preeklijst

 

Meditatie/beschouwing n.a.v. Jesaja 55

 

O, alle dorstigen, komt tot de wateren,
en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet;
ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk.

 

meditatieve en evocatieve navertelling van de profetie uit Jesaja 55
met in het achterhoofd Jezus die bij het watervat zit in de voorhof (Johannes 7)

 

Vooraf:

Protestanten lezen graag in de Bijbel… en vooral het OT… Dat valt op temidden van de rooms-katholieke fixatie op de 'Evangelielezing'. Waarom die Bijbel? Omdat we ervan overtuigd zijn dat daarin verhalen, raadgevingen staan waar we nu ook nog wat aan hebben. Ik noem het voor het gemak maar ‘spiegelverhalen’. Je kijkt erin om beter zicht te krijgen op jezelf – de wereld – en je plaats daarin. Dan moet je natuurlijk wel goed lezen, want op het eerste gezicht zijn het gewoon oude verhalen.

 

Uittocht en ballingschap

Dit is een heel bekend gedeelte (een poëtisch stuk) van 'de tweede Jesaja' . De eerste Jesaja spreekt als Israël nog bestaat. Hier is de dreiging van de ondergang en oordeel nooit ver weg. Vanaf hoofdstuk 40 komt echter een tweede stem aan het woord, uit de 'school van Jesaja'. Dat is een profeet uit de ballingschap: Comfort ye my people, is zijn startsignaal.

Er zijn dus twee paradigma's voor het lezen van de geschiedenis van Israel: Naast de Uittocht (exodus) is de ballingschapservaring (exil) het momentum geweest in Israels geschiedenis.

Daarna is het nooit meer geworden als daarvoor. Het tij is dan definitief gekeerd. Het koninkrijk Israel is na een lange oorlog van de landkaart verdwenen. De geschiedenis uitgewist. De mensen zijn gevlucht of als slaven meegenomen naar het land van de overwinnaar: Babel (het huidige Irak). Het is het absolute keerpunt in de geschiedenis van Israel. Symbolisch: de tempel is verwoest en daarmee het vanzelfsprekende geloof in God die redt en beschermt, is weg: Kortom: het hele leven is ingestort, het hele bestaan is onzeker geworden. En de vraag dringt zich op voor de Joden, onontwijkbaar: Gaat het ooit nog wel weer goed komen?  Is het niet definitief voorbij wat er was met God, met Israel, met het huis van David, met de wet…   

 

Bij ballingschap hoort dus een gevoel van verlies, verlorenheid

Ooit was het er, nu zijn we het kwijt, is het weg

Een gevoel van te laat:

Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij. (J.C. Bloem)

Verlorenheid, verbannen, moeten leven in den vreemde, vervreemding.

vreemdeling in een vreemd land: uit-landig: ellendig voelen ze zich:

Bij babels stromen zaten wij

en wij weenden als wij aan Sion dachten…

 

Vindt u niet, dat dat lijkt op onze tijd, op onze situatie, ik bedoel dan op het niveau van het ‘gevoel’. We herinneren ons ook dat het ooit anders was, dat er een tijd was waarin ‘God’ geregeld ter sprake kwam, vanzelfsprekend was…

Die oude kerken, indrukwekkend, maar nu leeg op zondag, je voelt het a.h.w. Het werkte toen, blijkbaar: de dingen vielen op hun plaats. Maar die tijd is voorbij. Ligt achter ons. Je kunt er niet naar terug.

Wat rest ons dan nog?  Nostalgie… zal dat het dan zijn ? A la recherche du temps perdu: verleden tijd, verloren tijd ! Neen, dat is naast de kwestie. Vroeger komt nooit weer, en – ach – vroeger was het óók niet goed. We romantiseren het verleden altijd. Het heeft zó zoals we het ons herinneren ook nooit bestaan, en dan: er waren ook andere kanten aan, aan die machtskerk, die ambtskerk. Die confessionele superioriteitsgevoelens. Ik wil er in elk geval niet naar terug.

 

We moeten ons dus niet laten leiden door heimwee, nostalgie, honger en dorst naar een tijd die er eigenlijk nooit geweest is. Maar de honger en dorst (het verlangen) zelf moeten we ons niet laten afnemen.

Mijn ziel dorst naar de levende God (ps. 42)

Zoals een hert reikhalst naar levend water vol verlangen….

Altijd is er in de mens een ‘verlangen’, naar recht, vervulling, voltooiing, heelheid, ook in tijden van ballingschap en vervreemding (juìst dan). Op dat verlangen, op die dorst gaat de profeet in in onze lezing.

O, alle dorstigen, komt tot de wateren,

en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet;

ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs

wijn en melk.

 

Wijn en melk: geestelijk voedsel: dorstlessers voor de ziel. Daar gaat het over. Ik stel me zo voor dat hij dit zei, op een ‘gewone markt’. De OT-ische profeten durfden nog wel eens visuele/theatrale trekken aan hun profetie geven. Het is druk op de markt… Mensen kopen daar hun spijs en drank. Er is een groot aanbod, speciale aanbiedingen... . Jesaja ziet het, zoals Jezus ooit in de voorhof. En nu steek ik over, symboliseer ik: Op de markt van het verlangen is het ook druk. geweldig aanbod. Talloze verkopers zijn daar, ook toen al. De oude God mag dan ‘doodverklaard’ zijn dat wil nog niet zeggen dat de mensen zomaar met ‘het gat’ dat God achterlaat kunnen leven. Integendeel: de meeste mensen zijn er bang van, van de leegte die God heeft achtergelaten. Zij zoeken bezweerders van de leegte: horror vacui. Juist daarom is het geweldig druk op de markt van welzijn en zingeving:

De marktleider bij uitstek is hij die zegt: och – trek het je niet aan – gewoon doorgaan: produceren, consumeren tot je er bij neervalt. En zo kom je best je tijd door. En, heb je even niets te doen, dreigt de verveling (FOMO), komen er ernstige gedachten naar boven: hier is het ene genotsartikel na het ander: daar zijn nieuwe prikkels, nieuwe kicks, trends. Alles is te koop, als je maar geld hebt natuurlijk… Ja, geweldige genotsmachines zijn het, die onze westerse samenleving beheersen. Ze wekken eerst een behoefte op, waarvan we niet eens wisten dat we die hadden (vaak aanhakend aan een echt verlangen, dat nogal diffuus is). En dan jagen ze het begeren aan, tot we erbij neervallen om ons dan te verdoven, zodat we kunnen blijven doorgaan: uppers & downers. En zo lopen we onszelf voorbij, en missen ons leven, terwijl we denken het tegendeel te doen.

Di-vertissement noemde Pascal dat al in de17de eeuw, af-leiding van wat er ècht toe doet. De genotsmachines proberen dat te onderdrukken, tot zwijgen te brengen… die stille stem in ’t hart... die ons herinnert aan wie we eigenlijk zijn, en waartoe we geroepen worden. Want diep-in weten we wel dat wat ons aangeboden wordt, net naast de kwestie is.

 

Jesaja begint dan ook met het aan de kaak stellen van die kooplieden. Als je hun producten koopt, zal je altijd op je honger blijven zitten, want dat is geen voedsel voor de ziel…

Waarom weegt gij geld af voor wat geen brood is

en uw vermogen voor wat niet verzadigen kan?

Hoort aandachtig naar Mij,

opdat gij het goede eet

en uw ziel zich in overvloed verlustige

Neigt uw oor en komt tot Mij;

hoort, opdat uw ziel leve;

hoort u het: opdat uw ziel leve… of, opdat je echt leeft…

Alles wat er op de markt geboden wordt aan vervulling… is leeg, het laat je op je honger zittten: het vult niet echt, het brengt geen echte voldoening.

Je kunt er de hele wereld mee winnen, maar je lijdt schade aan je ziel.

 

Jesaja biedt het omgekeerde aan: Wat het in de wereld waard is, weet ik niet. Niets waarschijnlijk: maar u w ziel zal zich kunnen verlustigen in wat ‘ik u aanbied’. t Wordt spannend: welke spijs en drank mag dat dan wel zijn, die voor geen geld te koop en toch zomaar geschonken wordt?? Wel: we lezen verder:

Ik sluit met jullie een verbond, voor eeuwig,

ik bevestig mijn weldaden aan David…

 

Is het dat nou? Wat een afknapper, weer het oude liedje. Ik dacht dat hij iets nieuws had, maar het is weer hetzelfde, praatjes voor de vaak, dat verbond is kapot: de tempel is verwoest (einde verbond) ‘ weldaden bewezen aan Davids huis?’ Kom nou, de troon van David is leeg. Dat is juist het probleem: we leven met de brokstukken en heelheid is niet denkbaar/voorstelbaar meer. Dáárom hangt de lier aan de wilgen, en kunnen wij geen lied meer over onze lippen krijgen. Ik stel me zo voor dat de mensen op de markt afdruipen… teleurgesteld: ons eerst warm maken dat hij voedsel voor onze zielen heeft, en dan toch weer afkomen met het oude liedje.

 

Of lezen we nu te snel. Is het het oude liedje wel? De profeet van Jesaja 55 is ook de man die over de verborgenheid Gods spreekt, over Godsverduistering zelfs. Hij weet echt wel - beter zelfs dan velen - dat de ellende diep zit, ver gaat.

En nog maar twee hoofdstukken geleden riep hij het schokkende beeld op van een godsgezant aan wie geen gestalte of luister was, een lijdende knecht (zoon), die Gods verkorene was: God in ons midden, maar dan gans anders. En wij hebben hem niet herkend, niet geacht... We zagen hem over het hoofd.

Doorheen de profetie zien we de eerste contouren opduiken van de figuur van Jezus, de gekruisigde. Maar dat is wel even omdenken… meta-noiein = bekeren.

 

Dat leven in zijn spoor, door hem geïnspireerd, inclusief de gebrokenheid, dat dàt ‘melk en wijn’ zou kunnen zijn, voedsel voor ziel en samenleving.

 

Ja: Gods gedachten zijn niet uw gedachten…

en uw wegen zijn niet mijn wegen,

luidt het woord van de HEER.

 

Zij gaan hoger, verder, dieper.

Zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde,

zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen

en mijn gedachten dan uw gedachten.

Zoals de regen en de sneeuw van de hemel neerdaalt

en doorvochtigt de aarde

en haar vruchtbaar maakt en doet uitspruiten ….

 

Het is er mee zoals met de regen die het land bevochtigt, het trekt de bodem in… heel diep èn daar het zaad raakt dat in de bodem is gevallen, diep weggezonken, schijnbaar 'gestorven'. En dat dan begint te kiemen, - daar in de diepte - het zaad, en het groeit en draagt vrucht. Je ziet het niet, zeker niet in de winter, het is een proces, verborgen voor onze ogen, een leerproces… dat tijd vraagt, veel tijd. Een leven lang: om zo naar God te kijken, Hem te vinden/herkennen niet in wat glanst en glimt van buiten, maar wat gebroken is en toch niet stuk te krijgen. Om terug te leren luisteren naar die ‘stille stem in het hart’, die ons in dit leven -zoals het echt is – spreekt van een leven met eeuwigheidswaarde. Dat vergt omdenken, in het Grieks: meta-noein… bekering, ommekeer.

Maar eens de blikrichting veranderd, de lenzen bijgesteld waarmee we naar het leven kijken, biedt dat wel een oneindig perspectief, ook in ‘ballingschap’.

 

Dit woord, dat uit Gods mond uitgaat...

het zal niet ledig wederkeren,

maar het zal doen wat God behaagt

en het volbrengen....

 

Ik stop, en vat samen ? Wat leert het ons om in de spiegel van Jes 55 te kijken?

1. Eerst een waarschuwing: je energie niet verspillen aan valse goden, snelle uitwegen, elke keer als je een hobbel tegenkomt in je leven. ‘Hobbels’ dienen om tot verdieping te komen. De snelle uitwegen, omwegen, laten je op je honger zitten. Laat je dus niet paaien door de goden dezer eeuw,

- niet door materialistisch-hedonistische

- maar ook niet door de spiritueel-hedonistische varianten daarvan.

Beide trekken je af van je eigenlijke bestemming en roeping als mens. Ze beloven de hemel op aarde, maar ze laten je leeg achter. Ze schaden je ziel.

2. Zoek opnieuw de oude God. Hij is er wel degelijk, zegt de profeet. De God van David, van de zoon van David… Messias Jezus. Roep hem aan, erbij, terwijl Hij nabij is – Hij kan zomaar naast je staan in eender welke mede-mens (mens met wie je het leven deelt, of die je tegen-komt). En geef hem de kans om door te dringen tot in de vezels van je bestaan.

Zoek Hem. Hij laat zich vinden… ook in ‘ballingschap’. Hij zal niet meer – nooit meer – zo massief aanwezig zijn als vroeger, zo vanzelfsprekend overal.

Verborgener, omstredener, getekend door het leven met al z’n strijd. Dieper … menselijker, dan voorheen. Zo geeft hij zichzelf. Zijn levenstekenen zijn niet toevallig gebroken brood en bloedrode wegvloeiende wijn.

 

En nu zie ik opeens onze Heer Jezus Christus zitten, bij het grote watervat in de voorhof van de tempel zitten (we hebben het gelezen: Johannes 7:37-39). Het feest is voorbij… En hij mediteert – ik weet het bijna zeker – over deze profetie van Jesaja. Hij heeft ze weer gezien, al die mensen die in- en uitstroomden voor het feest in Jeruzalem... En hij vraagt zich af: is hun dorst nu gelest? Hun verlangen gestild. Of is ook de religie een placebo geworden, een di-vertissement... En hij vraagt zich af: hoe moet hij zijn 'woord daar nu tussenkrijgen'... dat hij/het gehoord wordt... en zal vruchtdragen. Welke gedachten koestert God eigenlijk? Hoe het verder moet met dat eeuwige verbond tussen God en het huis van David.

Hij voelt het verlangen van het volk naar een nieuwe manifestatie van de aloude God… En Hij beseft meer en meer dat Hij het niet bij woorden alleen kan laten, maar dat hij daarvoor zijn hele leven in de waagschaal moest werpen…

Hij moet laten zien, hoe je het dan doet, leven in een gebroken wereld,... het zaad zijn dat in de aarde valt en sterft, en juist dan - zó - veel vrucht draagt

Hij zal zichzelve dan maar geven, totaal… met lichaam en ziel beide.

En Hij staat op en spreekt met luider stem (aldus Johannes de evangelist):

Indien iemand dorst heeft… hij kome tot MIJ en drinke

Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien

Johannes die dit woord overlevert verklaart: Dit zei hij doelend op de Geest.... die nog vaardig moet worden over zijn volgelingen: Veni creator Spiritus !
En hoort u hoe het laatste bijbelboek, laatste hoofdstuk, laatste beeld hier meeklinkt?  'En de Geest en de bruid zeggen 'Kom' en wie dorst heeft, kome, en drinke van het water des levens om niet".

 

Amen.