Lukas 6:39, Middelburg 3 maart 2019

tekst: Kan de ene blinde de andere blinde leiden? Vallen ze dan niet beide in een kuil?

bruegel_blind

Pieter Bruegel schildert een bevreemdende stoet. We zien zes blinden op een rij, in ganzemars, door een Vlaams-Brabants landschap gaan (wrsch. Sint-Anna-Pede in het Pajottenland, ten Z-W van Brussel, voor de juxtapositie, zie onderaan deze meditatie). Ze komen van linksboven en bewegen zich naar rechtsonder in het schilderij. Allemaal hebben ze die wezenloze uitdrukking op hun gezicht, zo kenmerkend voor iemand die niet ziet waar hij loopt en die toch moet gaan. Angst vooral.

In één hand hebben ze hun stok, met de andere houden ze de schouder of de stok van hun voorganger vast. Wat het schilderij zo naargeestig maakt, is, dat degene die de stoet leidt, reeds in een poel is gevallen en de tweede op het punt staat zijn voorganger achterna te gaan, zonder te weten waar hij terecht zal komen. Met een vertrokken gezicht en een grimas om zijn kaken staart hij met zijn lege ogen de beschouwer aan, ons dus…

Je weet het: het zijn blinde ogen, maar toch voel je je aangekeken… , wordt er een appèl op je gedaan. Maar je kunt niets doen. Ze gaan hun ondergang tegemoet. De achterste nog niets vermoedend, terwijl de voorste reeds gevallen is. Kan de ene blinde de andere blinde leiden? Vallen ze dan niet beide in een kuil

Ja natuurlijk zullen ze dat. Daarom zal een blinde zich ook nooit door een blinde laten leiden. Dan vertrouwt hij liever op zijn gehoor of op zijn tastzin en laat zich dáárdoor leiden. Liever op eigen kracht langzaam en voorzichtig vooruit, dan blindelings de afgrond in, halsoverkop.

Maar, gemeente, de tragiek van de mensheid is natuurlijk – en dat wil dit spreekwoord dat Jezus hier citeert zeggen – dat geregeld blinden in overdrachtelijke zin het voor het zeggen hebben in de wereld, en dat hun volgelingen het niet zien… Zij denken dat ze een ziener volgen, een visionair.

Ik hoef er geen plaatje bij te tekenen. Je ziet het op politiek-maatschappelijk terrein, en op religieus terrein: hoe mensen blindelings geloven wat bepaalde leiders zeggen. Soms gaat dat zover dat er enkel nog ‘volgers’ lijken te zijn. En inderdaad, dan gaat het recht op de afgrond af…

Maar, pas op hè, – niemand zal toegeven dat hij blind is. Integendeel: Zij zien het pas goed, pas echt. De anderen zijn blind. Zij zijn helder-ziend. Zeker weten! ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet’…

Maar met deze algemene constatering – dat er veel blindheid en verblinding is in onze wereld – zijn we niet van onze tekst af. Al was het maar omdat we de redenering ook kunnen omkeren: Wij zijn niet blind, zeggen wij… Ben je nou helemaal! Wij niet… Het zijn die anderen… Oh ja? … wat ziet gij wel de splinter… maar de balk in eigen oog. In het evangelie wisselen de termen ‘blind’ en ‘ziend’ ook geregeld van positie: Blinden worden ziende en voor je het weet blijken zienden stekeblind. Dat lijkt een effect van de ontmoeting met de Messias te zijn. Dus misschien wat temporiseren… En deze algemene levenswijsheid even wat laten bezinken. In z’n context te zetten.

De spreuk staat namelijk in een heel specifiek verband… Het is het slot van de veldrede van Jezus.  De veldrede, ja u hoort het goed, niet de Bergrede, maar de veldrede.  De Bergrede – een doorlopende zeer indrukwekkende toespraak van Jezus – is een constructie van Mattheus. Lukas heeft enkele fragmenten ervan hier bij elkaar gezet, maar – anders dan in de Bergrede! – richt Jezus hier zijn woorden heel nadrukkelijk tot zijn volgelingen, zijn discipelen.  Met die spreuken – zo is de suggestie - wil hij ze voorbereiden op hun toekomstige opdracht, als ‘apostelen’: Het is bij een cursus ‘kerkleiderschap’. Hij heeft hun al geschilderd in sterke termen hoe zij als volgelingen van hem hebben te handelen en zich te gedragen. Hebt uw vijanden lief, was daar de grondtoon... Behandel de ander zó, zoals gij zoudt willen dat zij u zouden behandelen. Hij heeft er hun op gewezen, dat zij a.h.w. God moeten weerspiegelen in hun gedrag. Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is. Hij heeft hun erop gewezen, dat we het oordeel en de vergelding maar beter overlaten aan de Allerhoogste:

Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt...
Met de maat waarmee gij een ander meet, zal ook u de maat genomen worden…

En dàn volgt onze tekst.

Het is dus een waarschuwing – heel specifiek – gericht tot de toekomstige leiders van de kerk… de apostelen! Petrus, Johannes, Jakobus enzo. Dat is nogal kras: hen vergelijken met ‘blinden’: Hoe komt Jezus erbij?  Wel, hij zal er z’n redenen wel voor gehad hebben. Ja, misschien is dat wel het grootste gevaar van de kerk, dat haar leiders denken dat zìj een heldere kijk op de dingen hebben. Dat zij de wereld zien zoals die echt is. Dat anderen het anders zien… is fout. Zij willen het niet zien, zij ontkennen de waarheid, die zijn blind … zij niet. En in de kerk kan dit hoge zelfbesef dan ook nog eens gekwadrateerd worden: Kerkleiders (voorgangers, bisschoppen, oudsten, dominees, zoals ik) die denken dat ze toch – door hun studie – ook God beter kennen dan de doorsnee mens.

Dat ze meer ingeleid dan de anderen, ver-ziend… Ja, alles door-ziend. Zodat zij het kunnen verklaren uitleggen, hoe het zit, hoe het komt… aan die anderen. En als die uitleg dan maar aannemen, en doen wat zij zeggen, dan komt het allemaal wel goed. Misschien heeft Jezus dat wel voorvoeld, toen hij zijn cursus leiderschap begon met de waarschuwing voor leiders die ‘blind’ zijn…
Een eye-opener zal ik maar zeggen.

Trouwens: Ook als apostelen moeten ze straks beseffen dat ze nog steeds discipelen zijn: leerlingen. Een leerling staat niet boven zijn meester...
Kortom: Hier wordt bescheidenheid aanbevolen, blijvend, een leven lang leren in de leerschool van het leven. Dan besef je dat er veel is dat je nog niet hebt gezien, begrepen, laat staan: recht gedaan. Ontbeer je die bescheidenheid – of beter: die zelfkennis – dan gaat het ook gegarandeerd mis in je relatie met je naasten. Dat thematiseert de volgende spreuk:

Wat zie gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in eigen oog bemerkt gij niet?.

Mensen kunnen blind zijn voor eigen gebreken en tegelijk menen helderziende te zijn betreffende andermans fouten en tekortkomingen. Mensen kunnen menen anderen de les te mogen lezen, terwijl ze zèlf de basisklas nog moeten overdoen. Dat kan gelden voor anderen… - en nogmaals: het kan ook gelden voor ons.

Volleerde discipelen weten dat ze veel nog nìet weten.
En echt helderziende mensen beseffen dat ook hùn blik nog troebel is…
Focus, nieuwe, nog scherpere focus is altijd nodig…

Dat is wat Jezus de zijnen hier in wil scherpen, naar mijn gevoel.

Tenslotte: Op het schilderij van Bruegel is het opvallend dat als compositorisch tegenwicht van de neergaande vallende lijn van de gang der blinden een kerktoren is geschilderd. De blinden zien 't niet, in al hun angst kunnen ze het ook niet zien... Dat is hun tragiek. Ze zijn blind. Maar wij zien het, moeten het wel zien. Het houdt het schilderij in evenwicht. Misschien bedoelde Bruegel het niet, maar symbolisch is het wel: Tegen de onstuitbare vallende beweging van blinden die blinden leiden… staat de kerktoren fier rechtop, ‘een torenspits in de tijd’ die een weg omhoog wijst , die suggereert de dingen ook eens anders te zien: sub specie aeternitatis. Vanuit God en zijn werkelijkheid.

Ik weet het, nu begeef ik me op glad ijs. Want wat weten wij nu van God en zijn werkelijkheid. Niet veel. En voor je het weet word je een betweter…

Dus - in alle bescheidenheid, maar toch: Onze blik is beperkt. Vaak tasten we in den blinde. We weten veel, maar ook weer niet. En toch, toch willen we met open ogen door de wereld gaan, dóorgaan met geloven, hopen, liefhebben… Waarom zouden we dat doen? Is dat niet zinloos? Eindigen we niet allen in de kuil?
Ik denk dat hier dan de kerk om de hoek komt kijken. Als tegenwicht. Dat God in ons verhaal getrokken wil worden: middels het geloof…. ‘dàt’ er geregeerd wordt - we weten wel niet hoe, maar toch… dàt het niet eindigt in de kuil, ookal eindigt het daar. Je kunt het niet bewijzen, je kunt er enkel op vertrouwen en dan geloven dat als we zo door het leven gaan, dat dat dus niet zinloos is. Integendeel:
Zo door het leven gaan geeft zin: zin in het leven èn zin aan het leven.

Niet onaangevochten, maar toch. Het lied dat we voor de preek zongen, sprak het voor ons uit. Het ging over ‘grondeloze diepten’, over een ‘duistere voorzienigheid’, maar ook over ‘licht’ en een ‘mild gelaat’, over hoe uit een ‘bittere knop’ een bloem kan bloeien ‘licht en puur’. Het geloof immers is de zekerheid der dingen die men hoopt en het bewijs der dingen die men niet ziet. ((Hebreeën 11,1)

Hoe blind vanuit zichzelve is
het menselijk gezicht.
God zelf vertaalt de duisternis

in eindelijk eeuwig licht.

Amen.


Dick Wursten (3 3 2019, Middelburg)



bruegel_blinden_sintanna

Meer toelichting over Sint-Anna-Pede als locatie van het schilderij op de website van de VRT.

 

lijst met preken