Miskotte:
“Het zijn geen
taferelen achter elkaar, maar het zijn flitsen over altijd dezelfde ‘laatste
dagen’, tussen hemelvaart en wederkomst, licht-fragmenten, doorzichtige
tekenen, verschuivend als in een kaleidoskoop die omgewenteld wordt.
(p. 183)
cartoon uit DM (25/11/2017)
ALGEMENE
INLEIDING
op het boek Openbaring
Gemeente,
We schrijven het jaar 38 nC. De gouverneur van de Egyptische havenstad Alexandrië (Flaccus) is in alle staten. Zijn goede vriend, keizer Tiberius is gestorven en opgevolgd door Caligula. En hij heeft nu net vernomen, dat de nieuwe keizer van plan is alle intimi van zijn voorganger uit de weg te ruimen en overal nieuwe mensen aan te stellen. Dat is zijn einde, en dàt wil hij voorkomen, dat begrijpt u. Hij moet m.a.w. zien zo snel mogelijk bij Caligula in een goed blaadje komen. Koortsachtig overleg met zijn adviseurs volgt...
Zij weten reeds, dat
Caligula grootheidswaan heeft. Beschouwden zijn voorgangers de titel
‘Augustus’, verhevene, of zelf
Divus, goddelijk, nog als
symbolisch, hij beschouwde ze als reëel. Hij wàs god, en niet slechts in het
diepst van zijn gedachten, neen: ook in de praktijk, wilde hij aanbeden
zijn.
De adviseurs van
Flaccus, weten het goedgemaakt: Zij zeggen: Zet in alle godshuizen van de
stad een beeld van de keizer. Dat zal hem plezier doen.. èn pak iedereen
hard aan die weigert aan de verering mee te doen. En stuur een verslag
hiervan aan de keizer..
Zogezegd, zo gedaan.
Een godsbeeldje meer of minder valt in een heidense tempel niet op... weinig
problemen.. Maar in de grote en invloedrijke Joodse wijk van Alexandrië
leidt het tot relletjes. En dat
wisten de adviseurs van te voren al, maar dat kon ze niet schelen! De
Joden weigeren de beeltenissen van de keizer op te hangen in hun synagogen.
Flaccus neemt harde maatregelen: Arrestaties volgen, vele Joden worden op
straat gemolesteerd en hun huizen geplunderd; 38 leden van de Joodse raad
worden in het openbaar gegeseld en in de arena van de stad moeten een aantal
Joodse vrouwen varkensvlees eten.
Vol trots stuurt hij
het bericht van zin acties en wel met name van de Joden-afranseling naar
Rome, ervan overtuigd dat hij hiermee de gunst van Caligula wel zou hebben
gewonnen, want ook in de oudheid doet een
Jodenpogrom
het altijd goed !
Deze actie is nl.
geen eenmalig incident. Enkele jaren later besluit Caligula bijv. dat er in
de tempel van Jeruzalem een beeld voor hem moet worden opgericht. Het is
enkel de wijsheid van de gouverneur van Syrië (Petronius, opvolger van
Quirinius, die we uit de bijbel nog kennen) die hier een burgeroorlog heeft
kunnen voorkomen, omdat hij de keizerlijke opdracht expres zo
traag mogelijk heeft uitgevoerd.
De staatsgreep tegen Caligula (41) deed dit plan voor enkele jaren in de
schuif belanden. In 70 echter gebeurt het toch. De laatste Joodse opstand
wordt dan met veel bloedvergieten en machtsvertoon beëindigd door de totale
verwoesting van Jeruzalem. 10000-en Joden komen om, de rest slaat op de
vlucht. Triomfantelijk worden de tempelschatten door Titus in zijn
triomftocht door de straten van Rome gevoerd: Nog steeds kun je op zijn
triomfboog in Rome de heilige kandelaar en de tafel der toonbroden afgebeeld
zien...
Wat dat betekent
voor het Joodse volk is duidelijk: En nieuwe ballingschap... met een zeer
onzekere toekomst, onzekerder misschien nog wel dan ten tijde van het
Babylonische rijk...
De Joden zijn sinds
70 een volk in de verstrooiing. Met alle dubbelheid die hoort bij een
ongewenst ontheemdenstatuut. Op medelijden hoefden ze niet te rekenen, ook
toen al niet..
Wat wij ons nu goed
moeten realiseren is dat de hele eerste eeuw en ook nog een stuk van de
tweede het
christendom vooral een Joodse aangelegenheid was. Zeker
in de ogen van de Romeinse overheden waren de christenen gewoon een wat
extremistische Joodse sekte, die dan nog missionair was ook. Als dan bijvoorbeeld in 18 juli
64 Rome getroffen wordt door een enorme brand, en de geruchten steeds luider
worden, dat keizer Nero in de brand wel eens zelf tot eigen vermaak zou
kunnen hebben gesticht, dan weet Nero niets beter te doen - volgens Tacitus
toch - , dan een zondebok aan te wijzen: en hij wijst naar de
‘christenen’...
De ‘steen des
aanstoots’ is dan altijd hun
atheïsme.
Daarmee werd bedoeld
het feit dat noch Joden, noch
Christenen een duidelijk aanwijsbare god hadden. Geen beeld, geen
definitie, niets... Hun God was ongrijpbaar, en kon dus niet ondergebracht
worden in het pan-theon te Rome, waar alle goden van Rome en overwonnen
volkeren broederlijk naast elkaar stonden,
de manier bij uitstek waarop de
keizer de macht van die goden kon
beheersen, heerser kon zijn over de volkeren en hun goden. De steeds
verdergaande vergoddelijking van de keizer, die ooit begonnen is bij
Augustus, wordt voltooid aan het eind van de eerste eeuw als keizer Domitianus
zich laat aanspreken met de termen:
Dominus ac Deus, Heer en God, Here God.
Diegenen, die dan
volhouden, openlijk of stilzwijgend, dat zij maar één God en Heer hebben
en willen aabidden, die komen dan
in moeilijke papieren en moeten het geregeld ontgelden.
Het eerste - voor de
leeuwen - is o.a. Ignatius van Antiochië overkomen (sinds 65 bisschop
aldaar) aldaar. Hij is op transport gesteld naar Rome, waar hij in 100 voor
de leeuwen wordt geworpen.
Het laatste -
verbanning - was blijkbaar een zijn collega uit Efeze, Johannes, overkomen.
Hij was verbannen naar Patmos, een eilandje
"
50 km voor de kust van Klein-Azië (Turkije), een soort Romeins Robben-eiland
voor dissidenten.
Maar terwijl de
deuren gesloten waren, ging een venster naar de hemel open. Johannes kreeg
‘openbaringen’ van de levende heer, Jezus Christus, over datgene, dat weldra
geschieden zal.
En hij krijgt
opdracht om zijn visioenen op te schrijven en als rondzendbrief te doen
omgaan in de gemeenten van Klein-Azië, deelgenoten in de verdrukking...
Klein-Azië: toen het centrum
van de jonge kerk.
7 brieven leiden het
geheel in.
3 reeksen van 7 plagen, die over de aarde zullen gaan, volgen... vaak uiteenvallend in structuren van 4, culminerend in 3 geweldige sequenzen over de definitieve strijd tussen goed en kwaad.
En daarbij
- en dat staat al vanaf de eerste
bladzijde vast -
zal het goede, God, Jezus
Christus, het Lam, overwinnen.
Daarom dat
voortdurend de zeer dynamische en plastische beschrijvingen van allerhand
plagen en gevechten wordt onderbroken voor bijna stilstaande plaatjes van de
hemel, waar de lofzang op het Lam, nooit onderbroken wordt.
Hij is - hoewel
getekend door de strijd (staande als
geslacht) - overwinnaar.
De Apocalyps, het
boek Openbaringen, is een troostboek voor een kerk, die het bepaald niet makkelijk heeft, troost
in de bijbelse zin: bemoediging en aansporing tegelijk:
Houd vol, volhard, de zege is
zeker...
Dit gezegd zijnde
gaan wij lezen... over een grote stad. Babylon wordt ze genoemd. Dat is een
codenaam... maar Johannes doet z’n best om die code doorzichtig te maken
voor zijn lezers. De stad ligt op 7 heuvelen en heerst over alle koningen
der aarde... Het bloed van heiligen is daar gevloeid: Het moet wel
Rome zijn.
SCHRIFTLEZING:
Openbaring 18 (gevolgd door een lied)
Gemeente,
Iemand heeft eens
gezegd, dat zolang je elk woord van de Openbaring van Johannes niet hebt
teruggevonden in Oude Joodse geschriften, bijbelse of andere, je je werk als
uitlegger niet goed hebt gedaan. En daar zit wel wat in, want de schrijver
van dit boek kende zijn klassiekers door en door en schrijft bijna
automatisch in schriftcitaten.. In ons hoofdstuk is dit wel heel opvallend. U hebt de lijst ook
wel gezien onder aan dit hoofdstuk. En dat zijn alleen nog maar de
rechtstreekse citaten. Dat zijn
er uit het Oude Testament 24 op precies evenveel verzen. Dus gemiddeld één per vers...
om dan nog te zwijgen van verborgen
toespelingen, allusies op andere bijbelse of buitenbijbelse motieven.
Zo spreekt de engel
des Heren, die in het begin verschijnt en de vreugdebode mag zijn van de
val van Babylon/Rome helemaal
geen originele woorden. Ook hij breit gewoon een aantal bijbelteksten aan
elkaar... uit Jesaja en Jeremia vooral, die allebei hebben geprofeteerd over
de val van het èchte historische Babel, die grote stad in Mesopotamië,
hoofdstad van het rijk der eerste ballingschap. Jesaja bijv. moest in een
visioen een wachter aanstellen om die stad in de gaten te houden. En die
wachter rapporteert over de stad:
Gevallen,
gevallen is Babel..
(Jes 21:9) > vs 2
Dat zij - zoals vs 2
vervolgt - een woonplaats van allerlei gedierte en gevogelte en ‘onreine
geesten’ is geworden staat zowel bij Jesaja als bij Jeremia te lezen.
(Jesaja 13:21; Jeremia 50:39).
Voor vs, 3 citeert
de engel Jeremia, maar nu plukt hij een vers uit een ander hoofdstuk om te
eindigen met enkele woorden van Jesaja, nu echter niet uit een profetie
over Babel, maar over de grote
handelsstad Tyrus (in het huidige Libanon).
Gemeente, ik vind
dit toch van belang om te melden. Dit betekent namelijk, dat je de
Openbaring van Johannes enkel
intertextueel kunt lezen.
d.w.z.: Enorm veel andere teksten klinken mee. Hij citeert zonder het te
zeggen en al citerend gaat hij zijn eigen weg en schept iets nieuws. Voor
insiders een feest der herkenning,
voor outsiders een bijzonder bevreemdend en ontoegankelijk geheel. En dat
was precies de bedoeling, want openlijk de val van Rome aankondigen en de
keizer van allerlei vreselijkst beschuldigen was natuurlijk onmogelijk.
Het is dus
‘ondergrondse’ verzetsliteratuur, bewust gecodeerd...
Maar daarmee is niet
alles gezegd. Naast een literaire techniek zit er ook een diepe
geloofsovertuiging achter. Johannes recylceert oude teksten, die hun
betekenis lijken te hebben
verloren door ze op te nemen in een nieuwe context, nl. die van zijn tijd.
De aloude woorden krijgen zo een nieuwe plaats in een nieuwe zin, een nieuw
zinsverband en dus ook nieuwe
betekenis.
Ik heb nu één
voorbeeld gegeven. Maar het zou de moeite waard zijn om al die teksten eens
op te zoeken en eens goed te lezen. Je zou dan een dwarsdoorsnede van de
geschiedenis van Israel krijgen, waarin alle grote
catastrofes en - dus ook - alle
profetieën die die catastrofes
hebben begeleid, aangekondigd, maar vooral: hebben
geïnterpreteerd vanuit het
dieptezicht dat God heeft op onze werkelijkheid... zouden meeklinken.
De totaalcompositie
die dan bij Johannes in de Apocalyps ontstaat, opgebouwd uit al die oude
brokstukken is echter wel heel knap. Het nieuwe geheel is van zo'n
overweldigende kracht en eenheid, dat het de afzonderlijke brokstukken doet
vergeten.
En dan nog iets:
Want zoals Johannes stukken van oude profetie en historische gebeurtenissen
opnam om zijn visioen mee te stofferen, zo is het na Johannes ook weer met
zìjn visioenen gebeurd...
Johannes zag in Rome
een herboren Babel. En het lot van Babel voorzag hij dus ook voor Rome.
De stad is gevallen ! De
reformatoren zagen in Rome opnieuw een Babel. De paus noemden zij gerust de
hoer van Babylon.. En zij zagen de stad weer vallen. En in de oorlogsjaren
(Wereldoorlog II) las ds. Miskotte met zijn gemeenteleden deze boeken en zij zagen in Hitler
het beest en Berlijn was zijn Babylon...
Zo resoneert in dit
boek zowel de oude als de nieuwe geschiedenis. Daarom dat dit een boek is,
dat misschien wel meer dan enig ander bijbelboek tot de verbeelding heeft
gesproken en zowel in schilderkunst als in literatuur (denk
maar eens aan Dante's Divina Commedia) enorm veel doorwerking heeft
gekregen.
Tot in onze dagen
toe bijten mensen zich vast in dit boek en in haar beelden. En naast nieuwe
historische toepassingen (duidingen) zijn er nu ook dieptepsychologische (de
archetypen van G. Jung, zouden ook nog in deze beelden verborgen zitten)
verklaringen aan toegevoegd. Daarmee voortbordurend op een oude Middeleeuwse
traditie die de Openbaringen uitlegt als een gebeuren in de menselijke ziel,
waarbij alle uitwendige toepassingen moeten worden vermeden.
Goed, tenslotte wil
ik nog een paar dingen zeggen van hoofdstuk 18.
Dit hoofdstuk is
vanaf vers 9 eigenlijk één grote
rouwklacht over de val van Rome. De stijl en de beelden hiervoor zijn
bijna volledig ontleend aan nog een andere profeet, nl Ezechiël, die 3
hoofdstukken lang over de ondergang van de grote schone, rijke en zelfzekere
handelsstad Tyrus mediteert. Het
is een klaaglied op de handelsstad der handelssteden..., die God heeft doen
ondergaan..., waarom ? omdat zij hoogmoedig en zelfzeker was, zichzelf het
centrum van de wereld waande en haar koning zich achtte aan godgelijk te
zijn...
Voelt u het.. de
overeenkomst met Rome en zijn keizer, 6 eeuwen voor Rome en zijn keizer. U
moet het maar eens rustig nalezen als u zin hebt: Ezechiël h. 26 - 28.
Voor het oog is er
met die beide steden niets mis is. Een
rouwklacht over haar ondergang
ligt voor de hand. En klinkt heel overtuigend uit de mond van bepaalde
personen, instanties..: koningen, kooplui en zeelieden. Zij zijn het dan ook
die elkaar opvolgend de rouwklacht aanheffen:
De koningen
(9-10) roemen de politieke glorie en macht.. Daarover hoef ik u niets te
zeggen. Zij waren de wereldheersers. De Middellandse zee was voor hun een
binnenzee. ‘mare nostrum’, onze zee noemden zij het. Van de Rijn tot de
Indus liep hun rijk.
De kooplui
(11-16)
sommen alle de handelswaren op, die er in Rome verhandeld werden. Rome was
natuurlijk het economisch centrum van het Middellandse zeegebied.. Haar
megalomane en somptueuze neigingen zorgden voor een gigantische omzet, waar
heel de wereld -economisch dan toch- ook van mee profiteerde.
Even tussendoor:
vers 13 noemt de handel in mensen, lichamen en zielen. Daarmee is bedoeld de
slavenhandel, een normaal
onderdeel van de economie in die dagen, die m.i. in dit vers ook niet echt
onder kritiek wordt gesteld, hoewel de formulering in onze oren wel
schokkend klinkt, omdat wij ervaring hebben met eenheel ander soort
mensenhandel... Maar dit terzijde.
De laatste groep
zijn de zeelui
(17-19). Zij vragen zich af of deze stad wel ergens ter aarde een gelijke
had. En komen tot de conclusie dat dat niet zo is. Zij bedrijven werkelijk
rouw en strooien ten teken daarvan asse op hun hoofd..
Zo klinkt er een smartelijk 3-voudig wee over deze grote, mooie, rijke stad, metropolis bij uitstek, moeder-stad.. De vraag is: waarom moest deze mooie, rijke, economisch zo belangrijke stad nu vallen ? Wat is hier negatief ?
Welnu: het fundament
van die mooie en welvarende stad is rot, door en door rot. Na de 3-voudige
weeklacht volgt namelijk het 1-voudig vreugdelied in de hemel van de
slachtoffers die diezelfde prachtige
stad heeft gemaakt. De
slachtoffers van de grootheidswaan van die stad en haar keizer. Zij
worden opgeroepen om vrolijk te zijn om de ondergang van die prachtige stad:
Leedvermaak.
Slachtoffers ? bijv. Zowel Petrus als Paulus die onder Nero zijn gebleven, samen met de vele anonieme christenen en andere weerlozen die Nero als feestverlichting gebruikte in zijn tuinen.
Hun vreugde in de
hemel is zo groot, omdat zij nu zien, dat ze het proces tegen Babylon hebben
gewonnen. God heeft recht-gesproken. De ondergang is haar verdiende loon. Na
het 3-voudig wee, en het eenvoudig vreugdelied klinkt dan ook een 5-voudig ‘nooit
meer’, waarmee de totale stilte van die goddeloze plaats wordt
beschreven...
Trouwens ook deze beschrijving is
weer helemaal gebaseerd op Oudtestamentische beschrijvingen van de ondergang
van Tyrus in Jesaja en Ezechiël..
De redenen ten
gronde, die dan genoemd worden zijn drieerlei: (verzen 23-24)
a.
De stad heeft te luxueus geleefd: Alle wereldse hoogheden deden in haar de
boodschappen, Mammon werd er openlijk gediend en gepropageerd.
De kooplieden waren de baas..
De economie regeerde alles. Het credo van Rome was blijkbaar:
Ik geloof in de consumptie van zoveel
mogelijk goederen... Rome/Babylon: Het is de consumptiemaatschappij in
oer-vorm en avant la lettre. Openlijk en schaamteloos was men van hoog tot
laag enkel gericht op consumptie van goed en genot. Rome, dat is de
handelsbeurs en het Colloseum als aanpalend en bijbehorend altaar voor
zichzelf.
b.
Als tweede argument wordt gezegd, dat Rome/Babylon ALLE volken heeft verleid
door haar toverij.. pharmacie staat daar letterlijk, wat zoveel betekent als
magie, tovenarij... De ot-ische achtergrond maakt volkomen duidelijk, dat
het hier gaat over de Afgoderij van Rome, de kritiekloze verering van
zichzelf en de vergoddelijking van de keizer. Iedereen deed daar aan mee,
alle volkeren tuinden erin, of bogen het hoofd, bogen zich voor deze
wereldmacht.
maar dat is het
ergste nog niet, dat heeft Johannes voor het laatst bewaard:
c.
In die stad is te vinden het bloed
van de martelaren, die als beesten werden geslacht. Nero gebruikte ze
als toortsen om zijn tuinfeesten te verlichten. Verder dienden ze ter
vermaak van de massa. Martelaren. In eerste instantie denkt Johannes
natuurlijk aan de christenen die er geofferd zijn. Maar we mogen denk ik wel
verder denken. De vele slachtoffers van de veroverings- en
onderdrukkingsoorlogen die gevallen zijn: In joodse traditie worden bijv.
ook degenen die de tempel hebben verdedigd tegen de profanatie door de
heidense legers martelaren genoemd..
En als we toch aan
het toepassen zijn: Waarom niet alle martelaren noemen, bekend en en
onbekend, die in de loop der eeuwen geslachtofferd zijn op de altaren van de
machtshonger van steden als Rome... steden die zichzelf metropool en centrum
van de wereld wanen, steden die dus eigenlijk Babylon heten en die dus - en
dat is de boodschap - gevallen zijn..
Hoewel: Toen
Johannes dit schreef, was Rome nog helemaal niet gevallen. En dat zou ook nog
vele eeuwen duren. En toen Jesaja dat over Babel schreef toen is Babel niet
gevallen, dat heeft toen nog eeuwen geduurd, zelfs nog langer dan Jeremia
leefde.
Hebben zij zich dan
vergist ??
Neen, Jesaja en
Johannes zij schrijven in het zogeheten perfectum propheticum, dat is: de
voltooide tijd van profeten, die weten dat wat zal gebeuren ooit zo zeker
zal gebeuren dat het a.h.w. al gebeurd is. De toekomst is voor hen voltooide
tijd en als zodanig krachtig aanwezig in het heden.
Deze houding, deze
geloofshouding die vertrouwt en bouwt op dingen die men niet ziet, maar toch
gelooft, deze houding wil Johannes ons met heel zijn geschrift aan leren.
Of zoals het lied
het dan eenvoudig zegt
Want, wat er in de
wereld woedt,
toch is het God, die
wint.
amen.
Dick Wursten