Lukas 9 : 28- 36 verheerlijking op de berg - transfiguratie, of beter: Jezus wordt transparant tot op z'n goddelijk wezen.
Als in de bijbel
mensen een berg opgaan… dan is dat niet zomaar. Neen: als bijv.
Jezus de berg op gaat, dan wil hij dichter bij God zijn. Hij wil bidden
(Hij bad op enen berg alleen…). Meestal in de eenzaamheid. Even het beslag
dat de mensen op hem legden – daar beneden – en dat was ook voor hem een
aanslag op z’n energie … ontvluchten. En dan boven op de berg... bidden, dat is jezelf construeren door je in te leven in Gods blik op je leven. sub specie aeternitatis Op de berg zie
je de dingen anders, wijdser, meer in perspectief, verhoudingen... op
zo'n geestelijke berg, geldt dat ook voor jezelf. . Dan kun je
verder kijken dan wat voor ogen is… ontwaar nieuwe horizonten.... krijg
je ook beter zicht op jouw weg, de te gane weg. Bij Lukas 9 1. Deze keer
mogen er een paar leerlingen mee: De eerstelingen, zijn intimi: Simon
Petrus, Johannes, Jakobus Transfiguratie
noemt men het. Beter misschien : Hij wordt transparant, d.w.z. ze zien
Hem zoals hij wezenlijk is. Helemaal van God vervuld... Ook in Hem is
licht, enkel licht, en in 't geheel geen duisternis. Dat is nu plots
zonneklaar!
2. En kijk, wat
is dat nou? Hij is in gesprek … Jezus met twee mannen. De leerlingen
weten meteen dat dat Mozes en Elia moet zijn. Wie anders ? Dat zijn zijn
gesprekspartners… Het wordt – zo zei ik reeds, verteld als een
uiterlijke gebeurtenis, maar ook dit is tegelijk (symbolisch,
samenvallend) innerlijk: Het evangelie
dat Jezus verkondigt is niet nieuw. Het heft de geboden (wegmarkeringen)
Gods niet op, maar laat enkel zien – opnieuw - dat het echt
heilzaam is volgens de torah te leven. De essentie de
torah: liefdevolle aandacht wederkerig…: Hebt uw naaste
lief, uzelf gelijk. 3. Maar waar
hebben ze het nu over? Een flard van het gesprek dringt door… Ze hebben
het over ‘zijn uitgang te Jeruzalem’, z'n levenseinde... over ‘hoe het
met hem zal aflopen’, of actiever: hoe zijn weg verder zal gaan en zal
eindigen… voltooid zal worden. Dat hij straks -
als hij de berg afdaalt - zijn aangezicht naar Jeruzalem zal
keren, en dat dan eigenlijk de passie begint…. Dat hebben ze nog
helemaal niet door. Trouwens: ze
lopen altijd achter de zaken aan. Vlak voor zijn ‘einde’ roept hij
diezelfde drie nog eens bij zich. Weer gaat hij bidden. Hij vraagt hen
om met hem te waken, in de hof van Gethsemane … En weer vallen ze in
slaap. Nog snappen ze niets. De weg die Jezus gaat – in lijn met Mozes
en Elia – gaat steeds dieper op het leven in, tot in de de diepte van de
Godverlatenheid, de angst der hel toe… (zoals de aloude Heidelbergse
catechismus het zei) De laatste keer
dat Jezus een berg opgaat, is het met een kruis op de rug. Golgotha –
‘schedelplaats’ heet die berg. 4. De discipelen
hebben er nog geen benul van. Ze leven nog in zalige onwetendheid.
zum
Augenblicke dürfte ich sagen: Verweile doch, du bist so schön…
Om nog een keer Goethe‘s Faust aan te halen.
Beteuterd kijken
de discipelen rond als ze wakker worden uit hun mooie droom... Ze zien
niemand meer dan Jezus alleen… Met hèm moeten
ze het doen, met Hem alleen…
Dat moet genoeg zijn. Dat is het ook.
Een stem onderstreept dat: Deze is mijn
zoon, de uitverkoren, luister naar Hem !
5. Ik kan me zo voorstellen, dat de
leerlingen daar toch wel wat moeite mee hebben gehad. Zeker toen ze
doorkregen, wat ‘die uitgang te Jeruzalem’ concreet inhield. Ze hebben
hem moeten afgeven… en het was geen ‘goede dood’, het was gruwelijk om
aan te zien. Alle agressie van de wereld liep op hem te hoop… Van het
stralende licht op deze berg, was op dat moment niets meer over. Op
Golgotha werd de zon verduisterd, scheurde de aarde open, en leek het
wel of de machten van de onderwereld het definitief voor het zeggen
hadden gekregen.
Het heeft lang geduurd – denk ik, voordat de leerlingen beseft hebben,
gevoeld hebben, dat het toch goed was… dat Hij deze weg
gegaan is, dat dit ‘einde’ geen einde was, maar een nieuw begin.
Op de Paasmorgen, breekt dat licht
door… Een lichtstraal uit het graf…
En dan is hij daar, voor eeuwig getekend door z’n lijden, maar het leven
zelf. Gebroken, maar juist daarom niet echt kapot te krijgen. |