"De nieuwe hemel en de nieuwe aarde"

Openbaring van/aan Johannes (Apocalyps), hoofdstuk 20-22

 

                                               cartoon uit DM (25/11/2017)

 

 

Openbaring 20/21/22

 

Inleiding op de Schrift lezing

 

Gemeente, je zou denken dat het zo langzamerhand wel eens afgelopen zou wezen.

[het boek Openbaring. De 7 zegels zijn verbroken, de 7 bazuinen hebben geklonken, de apocalyptische ruiters zijn over de aarde gegaan, de 7 schalen van Gods toorn (fiolen van Gods toorn heette, dat vroeger) zijn leeggegoten... ]

De stad Rome voorgesteld als het grote Babylon, of de 'hoer van Babylon' is tenonder gegaan (Op17,18: 1ste advent), de ruiter op het witte paard heeft het beest verslagen en in de poel des verderfs gestort... (2de advent) Je zou denken: nu is het wel gedaan. Toch wil het einde maar niet komen. Ookal is Babylon verzwolgen, het beest in de poel afgrond geworpen en wordt er zelfs feest gevierd, de bruiloft des Lams (op19), het is nog niet gedaan... Het verslagen kwaad blijkt enkel gebonden te zijn en duikt even later in andere gedaante weer op.

 

Daar zit al een les in:

Als ‘een’ kwaad is uitgeschakeld, is hèt Kwaad nog niet uitgeschakeld. Als een tiran is verslagen of overwonnen, dan is de tirannie nog niet voorbij. Het beest heeft vele koppen...

Achter de gestalten van de kwade, de zeer slechten, boosdoeners en goddelozen, doemt uiteindelijk dan de metafysische figuur op van de door en door kwade, de slechtheid zelve, de grote tegenstander Gods en der mensen... de satan (= letterlijk: de tegenstander, de aanklager), de duivel (diabolos = letterlijk: Hij die er een chaos van maakt). Johannes noemt hem in dit hoofdstuk ook wel: de draak, de oude slang (daarmee tegelijk een link leggend met de verleider uit het paradijs). Het kwaad laat zich m.a.w. niet zo makkelijk uitschakelen.

 

.. Maar in het 20e hoofdstuk, waar wij strak in gaan lezen, is het dan toch wel met 'm gedaan. Daar wordt de echte eindstrijd beschreven: Er daalt vuur uit de hemel en dan is het definitief gedaan met de kwaden, het kwaad en De Boze zelf. Zij worden -Johannes beschrijft het met genoegen- in de poel van vuur en zwavel geworpen en dag en nacht gepijnigd. De overwinning is nu definitief. Eindelijk kan men zich gaan afvragen, hoe de wereld er daarna zal uitzien.

weer een tuin.. ? alsof er niets gebeurd is.. of wordt de geschiedenis meegenomen.

 

Dat gaan wij nu lezen.

 

Openbaring         20:11 - 21:6a | 21:12-  22:5


preek over openbaring 21

 

Gemeente,

Woorden schieten te kort om te beschrijven hoe God alle dingen nieuw maakt.

De profeten in het Oude testament konden zich het enkel voorstellen binnen de grenzen van ruimte en tijd, hun ruimte en tijd. Déze wereld, déze aarde zal God herstellen, restaureren. Zo zagen zij het voor zich. Hoe de volkeren dezer wereld zich naar Sion zouden richtten en God in de tempel zou zetelen ten gerichte, waarna het vrede op aarde zou zijn... Binnen onze tijden.

 

Dat moest kunnen, vonden zij. Maar gaandeweg de menselijke geschiedenis begint er het angstaanjagende besef te groeien, dat de kloof tussen hoe God de wereld bedoeld had en hoe die geworden is, eigenlijk niet te dichten is...

Met een beetje oplapwerk zal het niet gaan. De vergezichten van de profeten over de terugkeer van het paradijs op aarde, worden steeds meer letterlijk vèr-gezichten, zeer ver...

 

Het Godsrijk der heerlijkheid en het aardrijk der schande, ze raken zo tegengesteld aan elkaar, dat de vraag rijst: Kan deze wereld, deze aarde, deze mensheid wel blijven bestaan als God alles recht gaat zetten. Zal rechtzetten hier niet gelijk staan met vernietigen ?

 

De toekomst-woorden van de profeten worden 'steeds - zo zeggen de geleerden dan - apokalyptischer', d.w.z.: De breuk tussen wat zij zien, dat God zal gaan doen en de huidige tijd en wereld, wordt bijna absoluut. Johannes,die deze lijn voltooit, ziet een volkomen breuk zich voltrokken: De oude wereld vergaat, Hoofdstuk 20, vers 11 beschrijft dat heel plastisch:

 

En ik zag een grote witte troon

en Hem, die daarop gezeten was,

voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten,

en geen plaats werd voor hen gevonden.

 

Als God zijn aangezicht onthuld, als God zich niet langer verbergt, maar zèlf naar voren treedt en de zetel ten gerichte betrekt, de witte troon, dan is het gedaan: aarde en hemel vluchtten weg. Zij kunnen Gods blik niet uithouden... weg ze zijn, een standplaats vinden ze niet meer.

Zo vèr is het dus gekomen:

In den beginne schiep God de hemel en de aarde, zo begint de bijbel,

en nu eindigt het zo: aarde en hemel vluchtten weg voor Gods aangezicht.

 

De vervreemding van het eigene is totaal. Johannes schreef al in zijn evangelie over Jezus: Hij kwam tot het Zijne, maar het zijne heeft hem niet gekend..., niet aangenomen.

 

Hier is het nog erger: Het zijne vlucht weg voor Hem, kan niet meer voor Hem bestaan.

Enkel doordat God een dubbele boekhouding voert kunnen de mensen in het gericht gered worden. In het eerste open boek staat immers beschreven al wat de mensen gedaan hebben.. En gezien het feit, dat het kwaad zo diep is doorgevreten in de schepping is ook wat dat betreft er niet veel hoop... ware daar niet dat andere boek, dat boek des levens, waarin de namen der geliefde kinderen Gods..

Zo worden wij mensen geoordeeld naar wat wij gedaan hebben - dat doet er dus wel degelijk tòe ! - en gered door Gods liefde, die onze namen wil schrijven in het boek der rechtvaardigen. Zijn oordeel is gericht en genade tegelijk..

Prachtig trouwens wat er dan staat in vers 14: En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Uit is het met de dood. Afgelopen met het dodenrijk. De dood is niet meer: de dood zelf moet eeuwig branden... in de hel, die er ook niet meer is.

 

Goed: hemel en aarde zijn weggevlucht en onvindbaar geworden. De mensheid is geoordeeld en vernieuwd, de dood is verzwolgen. Nu begint Gòd opnieuw.

En gemeente - dàn blijkt de breuk toch niet absoluut te zijn.. God begint nl. weer met een hemel en een aarde. Het einde van de hemel en aarde is toch ook weer een nieuw begin ervan.

 

Het laatste oordeel is óók de voleinding aller dingen.

De hemel en de aarde komen door de totale krisis heen terug, terecht, eindelijk tot hun recht. En wij, wij mensen tijdelingen, stervelingen, wereldlingen, die de eeuw in ons bloed hebben, ook wij komen zo tot vervulling, tot klaarheid, eindelijk tot ons recht....

Het einde aller dingen is het einde niet. Zoals het eerste gezang van het liedboek zo treffend zegt:     God staat aan het begin

                   en Hij komt aan het einde.

                   Zijn woord is van het zijnde

                   oorsprong en doel en zin..

Alles wat er in ons leven is wordt dus niet in een zinledig niets gestort, neen het komt tot voltooiing in hoger licht, een nieuwe hemel, een nieuwe aarde, een nieuwe stad: Jeruzalem.

 

Het is een aarde, een stad zelfs.. hetzelfde en toch anders.

wij zijn er ook, en toch is alles anders.

Er is continuïteit en dis-continuïteit.

We zullen m.a.w. moeten leren met twee woorden te spreken, zowel over de tijd als over de eeuwigheid.

 

Enerzijds is er geen geleidelijke overgang van deze wereld naar de de nieuwe wereld:

De geschiedenis der eeuwen, vol bloed en tranen, geweld en marteling, groeit niet langzaam naar een betere wereld toe, mondt niet soepeltjes uit in Gods Koninkrijk, neen, het is een plotseling Gebeuren, een nìeuwe schepping. En zie ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde... Het ìs er gewoon, nederdalende VAN BIJ God vandaan... discontinu.

En toch, anderzijds, moeten wij ook dit bedenken: Het gaat om een nieuwe aarde onder een nieuwe hemel. Ook in zijn eindoordeel, ook bij zijn herschepping blijft God trouw aan zijn eerste liefde. Hij laat nooit varen de werken zijner handen. Er is dus ook continuïteit.

 

Je zou het ook zo kunnen zeggen misschien:

Het eeuwig leven, het rijk van God, de hemel, of hoe je het ook noemt, - het blijven allemaal gebrekkige menselijke, ontoereikende termen, beeldspraken - dat is niet een totaal ander leven. Het is ook niet de voortzetting van dit leven, het is ook niet de herhaling van dit leven, zoals de reïncarnatie-theorieën ons voorhouden, neen: het eeuwig leven is ditzelfde leven, maar dan geheel anders, namelijk gezuiverd als door vuur heen, van het verderf gered.

 

Paulus zegt in 1 Korinthe 15 eigenlijk hetzeflde: Dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen, zeker, aandoen... maar wel dìt sterfelijke, en dìt vergankelijke..onvergankelijkheid.

hetzelfde, maar totaal anders. De logica breekt hier stuk, dat is wel duidelijk.

Toch is het de enige echt bijbelse lijn om met twee woorden te blijven spreken..

dìt mijn, ons menselijk leven, en dan totaal anders..

 

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,

en een nieuw Jeruzalem nederdalende uit de hemel van bij God.

 

Gemeente, in de apotheose van de hele heilige Schrift, is dit het beeld: niet wij gaan naar de hemel, maar de hemel komt tot bij ons: een hemel op aarde. En op die nieuwe aarde - zo staat er dan voor ons wat vreemd, maar binnen de beeldtaal van de apocalyps heel vanzelfsprekend - is er geen zee meer..

Dat wil zeggen: De plaats waar het kwade vandaan kwam, het oer-symbool van Israel voor de ondergang, de zee, de grote vloed.., in openbaring de broedplaats en kweekbak van de anti-goddelijke machten, de anti-christ (het Beest kwam op uit zee)... die zee, vanwaaruit Gods wereld werd kapotgemaakt, die is weg, verdwenen van de nieuwe aarde.

de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn.(v4)

 

Dat is dus het oude van de eerste hemel en aarde: dood rouw en geween. Die wereld, bestaande uit die dingen.. die is weg... voorbijgegaan, spoorloos, zodat God zijn geliefde schepping kan doen oplichten: hemel en aarde, zoals door Hem bedoeld, zonder doodszee.

 

En op die nieuwe aarde onder die nieuwe hemel, is dan een nieuwe stad.

De oude wereld had als begin een paradijs, een tuin.

De nieuwe wereld: een stad. Met een overvloed aan beelden wordt die stad in hoofdstuk 21 en 22 beschreven, we hebben het gelezen.. Waarom een ‘stad’, waarom niet opnieuw een tuin?

 

Wel: alle dingen in Openbaring van Johannes komen in 2-en. Zo hebben we gelezen over een grote stad, Babylon, de glitterstad, vol van ecnomie en zichzelf, zwelgend bijna in eigen heerlijkheid. En deze stad wordt ook wel genoemd de hoer van Babylon.., omdat zij de Heer ontrouw is en keer op keer verraadt. Zij vereert zichzelf, vergoddelijkt zichzelf en erkent geen enkele macht meer boven zich.

 

Als tegenbeeld is er nu die andere stad, die de naam draagt van een door het aardse Babylon, Rome, weggevaagde stad: Jeruzalem. stad van David, stad van Vrede.:

En deze stad schittert ook en glanst ook, maar niet van eigen eer en glorie, maar vanwege God, die in haar woont: Hij is haar licht. En deze stad is geen ‘hoer’, maar wordt ons als ‘bruid’ geschilderd, zij is niet on-trouw, maar trouw.

 

En als geschilderd is hoe die stad 12 poorten heeft genoemd naar de 12 stammen van Gods volk en dat haar fundamenten de namen dragen van de 12 apostelen van Gods nieuwe verbondsvolk, dan is het wel duidelijk: De stad Jeruzalem is de gemeenschap van al Gods kinderen tesamen, van oud en nieuw verbond.

Het is een hoogheilige stad, the holy city. Dat blijkt uit alles: Haar afmetingen zijn die van een kubus, zoals ook het heilige der heiligen de vorm van een kubus had. De diamanten waaruit zij is opgetrokken komen overeen met de diamanten op het borstschild van de Hogepriester die het zoenoffer in dat heilige der heiligen bracht..

Die stad is m.a.w. de volmaakte gemeenschap van de mensen met elkaar: De stad van de verzoening. En die volmaaktheid is hierin gegrond, omdat de Hogepriester van het nieuwe Verbond deze stad op zijn hart gebonden heeft.

 

Daarom ziet Johannes in deze stad ook iets niet. En hierin wijkt hij voor het eerst fundamenteel af van zijn grote voorbeeld in dezen: Ezechiël, die in hoofdstuk 40-48 ookal een nieuw Jeruzalem heeft geschilderd. Hij heeft een visioen van wat hij nìet ziet !

 

Er is namelijk geen tempel meer in de nieuwe stad. Bij Ezechiël was deze tempel nog het centrum van de stad, haag hoogtepunt gelijk... kloppend hart, levensbron.

 

En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige is haar tempel en het Lam..

Het zoenoffer is eens voor goed gebracht, door God zelf... Zie het lam Gods dat de zonden der wereld wegdraagt... wèg, ze zijn er niet meer. Daarom kan God zelf ongestoord me de zijnen verkeren. Hij kan nu voluit zijn, wat hij altijd al was: een God van mensen. Niets scheidt hem meer van de zijnen. Hij slaat dan ook zijn tenten op in de heilige stad en - ontroerend beeld - als een moeder wist hij de tekenen van de oude pijn weg.

Hij heeft ons zo lief, dat Hij zèlf de tranen, alle tranen van onze ogen zal afwissen.... Zo is hij met ons bewogen..De pijn, die hier soms heel ons wezen kan doordringen, kan vernietigen... het is niet meer, je kunt er zelfs niet meer van spreken, zozeer is het weg, in de schaduw gesteld. Zelfs de vergankelijkheid is vergaan. Niet dat het vergeten is, dat het alles voor niks was, neen: Het is er nog wel, maar nu zonder pijn, opgeheven door Gods aanwezigheid zelf...

 

Dat is toch ook een belangrijk détail, vind ik, de geschiedenis van lijden, pijn, van onrecht ook op de oude aarde, onder de oude hemel in de oude stad... die wordt niet ontkend. Het is niet van spons erover, we denken er niet meer aan, uitgewist. Neen: Zoals het lam er staat als geslacht, zo zijn de groeven in het menselijk gelaat, daarin gekerfd door het aardse leven er ook nog; de wonden geslagen, de pijn gedaan. Niet vergeten, niet ontkend.. neen: maar nu eindelijk verwerkt, rechtgedaan en rechtgezet... Of zoals de dichter het zegt: en ‘k zag wat daar was geleden, wat daar was geschreid, bevrijd was in een vrede voor altijd...

 

Dat is het einde, daar loopt het uit, daar gaat het naartoe.

En dàt is het wat Johannes - in Gods opdracht - de gemeenten in de verdrukking wil zeggen. Dàt is het wat Johannes ook ons - vandaag - in onze benauwdheid te zeggen heeft.

En hij hoopt natuurlijk, dat de gemeente in de verdrukking op de oude aarde... God zal geloven op zijn woord en met Johannes aan de einder van de oude hemel de nieuwe al zal zien oplichten..

Hij hoopt dat zij boven de tinnen van de heidense tempels het nieuw Jeruzalem al zien verschijnen, .. Hij hoopt dat wij boven de koepel van het centraal station a.h.w. de heilige stad al zien arriveren...

 

Ja, voor hem zijn deze dingen - eens gezien - zo zeker, dat hij niet enkel in de futur erover spreekt, ook niet in de praesens, de tegenwoordige tijd.. Neen ze zijn zo zeker, dat je zelfs midden in de strijd nog, al in in het perfectum mag spreken, de voltooide tijd..., het perfectum dat het voorrecht is van profeten en zieners..

ZIJ ZIJN GESCHIED zo zeker als het IS VOLBRACHT...

 

Ongelooflijk: Zoals het geloof durft vooruit te grijpen..

Midden in de verdrukking, verbannen op een eiland, schrijft Johannes aan zijn deelgenoten in de verdrukking: Ach, het is al voorbij. Deze nieuwe dingen zijn al geschied.

Alles is -eigenlijk- al nieuw... Kijk toch door de dingen heen, zie, droom, geloof het nou maar: God maakt alle dingen nieuw.

Hij is de alpha en de omega,

JA God is van a tot z, het begin,

ja Hij is het einde,

amen.

 

 

Dick Wursten