PREEK over Genesis 6:1-4

 

Vreemd stukje uit de bijbel uitgekozen. Eigenlijk nooit gelezen. Toch staat het op een heel cruciale plaats in de bijbel. Het komt na de oerverhalen (Adam, Eva, Abel, Kain) en is de overgang aanloop naar het verhaal van de zondvloed (Noach), dat begint in vers 5… Die eerste vier verzen van Genesis 6 vind ik intrigerend genoeg om centraal te stellen.

1.           En zie

De mensen worden talrijk op de aardbodem,

en er worden hun dochters geboren.

2.           De zonen Gods (b’ne elohim) zien

dat de mensendochters schoon zijn.

En ze nemen vrouwen, al wie ze maar wensen.

3.           En de Heer spreekt:

Niet voor altijd (l’olam) zal mijn levensgeest (roe’ach) in de mens blijven

omdat hij toch vlees is.

Zijn dagen zullen geteld zijn: 120 jaar.

4.           De reuzen (nephilim) waren in die dagen in het land,

en ook daarna,

toen de zonen Gods tot de mensendochters kwamen

en zij voor hen baarden;

dat zijn de geweldigen (helden, krachtpatsers: gibborim),

die vanouds (l’olam) geweest zijn, mannen van naam (beroemdheden).

 

Als je het leest waan je je even buiten de bijbel, in de wereld van de Grieks mythen en sagen… Het gaat over de ‘zonen van God’ die met de ‘dochters der mensen’ paren en kinderen krijgen, en dat zijn dan de ‘reuzen’

Zulke verhalen kennen we uit de heidense mythologie (niet alleen Grieks, eigenlijk algemeen), maar verwacht je in de bijbel juist niet.

 

Met reden. De bijbel is weinig speculatief, blijft de aarde trouw, maar toch: aan de rand van de bijbel vinden we zulke verhalen - of ‘sporen’ ervan -  wel, soms zijn het enkel bepaalde woorden: de Leviathan-oermonster.

Aan de rand, als het over het onzegbare gaat wat je eigenlijk niet in gewone taal kan vatten,

1. Hier dus, in de oerverhalen, over het begin… waarin een beginsel besloten ligt van wat mens-zijn-in-de wereld is.

2. En aan de andere kant/rand opnieuw: als het over de laatste dingen gaat, het einde. Daar bij de Apocalyps, wordt de toon mythisch.

 

Hoe je zulke verhalen dan leest, daartoe zullen we vandaag een poging doen.

Ze staan in de bijbel en je bent protestant of je bent het niet.

De hele schrift van kaft tot kaft is Gods Woord.

Dus maar eens proberen te ‘luisteren naar wat God doorheen zulke verhalen tot ons zegt.

 

Alvast een sleutel: Het verhaal lijkt te gaan over ‘wezens hoog daarboven’, maar kon in werkelijkheid wel eens bedoeld zijn om iets wezenlijks te zeggen over ‘ons hier beneden’...

 

ZINGEN Gezang 329: 1

 

Schriftlezing: Genesis 6:1-4

 

GEZANG 329: 2 en 3

 

Een raar verhaal:  ‘zonen Gods’, die een zwak hebben voor de ‘dochters der mensen’ en die de hemel verlaten om de dochters der mensen te ‘nemen’ (pakken)… tot vrouw, wie het maar belieft. En ze verwekken kinderen en die kinderen dat zijn de reuzen, of de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam!

 

Het doet inderdaad denken aan de verhalen uit de Griekse mythologie. Daar horen we over hoe ‘goden’ regelmatig aardse vrouwen verleiden of daardoor verleid werden. Zodoende liepen er volgens hen heel wat ‘heroën’, half-goddelijke helden op aarde rond: Denkt u maar eens aan ‘Herakles’, de grootste en sterkste held van de oudheid, of Achilles. En zij zijn de enigen niet. Tussen hemel en aarde (Oeranos en Gaia) wemelt het van titanen en giganten.

 

Hesíodus, de chroniqueur van de Griekse mythen en sagen, benoemt het als een apart tijdperk Het tijdperk van de ‘heroën’, de Helden

Met een zekere nostalgie vertellen de Grieken deze verhalen: Die half goddelijke helden uit de voortijd: geweldig is het toch: Dat waren nog eens tijden. Bijna hadden ze de hemel bestormd…

 

En wij, wij vinden het zelf meestal ook wel leuke verhalen. Ze worden nog steeds verteld, en verfilmd. Zag ik… op de commerciële zenders, met veel special effects. Het spreekt blijkbaar nog ‘tot de verbeelding’, die mix van bovennatuur en menselijkheid.

 

Voor Israel was die mythische wereld niet iets van lang geleden, verhalen voor bij het haardvuur, of de TV, neen: die gedachtenwereld was toen reëel.

En niet op een onschuldige manier. Neen, maar al te concreet.

 

Egypte, dat beruchte land, had een farao. En waarom was die man zo onaantastbaar en almachtig? Omdat hij geacht werd een zoon van God te zijn, geboren uit een aardse vrouw en een goddelijke god.

En als we de andere kant opkijken

(het kleine staatje Israel zit tussen deze beide grootmachten gekneld)

De koning van Babel, dat andere wereldrijk, daar was de koning verwant met de goden: Gilgamesj, de nationale held van Babel, die wij vooral kennen omdat in zijn epos een soort zondvloed verhaal voorkomt, was volgens de legende 2/3 god en 1/3 mens. Saddam Hoessein verwees indertijd graag naar hem.

 

Kortom: Dat godenzonen en mensdochters met elkaar verkeren in de heidense wereld en kinderen voortbrengen, halfgoden, helden, mannen van naam is geen onschuldig verhaal... voor Israel.

 

Neen dat waren politieke legitimaties, want machthebbers ontleenden hun aureool van onaantastbaarheid aan deze verhalen! Als een godenzoon nam hij...

Hoe ging Israel daarmee om?

Uit Egypte zijn ze uitgetogen… en de farao, het paard en zijn ruiters, stortte hij in zee.

En de koning van Babel?

Nog maar eens schriftlezing die we nooit lezen, eentje waarin de val van die would-be godenzoon wordt geschilderd : Het is een spotlied op koning van Babylon, die zich een godenzoon waande, en ieder boog vol ontzag voor hem het hoofd...

 

En dus doet de koning van Babel wat hij wil, hij neemt wat hij wenst...

Hij lijkt inderdaad wel goddelijke almachtig.

Israel houdt hij gevangen, het volk weggevoerd, verspreid over het land, en dan moeten ze wonen ver van de tempel, in een vreemd land. Kansloos tegen zulk een overmacht…

Jesaja prikt er doorheen.

Hij zet deze ‘godenzoon’ in z’n hemd, z’n doodshemd.

 

Schriftlezing uit de profeten: Jesaja 14: 12-17 / 7-8

 

TERUG naar Genesis.

 

Wie zijn die ‘zonen Gods’, Waar gaat dit over…?  

Wat wil de bijbelschrijver vertellen met dit vreemde verhaal…

 

Echte mythische taal. De gebruikte woorden zijn wat betreft niet mis te verstaan.

Hemelse wezens paren met aardse vrouwen, en dat verklaart die legendarische helden uit de voortijd, en /of de reuzen, half-goden.

Het wordt niet zonder huiver, en eigenlijk een beetje verward ook, verteld,

maar je kunt er niet om heen… Het is duidelijk genoeg.

 

Wat wil dit dan zeggen?

 

Enkele overwegingen kunnen ons misschien een eindje op weg helpen.

 

Eerst iets over dat begrip mythe.

Waarom vertellen mensen mythen?

Wel, dat zijn helemaal geen fantasieverhalen over niet bestaande goden enzo, tot vermaak…

Neen, de Grieken (en met hen heel de oudheid) vertelden mythen als een manier om een wezenlijk aspect van onze werkelijkheid, dat je niet zomaar in woorden kunt vangen, toch uitdrukking te geven.

Je moet het dan ook niet lezen als beschrijving van een historisch gebeuren, maar als een verhaal over hoe het nu eigenlijk met de mens (sic!) is gesteld… vroeger, nu, altijd.

Met behulp van goden en bijzondere machten onthullen mythen de existentialen van het mens-zijn, d.w.z. datgene waar de mens door wordt bepaald, gedreven, begrensd. Daarom dat veel van die verhalen zo fascinerend zijn.

 

Als we zo naar dit verhaal kijken, dan vertelt het dus niet zozeer iets over de ‘goden’ (daarboven), neen: dan vertelt het verhaal via de omweg van boven iets wezenlijks over de mens hier beneden.

 

Wat dan? Een paar opmerkingen, kanttekeningen.

 

In dit verhaal gaat het heel duidelijk fundamenteel grensoverschrijdend gedrag, dat aan de grondvesten raakt van alles wat is.

Er vindt een heilloze vermenging plaats van de ‘goddelijke sfeer’ en de ‘menselijke sfeer’… En God stelt daar paal en perk aan.

 

Opvallend: de schrijver drukt zich zeer behoedzaam uit. Het lijkt wel of hij wil die mythische sfeer zo snel mogelijk achter zich laten.

Hij vertelt niet verlekkerd hoe het allemaal in z’n werk ging tussen die godenzonen en de mensendochters, zoals in de Griekse mythen en sagen.

Hij verliest zich niet in allerlei sappige détails, neen, sober schetst hij in twee verzen dit oergebeuren…

Bijna schuw, alsof hij die woorden haast niet durft opschrijven, wat ik me van een mono-theïstische Jood goed kan voorstellen. Het is toch bijna godslasterlijk... zonen van god...

 

En in vers 4 gooit hij het allemaal door elkaar:

Ze waren er toen, die reuzen, en ook nog daarna.

En plots zijn het geen reuzen meer maar ‘geweldigen’, helden, zoals ze er nog altijd zijn: (krachtpatsers mag je ook vertalen) mannen van naam…

 

Zoals bijvoorbeeld: heldhaftige koningen, zoals David, van wie trouwens ook wordt verteld, dat hij precies hetzelfde kon als deze godenzonen.

Ook David zag immers een vrouw, en dat zij schoon was. Hij zag haar en nam haar, omdat hij dat wenste. Niemand die hem tegen kon houden...

 

Hij was koning, almachtig... zoals farao, zoals de koning van babylon...

Denkt u aan de lezing uit Jesaja 14. Hoe zijn de helden gevallen!

 

Hoe gevaarlijk is het als mensen ‘aanbeden worden’,

als machthebbers zich god wanen.

 

Als ze doen wat ze willen, pakken wat ze kunnen krijgen, en overal en altijd er weer mee wegkomen

En vergis u niet: het gaat niet over het verleden…

een mythe gaat altijd over het heden, zoals ‘het gaat tussen mensen’ nu

en dat geldt, vroeger, vandaag, altijd.

Ze zijn er ook nu nog: zulke geweldenaars: overal en altijd.

Grensoverschrijdend gedrag.

Mensen die zich gedragen als waren ze goden.

Wonderlijk, de mens wordt er ook door gefascineerd, door het bovenmenselijke,

hij valt – altijd weer – voor krachtpatsers, bewondert, aanbidt helden en reuzen,

ook als wat zij doen met geweld en onrecht gepaard gaat. Idolen…

Maar als je dat doet, dan zijn zwakken weerloos. De dochters der mensen hebben niets in te brengen als deze godenzonen hen willen nemen….

 

Tijd om Gods reactie hierop nog eens van iets naderbij te bekijken.

En God spreekt:

Mijn geest, de levensadem (roe-ach), zal niet voor altijd in de mens blijven.

 

De grensoverschrijdende mens wordt ingeperkt...

Het zal niet voor altijd zijn, niet onbeperkt zal hij z’n gang gaan, deze mens, die zich onaantastbaar waant als god.

want hij, óók hij, is vlees,

dat is: ook hij is sterfelijk, van stof gemaakt… Uit stof zijt gij… Ook degene die onkwetsbaar goddelijk lijkt, eindig is zijn macht. [denk aan het spotlied van Jesaja]

 

Hij is niet god, zelfs niet een halfgod. Hij is mèns.

Zo ìs hij zo zal hij zìjn.

God begrenst de mens…

En zo is het goed… Ja, de eindigheid van de mens en wat hij doet, hééft ook goede kanten.

 

Geen mens leeft eeuwig, betekent ook: geen tiran is voor altijd, ook een koningin sterft. En zo ook hun macht.

Sterfelijke mensenkinderen zijn wij allen.

Met begrensd vermogen. En zo is het goed.

Want dat is beter voor de menselijkheid… de humaniteit.

 

Nog één ding.

 

De ware zoon van God, de enige, de echte, gods geliefde:

Van hem wordt gezegd dat hij – hoewel godgelijk – zich ontledigd heeft, zich vernederd heeft en de gestalte van een slaaf heeft aangenomen, en zo totaal aan de mensen gelijk is geworden, dat hij ook hun dood heeft ondergaan, ja de dood des kruises.

 

Daarom, - zo vervolgt Paulus – daarom , d.w.z. omdat hij zo anders was dan al die andere godenzonen,  heeft God hèm uitermate verhoogd en de naam boven alle naam gegeven, opdat alle knie zich voor Hem zou buigen.., in de hemel en op aarde.

 

Amen

 

P.S. Historische nota: De kerk heeft altijd in de maag gezeten met deze heidense zwerfsteen in het heilige Boek.

Niet alleen de christelijke, maar ook de Joodse…

Al vroeg probeerde men de ergernis weg te verklaren. Joodse rabbijnen, katholieke kerkvaders en protestantse exegeten (Calvijn) …. Ze stellen eigenlijk bijna unisono voor om de godenzonen niet letterlijk te nemen maar geestelijk 'kinderen gods' = ‘zonen van de godvruchtige’ (nageslacht van Seth, voor de liefhebber), die hun oog laten vallen op dochters der mensen, en dan moet u dat negatief verstaan: ‘ongodvruchtige vrouwen’, vrouwen uit uit Kaïns geslacht. Dan zou dit verhaal een waarschuwning zijn dat je niet met ongelovigen mag trouwen, of tegen gemengde huwelijken.

Binnen de context van Joden, katholieken en calvinisten, die allemaal bezorgd zijn om de instandhouding van hun soort is dit een zeer goed te plaatsen uitleg, maar als je leest wat er staat, toch wel erg vergezocht... Er staat 'dochters der mensen' (algemeen, niet Kaïns dochters). En de reuzen, helden, heroën en de begrenzing van hun jaren ... het scheermes van Ockham past hier wel.

 

 

 

lijst met preken>