zachte koelte’.

Dat klinkt mooi, mystiek zelfs, maar: Wat is dat dan? Waar gaat het hierover? Wat heeft Elia in dat suizen van die zachte koelte eigenlijk vernomen? Wat wordt hier geopenbaard? Een poging:

 

Eerst waren er bij wijze van flashback – die geweldige tekenen: De storm, een aardbeving, het vuur. Maar steeds is daar het monotone refrein: Maar de Heer was daarin niet. Elia komt er ook de grot niet voor uit. Dat heeft hij allemaal al eens gezien. “Been there, done that” : déjà vu. Dat is de oude God, de geweldenaar, de God van ‘wie niet horen wil moet voelen’, die de mensen corrigeert door z’n overmacht te gebruiken, die overbluft, die dreigt, die straft…

Dat werkt niet… weet Elia… Dat heeft hij ondervonden. Voor zo’n God komt hij de grot niet uit. Voor zulk soort opvoedingsmethodes en verbeterscenario’s past hij. Hij heeft die z’n leven lang toegepast. En ze hebben effect, zeker, maar altijd kortstondig, en het blijft altijd aan de buitenkant.

 

Het kan zijn dat God daarin is geweest, zeker, bij de uittocht uit Egypte, bij de verbondssluiting op de Horeb, ja recentelijk nog op de Karmel: Maar daarin ìs Hij niet. Zulke manifestaties kunnen Elia het gelóóf niet teruggeven. Deze weeën zijn niet krachtig genoeg om hem opnieuw geboren te doen worden. Hij blijft in de spelonk, in het donker, in de berg, in de schoot van moeder aarde… Het is niet genoeg om de levenslust te hervinden. Pas als dit voorbij is en het stil wordt, daarna… spitst Hij zijn oren. Alert nu… om te horen of God misschien na al dat machtsvertoon nog iets in petto heeft, iets nieuws, iets anders, iets dat nog niet eerder bedacht is. Het zou kunnen… En zie, het gebeurt… : dat nieuwe meldt zich. God meldt zich. Gans anders: Hij komt in ‘het suizen van een zachte bries’.

 

Verrassend: Het suizen van een zachte bries… Mooi beeld. Laten we het eens (be)proeven.

U kent het: Het is windstil. Niets beweegt, de zon brandt aan de hemel. En dan zie je in de verte de korenaren op het veld buigen, even later hoor je blaadjes ritselen. Je ziet het, hoort het, dan pas voel je het: een zachte koelte.

Bijna nìets, zeker vergeleken met het gedonder van zopas. Maar het ìs wel iets. De ‘oude dingen’ zijn voorbijgegaan… totaal. En net op het moment dat je het dan ook definitief is afgelopen, als je op het nulpunt komt, dan gebeurt er iets, iets kleins, waardoor je beseft: Het is nìet afgelopen, er komt nog iets. Het leven gaat door. Er staat ons nog iets te wachten!

 

Zoiets heeft Elia beleefd op de Horeb. Zo’n epifanisch moment. Sommigen van ons herkennen dit, anderen – kan ik me voorstellen – zegt dit allemaal maar weinig. Over mystiek is moeilijk te praten. Maar het gaat niet om de woorden, maar om het gebeuren zelf. Het gaat erom dat Elia, de man Gods – groter profeet dan hij is er nooit geweest – door het nulpunt is gegaan, en tot z’n eigen verrassing heeft mogen vaststellen dat er na het nulpunt toch nog iets was. Hij meende van niet. Hij was aan het eind van zijn Latijn. En hij dacht dat als hij dat was, dat God dat ook wel zou zijn… Maar dàt is dus niet zo. Op het moment dat het bij ons ‘voorbij is’, kan God alsnog voorbij komen, zich present stellen, en het zaad zaaien voor een nieuw begin.

De zinsnede ‘het suizen van een zacht briesje’ kun je ook vertalen als hij hoorde ‘een heel zachte stem’, een subtiele stilte (Chouraqui). Je moet je inspannen om God te horen in die stilte die valt als de oude woorden het laten afweten, zwijgen. Je moet luisteren, intens, om te verstaan wat dat nu zeggen wil, welke taal eruit gaat van de stilte. Wat God zeggen wil, op het moment dat Hij zwijgt.  Tussen het oude dat voorbij is, passé, en het nieuwe dat er nog niet is, maar wel wil komen…

En Elia doet dat. Hij komt tevoorschijn, verlaat de grot en ‘omwindt zich het gelaat’. Hij toont z’n respect voor deze nieuwe verschijningsvorm van God. Dat is de moraal van het verhaal, waarin wij ons kunnen spiegelen. Hij laat zich wederomgeboren worden… Hij had het bijltje erbij neergegooid, z’n hoofd gebogen, het opgegeven…  Maar hij is door het nulpunt gekropen.  Hij is uit de grot gekomen, en heeft de stem van God opnieuw vernomen, hoe ‘zacht die ook klinkt’. En hij is opgestaan, opnieuw begonnen, dóórgegaan.

Want dat gebeurt er namelijk na deze openbaring. Elia gaat terug [dat is de opdracht die Hij krijgt van God in het verhaal]. Letterlijk: Hij moet op z’n schreden terugkeren (= weer doorheen de woestijn naar het beloofde land). En ter plaatse waar hij komt gaat hij opnieuw Gods woord brengen aan vorsten, koningen en gewone mensen. Hij blijft m.a.w. profeet… Hij gaat door (maar denk ik dan: van binnen veranderd). Hij zal de moed niet laten zakken als de mensen niet staan te applaudisseren.. Hij weet nu: Het verhaal van God en de mensen gaat door, ook als God afziet van spektakel. Ook als Hij zwijgt, spreekt Hij nog altijd voort.

 

En voor ons: Wij hoeven enkel uit onze grot te komen (waar wij ons verborgen hebben), de stilte toe te laten, niet bang zijn voor het nulpunt… En dan kijken of de stilte gaat ‘spreken’, ons iets zegt. Luisteren dus naar die stille stem in ons hart… en léven.