Preek over de onvruchtbare
vijgeboom in de
wijngaard
Lukas 13:6-9
Met een zekere argeloosheid beginnen we deze gelijkenis te lezen.
Iemand bezat een vijgeboom, die
in zijn wijngaard was geplant. Wie die ‘iemand’ is en waarom hij een
vijgeboom in een wijngaard heeft geplant, wordt niet gezegd.
Nu is het op zich niet zo vreemd: Vijgebomen in wijngaarden komen wel
vaker voor. Ze dienen soms ter ondersteuning van de ranken van de
wijnstok of wat schaduw te geven aan de wijngaardenier als die op het
heetst van de dag eens wat wil rusten. Maar dan moeten ze nauurlijk wel
vrucht dragen.
En dat hoeft natuurlijk niet meteen. De natuur heeft tijd nodig. Volgens
Leviticus (19:23-25) moet je een pas geplante boom de eerste drie jaar
met rust laten… Hij moet goed wortel schieten, stevig verankerd zijn in
de grond en tegelijk bovengronds zijn eigen vorm zoeken, uitstoelen…
Drie jaar mag een boom egoïstisch
zijn.
In het vierde jaar mag je dan voor het eerst gaan kijken of er vruchten
zijn… Als ze er zijn dan moet je ze als alle
eerstelingen niet – heb-heb /
pak-pak – voor jezelf houden en opeten, neen: je moet ze
heiligen voor de Heer, d.w.z.
aparthouden voor God, opzijleggen als
eerstelingsoffers,
gaven der dankzegging (eucharisteia).
De heer van wijngaard zoekt nu echter al drie jaar tevergeefs naar
vruchten aan de boom. We nemen maar aan dat de eigenaar de wet kent en
de natuur respecteert. Dat wil zeggen dat we nu al in het 6de
jaar van de boom zijn dus. En dan begint het wel een ergerlijke toestand
te worden daar in de wijngaard, rond de vijgeboom. De druiven doen het
prima, stel ik me zo voor, ze kunnen mooi geleid worden en alle ruimte
gebruiken… maar die boom staat daar maar : al 6 scheppingsjaren lang,
géén vrucht te bekennen: ‘t is een boom van niets, een nihilistische
boom. Hij rechtvaardigt zijn bijzondere positie in de wijngaard in genen
dele. Zijn enige werkzaamheid is: de grond nutteloos beslaan, 6
scheppingsjaren lang, 6 jaar enkel met zichzelf bezig.
En aan het eind van het 6de jaar komt de eigenaar weer langs,
èn hij kijkt nog eens onder en boven, links en rechts en nog steeds geen
vrucht te bekennen aan de boom. Lóóf genoeg, schaduw genoeg, maar geen
vijg. Hij is het zat. Hij richt zich tot de wijngaardenier en zegt:
Het werkwoord (katargeo) dat hier gebruikt wordt betekent zoiets als
‘leeg’, ‘ijdel’ nutteloos,
met
als bijbetekenis: op kosten van of ten koste van anderen.
uitzuigen, de aarde van haar
kracht beroven. De NBV vertaalt omschrijvend:
dient tot niets en put alleen de
grond uit.
Hak hem om !
Een logische conclusie. Geen speld tussen te krijgen. De passiviteit van
de vijgeboom is een belediging voor de
goede aarde die hij in beslag
neemt, uitput enkel en alleen voor zichzelf. Al drie jaar lang stelt hij
het geduld van de Heer op de proef…
Hak hem om !
Laat
hem staan !
tweeërlei logica
Voor we verder gaan laten we eerst nog eens inzoomen op de beide
protagonisten. Ze hebben namelijk elk hun eigen logica. En beider logica
klopt.
1. De eigenaar is de
bedrijfsleider, hij exploiteert de wijngaard met verstand, rekent en
denkt vooruit. De grond moet worden benut met overleg. Hij is geen
dromer, hij neemt de werkelijkheid zoals die is: er moet worden
geleefd, kosten mogen worden gemaakt, maar moeten worden gedekt. Zijn
gezin en dat van de wijngaardenier moeten er van kunnen bestaan. Dat
stuk grond, dat de vijgeboom beslaat, levert al jarenlang niets op.
Hak hem om !
2. De wijngaardenier is de
man, die dagelijks in het bedrijf werkt, in de aarde graaft, plant,
snoeit en bemest. Hij staat veel dichter bij de grond en het gewas dan
de eigenaar. Hij leeft mee met het levende en heeft er zich aan
gehecht. Wie in een hof werkt, krijgt iets van de hof in zijn ziel.
Niet enkel zijn gezicht draagt het merk van zon en regen, hij
verwortelt mee met zijn planten. En de hof krijgt ook iets van die mens.
De akker, de wijngaard worden een stuk van hem, die ze bewerkt… Dat de
planten om water vragen is
niet zomaar een toevallige beeldspraak.
Daarom, als de eigenaar bij zijn jaarlijkse, nuchtere rondgang door de
tuin heeft gedaan en gesproken heeft over het direct waarneembare “nut”,
kàn de wijngaardenier zich niet terstond gewonnen geven aan het gebod:
hak hem om !
Hij kan niet zeggen: okay, afgelopen met die boom! Er uit ! Hij snapt de
logica van de eigenaar wel,
maar hij heeft een andere in zijn hoofd, in zijn hart, in zijn handen.
In zijn logica is dit vonnis tòch niet rechtvaardig. Het zou een streep
halen door 6 jaar werk, 6 jaar groei. Dit verdict zou zijn investering
in de vijgeboom te niet doen. Zijn aandacht, zijn en geduld, misschien
zijn verknochtheid aan die boom daar in de hof..: dat is er toch ook
nog. dat moet toch ook meetellen.dat zou in één klap als overbodig,
zinloos worden weggevaagd.
Daarom
dat hij – ook al is hij maar een knecht – niet anders kan dan pleiten
voor de boom, zijn boom… pleiten bij de Heer:.Geef hem nog een kans.
Omhakken kan altijd nog, maar herplanten niet ! weg is weg.
Misschien… dat er in het komende
jaar vruchten gevonden kunnen worden… Misschien
.
Beide stemmen zijn de uitdrukking van twee grondposities om naar het
leven te kijken, twee gedachtengangen, die allebei kloppen en die ook
allebei met God te
maken hebben... èn die dus ook het optreden van Jezus beheersen: de stem
van het recht (oordeel), en
de stem van de liefde
(genade). En beide stemmen hebben hun eigen logica…
en hun eigen gelijk.
En enkel als we ze samen horen, polyfoon / tweespraak (duet, bicinium)
doen ze de werkelijkheid recht.
Dan
worden de stemmen gescheiden en in oppositie tegenover
elkaar geplaatst: De stem van de eigenaar is dan de HEERE God, die
streng is maar rechtvaardig. En de wijngaardenier belichaamt met zijn
pleidooi de Zoon, die het om ons
behoud te doen is en die genadig is. En dan wordt het
kiezen of
delen. Wie zal het halen: de
strenge eigenaar of de zachtaardige wijngaardenier (waarbij als de één
wint, de ander bakzeil haalt).
-
Daarmee speel je ook het oude
testament tegen het nieuwe uit, alsof God in het oude enkel oordeel
en gericht kent en als het nieuwe
testament alleen maar fijn en lief is.
Enkel als je de dynamiek van
de gelijkenis laat staan, als ze
in gesprek zijn èn blijven, een
open einde, dan kun je Heer
en knecht tegenover elkaar zetten (als woord en antwoord: for the sake
of the argument). Dan roepen de onderscheiden namelijk een wezenlijke
spanning op die ons bestaan
kenmerkt, dan legt dit gesprek een eigenaardigheid bloot die ook ons
bestaan doortrekt….
toegepast op God
In onze dagelijkse beleving vallen recht en genade gemakkelijk uiteen.
Dan verhardt het recht tot het beeld van een toornende eigenaar, die
niets doet dan vrucht zoeken, en bij ontstentenis daarvan veroordeelt.
En tegelijk verdampt dan de genade tot een vage toegeeflijkheid die
nooit-beslissend spreekt…
Recht
is hard en genade is zwak.
Maar zo simpel is het dus niet. Bij God niet,
Bij Jezus niet, bij ons niet.
Goed ‘recht’ is tegelijk ‘genadig’ en echte genade maakt niet zwak, maar
sterk.
Er kwam een man van Godswege, Johannes was zijn naam en hij zei: (Luk 3:
9) Zie de bijl ligt aan de wortel
der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt
omgehakt en in het vuur geworpen..
En toen kwam er nog een man Godswege, Jezus was zijn naam en hij zag de
bijl wel liggen aan de wortel van de boom, die Johannes de Doper daar
klaargelged heeft. Hij weet ook wel dat het terecht is. De mensen
blinken niet uit in het voortbrengen van goede vruchten…
Het vergaat Jezus
(God)
net zo als de wijngaardenier met die onvruchtbare
vijgeboom. Hoe vruchteloos ook, ondanks alles is die mensheid hem
dierbaar geworden.
En wij ?
Als wij onze bestemming missen ziet God zijn schepping verloren gaan.
Dan zou
het juk der vergeefsheid doorwegen tot in eeuwigheid en de
duivel in z‘n vuistje lachen.
God heeft zijn eer verpand aan onze redding. Zijn zorg is dat wij
vruchten voortbrengen die bij ons passen: vijgen
aan de vijgeboom,
vruchten die aan de
bekering beantwoorden, zoals
Johannes het noemt. En over bekering had Jezus het ook voor hij aan deze
gelijkenis begon…
Bekering ?
wat is dat ? Wel dat kan ik u niet zeggen. Dat moet u zelf uitmaken. U weet waar u zich nu toe-keert, waar u zich van zou moeten af-keren en waartoe u zich zou kunnen om-keren. Dat wéét u in uw geweten, vóór en met God. Ik weet daar niets van. Ik kan vanuit deze gelijkenis slechts zeggen: De vijgeboom was geheel in zichzelf gekeerd. Bekering zijn: ophouden met groeien enkel in functie van het eigen ik. Zou zou bekering zijn: de grond waarop je mag staan, de levenskracht die je mag putten uit Gods goede aarde, niet langer enkel opzuigen voor jezelf alleen, maar ook voor de Heer: vrucht dragen. Een boom ‘geheel in zichzelf gekeerd’, autonoom bestaand in Gods wijngaard: Dat levert misschien wel veel lóóf op, indrukwekkende takken misschien, en veel schaduw… maar geen vruchten.
En
- after all -
wat moet je nou met
vijgebladeren? Ze zijn – in de bijbel – enkel goed om aan elkaar te
knopen als een schamel gewaad op het ogenbik dat je aan jezelf ontdekt
wordt. Om vruchten gaat het: dat je wordt wie je in Gods ogen al bent, dat er uit jou komt wat er in zit. Amen
2022 - 20 maart , Sint Norbertuskerk
Beste mensen,
Wij hebben
als moderne christenen vaak een ‘te lief beeld van God’. Met name als
het erover gaat hoe God reageert als het niet gaat zoals Hij wil.
Vroeger werd de toorn van God daarover en het oordeel/straf stevig in de
verf gezet. Bang gemaakt voor God…Misschien als reactie daarop,
tegenwoordig liever niet meer over het oordeel van God spreken. En als
het over zonde gaat, of straf… dan wordt al gauw gezegd: Ja maar we
moeten vergeven. Iedereen verdient toch een tweede kans.
Het is een parabel:
Logisch dat de Heer zegt: afgelopen, nu is het wel genoeg.
Hak hem om! Waarom zou hij nutteloos de grond
beslaan. Hij put enkel de grond uit…
6 jaar de tijd gehad.
Hak hem om ! Maar dan
is er die andere stem, een tegenstem (antifoon). De wijngaardenier. Hij
neemt het op voor de vijgeboom.
Ongebruikelijk. Hij wil de vijgeboom niet alleen nog een jaartje
gunnen, - een genadejaar dus,
maar
hem ook een speciale behandeling geven…
Heer, laat hem nog dit jaar staan,
ik zal er eerst nog eens omheen graven en er mest bij doen...
Hij pleit voor de boom… Geef hem
nog een kans….Misschien…
dat er in het komende jaar vruchten gevonden kunnen worden… Misschien
. Zou toch ook zonde zijn van het vele werk, en van de boom… als we het
opgeven. Beide stemmen
zijn evenwaardig. Beide drukken ze een gedachtengang uit die klopt
Met
Israel geloven wij immers niet in twee goden, een strenge en een lieve,
ook niet in een ‘gespleten godheid’, nu eens rechtvaardig - dan weer
barmhartig. Er is één God. Zijn naam is geopenbaard over Israël. Hij is
die zal zijn en was.
rechtvaardigheid
is
barmhartig. Zijn barmhartigheid doet
mensen recht, laat mensen ‘tot hun recht komen’.
Zijn
genade is
niet ‘zand-erover’ (= on-recht), maar een opperste vorm van
recht-doen,
out of the box… van iets slechts toch nog iets goed proberen te maken. Waar we
trouwens ook mee moeten stoppen is die ‘strenge God’ aan het Oude
Testament toewijzen: en dan in het Nieuwe Testament ‘een fijne lieve
God’ zien. Jesulatrie, waar ook Jezus zich niet in zou hebben herkend. We
hebben Exodus gelezen: Daar hoort u de
bewogenheid
van deze God. Hij heeft ‘terdege gehoord de
jammerklacht van het slavenvolk’. Hij kiest partij voor de onderdrukte…
tegen de farao. Hij gaat op zoek naar wegen van uittocht, verlossing. En
wie farao is vandaag: ik hoef er geen plaatje bij te tekenen.
Ik en de Vader zijn één,
zegt Jezus. Net als de Vader neemt ook Hij het op voor de verdrukte, de
weggeduwde, de platgebombardeerde. En tegelijk is hij ook
streng in
z’n genade. Hij praat niets goed, nergens zand over: integendeel:
Wat in de mens is komt aan de dag…en
dan neemt hij het op voor die in de hoek staan waar de slagen vallen:
die richt hij op,
zet hij recht op hun voeten. … En zo doet hij
‘recht’. De gelijkenis
is wat dat betreft eigenlijk zeer duidelijk. Ze kiest niet voor de eigenaar wiens geduld een einde heeft, maar ook niet voor de tuinman die nog een kans wil geven. Ze heeft een open einde… Het gesprek is nog niet afgelopen. Het zal volgend jaar worden voortgezet. De boom krijgt een genadejaar, maar dan keert de vraag terug: Als hij dan geen vrucht draagt… is het gedaan.
Hier zie ik de link met de Psalm, waarmee ik begon. Waarin aangeslagen
bedreigde mensenkinderen ‘roepen’ tot God, om hen te beschermen, hen te
redden (zoals Israel in Egypte).
Dat hij de
vijanden zal doen vergaan…
Dat is niet omdat Hij zin heeft in ondergang, maar omdat hij
niet verdragen kan
dat ‘bomen die geen vrucht dragen’ steeds maar door groeien, de goede
grond uitputten… ten koste van anderen…Dan
neemt de God van de bijbel het op voor zijn mensen. Hij kiest partij. En
daar hoort ‘strijd’ bij, want de macht van het kwaad geeft zich niet
zomaar gewonnen. Zoals uit het vervolg van het verhaal in Exodus
duidelijk wordt: Farao verhardde zijn hart…Dus.
Inderdaad: God is liefdevol en genadig, maar die genade mag nooit
verdampen tot een vage toegeeflijkheid die nooit-beslissend spreekt.
Gods liefde is geen lievigheid, maar is passioneel betrokken op het
welzijn
van àlle mensen, en neemt het op voor degenen
die van zichzelve weinig ruimte innemen… die niet voor zichzelf kunnen
opkomen, die geen stem hebben. God wil dat
zijn schepping vrucht draagt… àlle
schepselen. Dat is
zijn engagement. Daar ‘strijdt hij voor’…
Vrede komt,
als recht is gedaan. Amen.
|
|
|