Homilie over Johannes 8:1-11 St Norbertus, 3 april 2022
Beginbeeld.
Ziet u ’m zitten, daar, die Joodse rabbi. Jezus van Nazareth, daar op de trap tussen het tempelplein en de voorhof …
‘Lerend’: zonder pathos of vertoon. ‘Onderwijzend’, een groepje mensen om hem heen, luisterend, in gesprek, om het
leven te leren…
En dan nadert daar van opzij een groep. Drukke, verontwaardigd gebarende, luid roepende mannen. Ze slepen een vrouw mee… (aan heur haar?). Op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel ! Haar schuld was bewezen en ‘we hebben een wet’: straf steniging !
Eerste bedenking:
Waar is de man?
It takes two to tango.
Zijn schuld was dan toch minstens even onmiskenbaar bewezen ?! En de wet was streng, maar rechtvaardig: de vrouw èn de man: beiden moesten worden gestenigd! Was hij ontsnapt? Lijkt me sterk. Het is weer eens de
dubbele moraal van alle tijden: in seksuele aangelegenheden wordt de schuld de vrouw altijd zwaarder aangerekend dan de man.
Enfin: De vrouw is gepakt en staat daar nu eenzaam, verlaten.
In het midden, een kring van mannen om haar heen, en daaromheen de toeschouwers. De mannen zijn niet in de vrouw zelf geïnteresseerd, niet in haar lot, niet in haar leven, niet in wat zij gedaan heeft, hoe het zover gekomen is. Niets daarvan !
Neen: zij is een geval
Naar naam en omstandigheden wordt niet gevraagd...
Nog erger. Ze zijn ook helemaal niet in de
wet of het recht geïnteresseerd. Dat is ook maar en voorwendsel, een
aanleiding, om rabbi Jezus te beproeven, hem in verlegenheid te brengen…, een impasse, waaruit hij volgens hen niet zonder gezichtsverlies kan ontkomen.
Niet in de mens (de vrouw) geïnteresseerd, niet in het
recht (de wet). Allemaal bijzaak. Ze willen Jezus ‘pakken’. Dat is de hoofdzaak. De ‘wet’ is middel, net als de ‘vrouw’. Voelt u hoe vergiftigd de atmosfeer is, hoe onmenselijk en ont-menselijkend de situatie is ?
Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel; en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken (zo-enen) te stenigen; Gij dan, wat zegt Gij?
Het straalt eraf: dat laag-bij-de-grondse triomfantelijke gevoel: Nòu hebben we ‘m! Wat moet Jezus doen? wat kan hij zeggen de ‘leraar in Israel’? De beschuldiging is duidelijk, de feiten zijn bewezen, de getuigen bij de hand, de strafmaat staat vast. In uiterste spanning wacht iedereen op Jezus’ antwoord.
Maar er gebeurt niets, het blijft stil rond Jezus...
Jezus bukte zich en schreef met de vinger in het zand...
Wat hij schreef, is voer voor dichters (Gerrit Achterberg). Dat is hier ook niet van belang, het is zijn
houding die telt. Die is welsprekend, veelzeggend.
Hij distantieert zich
Hij doet niet mee aan het schandelijke spel dat zich rondom hem en de vrouw afspeelt. Dit ontmenselijkende tafereel: dat kan niet. Dood en verderf wil men zaaien: Hij niet.
Hij is namelijk wel degelijk vol van Gods wet, wel degelijk voluit bezig om mensen (incl. deze vrouw) tot hun
recht te laten komen. Dit hele tafereel staat daar haaks op. Gods gerechtigheid is niet dodelijk, maar leven gevend. Is een blijde boodschap, ‘evangeliewoord’ verlossend, zoals Luther bij dit verhaal opmerkt.
Doch toen ze bleven aandringen, richtte hij zich op en zei tot hen:
Wie van u zonder zonde is, werpe als eerste een steen naar haar.
Gaf zijn non-verbale communicatie al te denken, deze ene zin brengt iedereen, alles in beweging.
De rollen: ze leken vast te liggen: aanklagers-beschuldigde. Ze beginnen te schuiven. De aanklagers zèlf zijn plots niet meer onschuldig. Buiten schot. Het gaat ook helemaal niet meer om een juridische kwestie, om ‘een geval’, jurisprudentie, casuïstiek. Nee de
moraliteit van alle aanwezigen staat nu op het spel. En dat is een zaak tussen jezelf en… ja, God. Jezus moeit zich daar óók niet mee. Hij stelt enkel de vraag.
Hij bukte zich weer en schreef met de vinger in het zand
Die ene zin blijft rondzingen in de hoofden van de aanwezigen, en doet z’n werk. Hun
geweten begint te spreken en – belangrijk –hun
gevoel wordt wakker. De vrouw wordt – als deze zin langzaam binnenkomt – een mens, ‘van gelijke beweging’ als zij. Zo, zoals zij zijn ook wij. Een ‘naaste’ u gelijk. En is de wet niet in dit ene woord vervuld
‘Gij zult uw naaste liefhebben als een die u gelijk is’
Zelfinzicht breekt door, eerlijkheid, èchtheid. Zo belangrijk als het over het menselijke leven gaat. Essentieel is dat ook in de boetepsalm die u straks zult horen… De
oprechte belijdenis van schuld. Niet pro forma, maar doorleefd, doorvoeld. Een fysiek gebeuren, benadrukt Luther in zijn commentaar, dat je voelt tot in je ‘gebeente’. Tot in je botten merk je hoe het met je gesteld is, ècht… En de consequenties: Je poogt ze niet te ontlopen. Ook als ze in eigen vlees snijden.
De aanklagers: ze zijn ‘wakker’ nu. Ze beseffen hoe misselijk hun gedrag is.
Die vrouw misbruiken alsof ze een ‘geval’ is. Spelen met haar leven. Schandelijk! Waarvoor eigenlijk? Om rabbi Jezus af te troeven: Beschamend!
Eén voor één gingen zij weg, te beginnen bij de oudsten
en zij lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden...
Dan blijven er twee over. Jezus en de vrouw. Ja er is nog wel publiek, maar dat verdwijnt naar de achtergrond. Geroezemoes, wordt stil. De vrouw kijkt naar die wonderlijke man, die nog steeds met z’n vinger in het zand schrijft, die zopas met een zin haar leven heeft gered…. Die met z’n hele wezen waarmaakt dat de liefde de vervulling is der wet…
En Jezus richtte zich op, keek haar aan, en zei:
Vrouw,
Voor het eerst in dit verhaal wordt zij zelf aangesproken, betrokken bij wat er gebeurt.
Vrouw, waar zijn zij? Heeft niemand u veroordeeld ?
Ze moet het zèlf constateren, dat onverwachte feit tot zich laten spreken in de volle betekenis die daarin ligt, laten doordringen, binnenkomen. Al die opgewonden mannen, schriftgeleerden en farizeeën: weg ! Heel het tribunaal: ontbonden. Ze is niet veroordeeld...,
Niemand,
Heer luidt het antwoord, verbaasd.
En dan zwijgt ze. Ze weet: het laatste woord is niet aan haar. Er is er nog één die spreken moet, de rechtvaardige rechter. Hij heeft voor het zeggen: Hij doet uitspraak:
Dan veroordeel ook ik u niet...
Het is negatief geformuleerd… Complimenten krijgt ze niet. Ze blijft schuldig, maar: De
schuldige wordt
vrijgesproken.
Hoe paradoxaal is dit, casuïstisch ongerijmd, en tegelijk voelen we allemaal dat hier wel degelijk ‘recht is geschied’, ‘recht wordt gedaan’. De vrijspraak heft de schuld niet op. Dat is een misvatting. Haar overspel is nog steeds niet okay. Zonde blijft zonde, maar ze wordt er niet voor de rest van haar leven op vastgepind (als een molensteen om haar hals). De knellende band tussen de mens en haar zonde wordt ‘losgemaakt’. Het is letterlijk een ‘verlossend woord’.
Ga,
vervolgt hij, ga naar huis en
zondig vanaf nu niet meer!
Ze is vrij om
de zonde te mijden! Wat een feest, wat een uitdaging !
Amen.