Genk, 3 december 2006

1ste Advent

 

(viering: 4 december 1966 werd de eerste steen gelegd)

 

Genesis 28: 10-19: “Waarlijk de Heer is op deze plaats en ik heb het niet geweten”

 

Gemeente,

God is in onze wereld aanwezig. Hij is er, en zelfs veel dichterbij dan wij vaak denken. Daarover gaat het vandaag. Maar om dat te ontdekken, moeten we aan de andere kant beginnen. Nl. bij de afwezigheid van God.

Jakob was zijn God kwijt, voordat hij 'm ontdekte.. d.w.z. hij was de God kwijt die hij kent, dat is de ‘God van zijn vader Abraham en Izak’. Als die God al ergens zou zijn, dan ‘thuis’… zal ik maar zeggen, in de tent van zijn vader, in het land van zijn vader.

 

En daar zit nu juist z’n / het probleem. Die vader heeft hij op schandelijke wijze bedrogen en met de zegen van die God heeft hij gemarchandeerd… en zo is hij schuldig geworden.

Daarom dat hij nu hier is ergens onderweg tussen Berseba en Haran.. op de grens,

waar het land waar je thuis bent en waar het leven vertrouwd was, het land waar Abraham naar toe was gegaan, het beloofde land…  daar waar je dat land verlaat…, opgejaagd door zijn misdaad, voortgedreven door zijn schuld.

 

Voorbij deze plaats begint voor hem het ‘onbekende’, het ‘vreemde’, het ‘gevaarlijke’, het god-loze land: The Waste Land…  Met zijn volgende stap zal Jakob een ontheemde zijn: unheimisch…, maar ook: un-heimlich, of in het Nederlands: uitlandig ellendig.

Angstig en ongerust.

 

Precies zo begon het verhaal dat wij gelezen hebben:

En hij kwam bij een plaats, waar hij overnachtte  omdat de zon al was ondergegaan..

Deze zin is niet zozeer een mededeling van tijd en plaats, nodig voor de voortgang van het verhaal. Neen dat is veel meer. Met deze zin schept de verteller een gevoel van duisternis, creëert hij een sfeer van ondergang, suggereert hij een aflopende zaak, een einde.

Dichters horen dat meteen, net zoals zij het gehoord hebben in de woorden van de Emmaüsgangers als die tot Jezus zeggen: Blijf bij ons Heer, want het is al avond geworden Daar zit een lied in, een bede. In die zin klinkt een hart, dat vol verlangen klopt Trouwens ook dit verhaal heeft een lied verwekt, ookal realiseren we ons dat meestal niet Moet u thuis Nader mijn God bij u (Nearer, my God to Thee), nog maar eens nalezen. Maar dit terzijde.. We waren bij het begin…

En Hij kwam bij een plaats, waar hij overnachtte, omdat de zon ondergegaan was

 

In een speelfilm is de lucht ook nooit zomaar donker en dreigend, daar heeft de zon een stem en de nacht een sprake. Zo ook hier: De zon is ondergegaan, het licht is weg en Jakob kan niet anders doen dan overnachten.  Rondom Jakob, in Jakob, is er niets dan een diepduistere zonlichtloze nacht Het enige wat Jakob kan doen is een steen pakken en zijn hoofd daarop neerleggen en gaan slapen:

Hij kwam bij een plaats, waar hij overnachtte, omdat de zon ondergegaan was. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd, ging liggen en viel in slaap op die plaats

 

Over en uit is de historie van Jakob Ze begint niet eens ze verdwijnt in de nacht van de schuld, lost op in de nevelen van het over zichzelf afgeroepen onheil.

 

             Ware daar niet gewezen: de droom.

 

Midden in de nacht ziet Jakob een ladder beter: een trap, zo’n monumentale trap die paleizen en tempels versiert, een trap die buitenom leidt naar het bovenhuis, of het dak.

 

En op die trap, waarvan de top reikt tot in de hemel, is het een drukte van belang, een komen en gaan zoals aan een koninklijk hof. Het zijn engelen, d.w.z. boden Gods: ze komen en gaan op en neer. 

Als ze opgaan dan brengen ze de zaken der mensen tot bij God, want die zetelt daarboven, zo is de suggestie. En als ze afdalen, dan brengen ze Gods reactie op de menselijke zaken over.

 

‘t Is een machtig beeld voor de onophoudelijke communicatie tussen hemel en aarde, tussen God en mens. Daar is continue dialoog, tweegesprek. Je kunt denken aan het gebed, je kunt denken aan de klacht, aan het geween aan de vreugden die geuit worden in een mensenleven.. Dat is wat er van beneden boven gaat. En je kunt je voorstellen, hoe Gods woord als een bemoediging arriveert hier beneden, als een appèl, als een prikkel, een vermaning desnoods

 

Boden Gods kunnen er trouwens ook wel een als mensen uitzien, hetzij u gezegd!

 

Dat ziet Jakob in zijn droom. Hemel en aarde zijn op elkaar betrokken.

Ja sterker nog: God verschijnt en niet eens bovenaan de trap, maar beneden bij Jakob… en bericht dat het verbond met Abraham, die – zoals reeds gezegd – ooit in omgekeerde richting hier gepasseerd was, dat dat verbond toch nog steeds geldt…

Ik zal u niet verlaten, zo eindigt God, totdat ik mijn belofte vervuld heb…

 

Gemeente, de herhaling van precies deze belofte (alles van Abraham is daarin) op dìt moment in Jakobs leven op déze plaats dat is ongelooflijk.

Menselijkerwijs geldt: hier, op deze plaats en op dit moment … juist niet !

Jakob met schuld beladen op de vlucht… weg van het beloofde land…

En dan dromen dat God zegt… ik zal bij je zijn, je nooit verlaten…

Wat een ongelooflijke droom!.. Zo ongelooflijk, dat ze méér is dan een gewone droom..

Dit zo’n droom die beklijkt, die je niet vergeet…

waarvan je het gevoel hebt dat die je iets wil zeggen..

 

Jakob ontwaakt… , uit de slaap, maar ook uit de droom…

En als hij om zich heen kijkt, wat ziet hij dan ?

Niets, want het is nog steeds stikdonkere nacht.

De zon is nog steeds niet opgegaan. (Dat gebeurt pas na het nacthgevecht in Pniel, als hij zich met zijn broer gaat verzoenen – veelzeggend. h. 32/33, preek van 3 weken geleden) …

Zegen ? Waar ? Hier ? Nog steeds: Niets: enkel wat stenen om hem heen.

 

Ach ja, zeggen we dan tegen elkaar: ‘t was maar een droom. En: “dromen zijn bedrog.”

Hersenspinsels, fantasma’s, vervormde angsten of geprojecteerde verlangens komen daarin naar voren. En inderdaad: dat is vaak zo.

 

Maar toch: Als Jakob niet gedroomd had – die nacht – hoe was het dan verder gegaan… ? Mwa, kun je niet zeggen: Hij zou zijn opgestaan, de mens is taai, doorgegaan naar Haran. Slimme handige jongen. Die had het wel gemaakt… Vast wel.

Maar zou hij dan ooit nog op zoek zijn gegaan naar het beloofde land ? zou hij dan ooit nog aartsvader zijn geworden, Israel, zijn tweede naam: stamvader van een volk van halsstarrige godszoekers en dromers…

Ik denk het niet. Zijn leven zou ontdubbeld zijn, enkel nog aards. De hemel zou hij kwijt zijn, de droom… dat God er is en dat die je niet zal verlaten… en dat er nog een belofte wacht op vervulling

Dat kwijt zijn (die droom, die hoop dat vertrouwen), dat is erg voor een mens… erger dan hij zelf vaak door heeft.

 

Maar zo gaat het dus niet; Godzijdank. Jakob is ontwaakt, wakkergeworden uit zijn droom, maar neemt die serieus, Hij gelooft in de droom, juist omdat ze paradoxaal is ….

 

Waarlijk, de Heer is op deze plaats en ik heb het niet geweten.

Off all places blijkt God uitgerekend hier te zijn, op deze eenzame plaats…, op deze steenachtige grond, ver weg van het huis van vader Abraham en Izak…, in den vreemde..  Hier buiten het paradijs, East of Eden… dáár is God.

Verbazing spreekt, verwondering: Hoe ontzagwekkend is deze plaats. Dit kan niet anders zijn dan het huis van God (Beth-el) en  de poort van de hemel

 

Als Jakob niet gedroomd had, had hij dit nooit kunnen zeggen…, dan had hij in deze plaats niets meer kunnen zien dan een paar struiken en een hoop stenen, dan had hij om zich heen niets kunnen zien dan stikdonkere nacht. Maar nu hij gedroomd heeft ziet hij door de dingen heen en ontwaart hij in de verlatenheid een huis van God.

 

Gemeente, ik kom tot enkele toepassingen:

De God van Jakob is daar waar wij Hem niet verwachten:

- Buiten de officiële cultusplaatsen (of dat nu de tent van vader Izak, of de tempel in Jeruzalem, of dit kerkgebouw) heeft hij zijn plaatsen,…. In die zin kan elke plaats een Beth-el worden.. zelfs als er geen huis is, maar slechts een steen om je hoofd op neer te leggen, dan nog moeten wij de mogelijkheid niet uitsluiten dat er engelen op en af gaan en God zich zal melden: God is nergens bij voorbaat afwezig..: Waarlijk: God is op deze plaats en ik heb het niet geweten..  zei Jakob, in den vreemde in de nacht.

 

- 40 jaar geleden hebben mensen hier in Genk, ook een droom gehad en gevolgd. De droom van een huis van God voor protestantse mensen hier. Oorspronkelijk ook mensen – ver van huis – Duitse krijgsgevangen, mijnwerkers meestal, die zich hier gevestigd hadden en “evangelische Christen” waren, in den vreemde, ver van huis, van het vertrouwde…

Zou God hier wel zijn ?

- En Pfr. Gründer in Luik maakte van die droom een visie, en gaf het handen en voeten en begon samen met de gelovigen hier…  begin jaren 60 te bouwen aan de kerk… neen, niet aan het gebouw, want een kerk bouwt men met mensen… Hij zocht ze op, ze zochten elkaar op, en samen zochten ze naar God:  Konfirmandenunterricht, een doop… erediensten… en dan, dan ook een gebouw.

 

Mwa, wat heeft dat nu voor zin, een godshuis bouwen op die plaats, die streek… zo door en door roomskatholiek, en als het niet rooms was:… afin.. laat ik daarover zwijgen

Dat is toch onbegonnen werk ? Velen zullen het gedacht, sommigen gezegd hebben…

 

Ja, maar juist daarom moest het. Zo werkt het nou eenmaal in het geloof. (Weet u nog: de steen die de bouwlieden….). Onze mensen zo schreef Pfr Gründer hebben een geestelijk thuis nodig, dat is een plaats waar God is, waar een ladder naar omhoog is, waar gecommuniceerd kan worden tussen hemel en aarde, waar mijn nood kan opstijgen naar omhoog en Gods troost en appèl kan neerdalen in mijn leven…

 

En net zo onwaarschijnlijk als Jakobs droom, zo geloofde men ook in deze droom:

Als God zelf zich laat zien (en dat betuigden eenstemmig de gemeenschap van Duitstalige, maar ook meer en meer Limburgse christenen), dan is dat huis er en dan zal het er ook komen.  En zo werd de barak van de Duitse club in Zwartberg een ‘Beth-el’, zo werden op deze moerassige plek degelijke fundamenten gelegd om een kerk te kunnen dragen, en dan bedoel ik niet alleen die van ingenieur Kleinow en architect Van Den Kerkhofs heipalen…

Maar dat had u al begrepen.

 

Waarlijk: God is op deze plaats en ik heb het niet geweten. zei Jakob, in den vreemde in de nacht. Bethel, plaats waar God thuis is, zal die plaats voortaan heten. En door die steen op te richten belooft Jakob dat hij de droom nooit zal vergeten, en eens te zullen terugkeren. Hoe de levensweg verder ook verloopt, altijd zal hij ook onderweg blijven naar het beloofde land, leven met een open verbinding met boven, met God… die ons roept om onszelf altijd weer te overstijgen…

 

Mooi hè ?

‘k Zal u nog eens iets vertellen. Later is er op die plaats, te Bethel, niet alleen maar die ene steen gewijd, maar een heel gebouw: een tempel werd het. En er kwam zal ik maar zeggen een zo degelijk dak bovenop, dat de weg naar boven afgesneden werd. De godsdienst te Bethel werd zelfgenoegzaam… Men had het  goed getroffen met zichzelf en men had eigenlijk de verrassende aanwezigheid van God niet meer nodig. Men zette er wel een afgodsbeeld voor in de plaats. En zo is Bethel in de tijd van de koningen van Israel, de plaats geworden waar men het geloof van Jakob afleerde en de droom van de open hemel op de onverwachtse plaatsen werd opgegeven… Het geloof verstard, de kerk versteend… levensloos, want geen verrassingen meer. De plaats waar Jakob God gevonden had, werd een sta in de weg voor anderen die God wilden vinden…

 

Niet zo mooi ! Maar kan toch wel dienen als waarschuwing.

De stichting van de kerk is vaak een geestelijke hoogtepunt. Eens dat doel bereikt wordt het gevaarlijk. Men “is er” denkt men dan. Men gaat zich settlen, inrichten. Men vergeet dat we in het geloof altijd onderweg moeten blijven…

 

En dus ook altijd moeten durven herbeginnen, zal ik maar zeggen: ook en juist als gevestigde kerk… altijd weer terug naar af, naar dat oorsprongsgebeuren, dat oermoment… dat we los van gebouw, hout of steen, God hebben gezocht… soms vertwijfeld, hem niet hebben gevonden, en toch gevonden zijn, misschien wel voor hem weggelopen zijn en toch van Hem hebben gedroomd, alleen en samen met anderen.. en hij plots naast ons stond. En zei: Ik zal u niet verlaten… totdat alles vervuld is.

Daar begint de kerk (niet het gebouw, maar de kerk die uit mensen bestaat), daar wordt ze opnieuw gesticht … en enkel zo vindt ze duur, overleeft ze de generaties, telkens herbronnend..

 

Elk geslacht zal zelf opnieuw moeten zeggen: Waarlijk, de Heer is op deze plaats… en ik heb het niet geweten… En elke generatie zal zelf opnieuw de eerste steen moeten leggen voor het huis dat Beth-el, Godshuis zal wezen. Of om het met een variatie op een bekend woord van Karl Barth te zeggen: De kerk is niet gods huis, ze wordt het elke keer als God haar als zodanig in dienst wil nemen.
Aan ons, om Gods komst niet te belemmeren, maar de weg voor Hem te bereiden.

Amen

 


 

 

 

 

lijst met preken