preek over Esther, h 1
en 2,5 Genk 4 februari 2007
HET BOEK ESTHER
Het boek Esther verplaatst
ons naar Perzië, het huidige Iran dus, maar neem er gerust een stuk
van Irak bij. Het was hèt wereldrijk in de 5e eeuw voor Christus.
De hoofdstad Susan moeten we zoeken net boven de Perzische golf
in Iran. Koning Cyrus/Kores (onder wie de terugkeer van de Joden
naar Israël was begonnen) had het rijk grootgemaakt en Darius had
het nadien politiek bestuurbaar gemaakt.
Echter de slag bij Marathon
(490), beschreven door de Griekse schrijver Herodotus, had de
expansiepolitiek van de Perzen tot staan gebracht…. (de ijlbode…
42 km). Na Darius was Xerxes/Ahasveros in 486 aan de macht gekomen
en had in het eerste jaar van zijn regering een opstand in Egypte
en daarna in Babel krachtdadig de kop in gedrukt. Het ging dus
goed met Perzië.
Een nieuwe invasie bij
aartsvijand Griekenland wordt gepland. U kent dit verhaal ook. De
Grieken proberen het leger tegen te houden bij de enge pas van Thermopylae.
Dat lukt lange tijd. Pas na zeer veel verliezen beginnen de Griekse
legers te wijken. Dan besluit de Spartaanse krijgsman (inderdaad:
Leonidas)
met 300 hoplieten de smalle pas tot de laatste man te verdedigen
en stuurt de rest van de soldaten naar huis, om zich te bewapenen
voor een eventueel vervolg.
De volgende dag zijn allen
dood en wordt Athene ingenomen.
Toch is de overmacht sterk
uitgedund en de moral van de Griekse steden juist verhoogd. Even
later wordt de vloot van Xerxes bij Salamis vernietigend verslagen
door de Grieken. Deze nederlaag luidde feitelijk het einde
in van het Perzische rijk, dat in gekonkel en intriges gepaard
gaande met onderlinge afrekeningen etc... ten onder is gegaan.
In 465 is Ahasveros zelf vermoord door het hoofd van zijn koninklijke
garde, zijn schoonzoon en oppereunuch.
Ahasveros heette eigenlijk
(Perzisch): “Khasjajar-sjah”. De Joden maakten er Ahasveros
van, de Grieken verbasterden het tot Xerxes. Hij was (volgens de
beschrijving van Herodotus) een beïnvloedbare, wispelturige tiran,
die zowel kon huilen over een sentimenteel verhaal, als in woede
kon uitbarsten over een kleinigheid; hij kon wreed zijn ten opzichte
van een vriend die zich tegen hem keerde, als vergevingsgezind
ten opzichte van een overwonnen vijand.
PREEK
Het boekje Esther is een eigenaardig bijbelboek,
in vele opzichten. Het meest eigenaardige is echter wel, dat het
woordje 'God' er helemaal niet in voor komt. En dat zou je toch
wel verwachten in een bijbel-boek.
Dit is dan ook één van
de boekjes die heel wat stof heeft doen opwaaien tijdens de canonvorming
= de opstelling van de lijst (grieks : ‘kanon’) welke boeken nou
wel en welke niet als 'heilige Schrift', bevattende woorden van
Godswege zouden worden geklasseerd.
Dat wil zeggen: voor de
Joden was er uiteindelijk geen probleem, omdat het boek verbonden
was met een religieus feest: Purim… De instelling van dit feest
wordt in dit boek verhaald en de inhoud sprak tot hun hart: Het
is voor hen een boek van alle tijden, hoe op wonderlijke wijze het
Joodse volk verstrooid onder de heidenvolkeren ontsnapt is
aan de uitroeiing.
U voelt wel, hoezeer zo'n
boek tot de Joodse ziel spreekt.
De Christelijke kerk heeft de Joodse canon
overgenomen, maar altijd is er kritiek geweest op dit boek. Ook
in de reformatie hebben verschillende stemmen zich sterk gemaakt
om dit boek te schrappen uit de lijst van canonieke geschriften.
Luther vond het 'te Joods en te heidens tegelijk' en betwijfelt
of het wel in de canon thuishoort (maar dat vond hij van wel
meer boeken (bron: De servo arbitrio, and
Tischreden)).
Veelbetekend: Noch Calvijn, noch Luther hebben
ooit dit bijbelboek van uitleg voorzien. terwijl in de Joodse literatuur
het boekje Esther één van de meest becommentarieerde is....
Toch staat het boekje ook
in onze bijbel, en hebben wij dus de opdracht om te proberen Gods
Woord middels dit boek tot ons in onze dagen te horen...
En als je goed luistert,
dan hoor je het. God mag dan wel misschien niet rechtstreeks vernoemd
worden, op de achtergrond is hij wel degelijk aanwezig en wel op
twee manieren: in het handelen van de mensen en in subtiele verwijzingen
naar andere, meer bekende bijbelverhalen. Daarover later meer.
Toch blijft ook dan het
boek Esther het boek der verborgenheid…. In dit boek is nìets evident.
Ook de gang der dingen
tussen de mensen: het blijft raden. Men weet eigenlijk niets, niets
van hoe het gaan zal, noch van wat in andermans hart leeft.
De koning weet bijv. niet dat Esther een Jodin
is.
Hamann weet dat ook niet. Hij weet ook niet
dat Mordechai ooit de koning gered heeft.
De koning weet dat ook
niet meer, maar komt maar komt er toevallig achter enz...
Dat maakt het verhaal
ook zo spannend èn zo modern, zou ik willen zeggen.
Want zeg nou zelf, doorgronden
wij al onze daden? Weten wij waarom een ander mens iets doet
of nalaat? Kennen wij de consequenties van onze daden? Kunnen wij
in andermans hart kijken?
Ja, om terug te komen op de afwezigheid van
God in deze geschiedenis: Is die terughoudendheid in Esther misschien
een vorm van respect voor God, de onzienlijke, die er is, zoals
Hij er is; die er zijn zal, wanneer Hij er zijn zal, op zijn tijd.
Is het misschien ook niet heel eigentijds om zo voorzichtig te
zijn met het aanwijzen van Gods hand in de geschiedenis. Werkt
God niet veel meer in het verborgene...? Het boek Esther sugereert
het minstens het ook eens zo te bezien.
Waar is bijv. God in hoofdstuk 1 en 2. Waar
is hij als Vasti verstoten wordt, waar is God als Esther verkozen
wordt tot koningin? Waar is God straks als Hamann zijn snode plannen
ter uitroeiing van het volk Israël smeedt en door de koning bij
wet laat bekrachtigen?
Nergens... of toch wel... maar dat is dan
verborgen.
Waar is God in de nieuwsberichten die wij
lezen in de krant? Waar is God als volkeren dreigen uitgeroeid te
worden, ja worden uitgeroeid? Waar was God, toen zijn volk Israël
in de tweede wereldoorlog wel degelijk dreigde weggevaagd te worden
van de Westeuropese aardbodem?
Of dichterbij: Waar is God in ons leven? Waar
is Hij als het met ons mis gaat, als wij bedreigt worden door het
kwaad... van buitenaf of van binnenuit?
Nergens... of toch wel... maar dat is dan
verborgen.
En van die sluier der verborgenheid licht
het boek Esther in zijn voortgang een tipje op.
Eén ding kun je daar al vast wel van zeggen:
Dat God voorzienig is ontslaat de mens niet van zijn verantwoordelijkheid.
Gods werk schakelt ons niet uit, maar in
Sterker nog: Gods voorzienigheid
wèrkt door middel van ‘dat wij onze verantwoordelijkheid op ons
nemen’, door wat wij doen en laten (voor wat/wie buigen
wij,
en voor wat/wie niet?)… Als Mordechai zijn nicht Esther niet naar voren
had geschoven, als Esther op het cruciale moment niet het juiste
woord had gesproken... hoe was het dan gegaan!
M.a.w.: Gods schakelt ons
niet uit, maar ìn in zijn werk. God en mens zijn geen concurrenten,
maar eerder partners. Gods voorzienigheid, die enkel beleden kan
worden, niet bewezen, wèrkt dwars doorheen het menselijk handelen,
ertegenin en ermee. Vroeger zei men: Dei providentia, hominum
confusione... Door Gods voorzienigheid en de menselijke verwarring...
Deze opmerkingen moeten
voor u vanmorgen genoeg zijn als boodschap. Ik volsta nu nog met
enkele kanttekeningen te plaatsen bij het stuk dat wij gelezen
hebben.
1. het feestmaal
Koning Ahasveros belegt
een feestmaal. Iedereen is genodigd. Het moet een echt drinkgelag
worden (vs. 8): gewilde grensoverschrijding: Zeven dagen lang mocht
men drinken zoveel men wilde. Zeven dag lang mocht men zich laten
gaan. Zeven dagen lang leefde men m.a.w. in een roes. Nu is er niets
tegen een feest, nu is er ook niets tegen uitbundigheid, maar zoals
de Spreukendichter al wist:
De wijn is een spotter,
de drank een luidruchtige, ieder die zich daaraan overgeeft, is
dwaas. (Spreuken 20:1)… Of zoals het
in de NBV klinkt: Van wijn word je een spotter, van drank een
braller, wie zich bedrinkt, verliest zijn verstand.
Op de laatste dag van het
feest komt dat op pijnlijke wijze aan het licht. Iedereen heeft
zich vol gegeten en zat gedronken en de grootste van allen, de
koning gaat over de schreef…
De schrijver van Esther
moraliseert niet, hij constateert alleen maar. Hoewel zo’n beschrijving
op zich al hoogst kritisch is. De dronken koning laat een bevel
uitgaan naar de vrouw van zijn voorkeur: Vasti. Hij verlangt dat
zij komen zal om haar schoonheid te tonen aan al zijn vrienden en
collega's, vorsten en rijksgroten, getooid met haar koninklijke
diadeem.
De Joodse uitleggers zijn
eensgezind: d.w.z. ènkel getooid met haar koninklijke diadeem.
Vasti bedankt voor de eer,
om zich zo te tonen aan dat stelletje dronken mannen. En onze sympathie
ligt meteen bij haar en keert zich tegen die opgeblazen mannenwereld,
die vrouwen als lustobject op commando laat opdraven.
En Vasti stelt een moedige
daad, een levensgevaarlijke zelfs, want door 'neen' te zeggen trotseert
zij een bevel van de koning van Meden en Perzen. Ik stel mij zo
voor, dat al haar collega's, haremdames en eunuchen op haar zullen
hebben ingepraat: Ach…ga nu maar, je kunt het bevel van de koning
toch niet weigeren. Wat geeft het nou, voor één keer.. Kom!
Vasti volhardt: Haar persoonlijke
integriteit, naar ziel en lichaam, heeft zij hoger staan dan haar
leven. Hierin gelijkt ze op die drie vrienden van Daniël, die niet
buigen wilden voor het beeld van de koning en daarom in de vurige
oven geworpen werden.
Maar: bevel is bevel, zeker
bij de Meden en Perzen. En de koning, dronken als hij is, kan het
niet opbrengen om respect te betonen aan zijn geliefde vrouw. Zijn
eigen 'eer', maar hoe kun je hier nog spreken van 'eer', staat op
het spel.
En zo baart de goddeloosheid
zonde en de zonde de dood. Er is geen weg terug. Zijn eigen dwaasheid
erkennen 'kan' niet.
Dat kan hij zich niet permitteren.
Dan zou hij zich belachelijk maken.
Zijn eigen vrouw durft
hem trotseren en als hij daar niets tegen doen zal, dan zal dat
spoedig overal bekend zijn. Zijn onderdanen zouden hem acher de
rug uitlachen en zijn absolute gezag zou een lelijke deuk hebben
opgelopen. In de wereld van mannelijke macht is er slechts éénrichtingsverkeer:
Er is geen weg terug. Altijd meer, desnoods van kwaad tot erger…
Gemeente, wat zijn deze
machtige mannen toch dwaas.
Waarom is terugkeer eigenlijk
niet mogelijk? Waarom bekeert hij zich niet? Omdat dat èrkenning
van eigen dwaasheid inhoudt. En zoiets is in die wereld van trots
ondenkbaar.
Je moet jezels overeind
houden, koste wat kost, desnoods ten koste van anderen.
Erkenning van ongelijk,
falen is een vernedering… is een blijk van zwakte, een degradatie.
En dàt moet nou juist en
ten allen prijze vermeden worden.
Dat is ook de 'wijze raad'
van de 7 vorsten van Perzië. Nou ja, wijs.. Als dat wijsheid is:
Zij redeneren en adviseren
alsvolgt: Andere vrouwen zouden eens op een idee kunnen komen, en
ook eens voor hun 'eer' en 'recht' kunnen gaan opkomen tegenover
hun mannen: Kom koning, gauw: een wet, eentje van meden en Perzen
eroverheen, zodat voortaan iedere vrouw weer goed weet, dat de
man de baas is in het huisgezin en in het ganse rijk!.
Zij willen de zaken fors
aanpakken. De man-en-macht-maatschappij bekrachtigt zichzelf, bij
wet. Vasti moet als exempel uit de gratie gezet worden. Zij ìs de
schuld. Zij is de boosdoener en Ahasveros vergeet gemakshalve maar
even, dat zìjn dwaze bevel de oorzaak is van alle narigheid. Geef
de vrouw maar weer de schuld. Zo gaat het altijd al van den beginne
af aan: Adam verweet Eva, dat zìj hem ten val gebracht had. Dat
hij zelf 'ja' had gezegd, vergat hij maar voor het gemak... en zo
sluit zich de kring van de tirannie.
Vasti wordt geofferd op
het altaar der zelfhandhaving. Zij is de zondebok waardoor het
regeren met man en macht kan blijven bestaan, het systeem zich zelf
kan handhaven. En voor die ene straks 1000 anderen. Hoe kan in
deze gesloten samenleving, vol mannelijke hoogmoed en dwaasheid,
hoe kan in deze samenleving nog iets anders gebeuren dan 'kwaads'?
Eerst de vrouwen, dan de Joden... inderdaad: Je voelt het a.h.w.
al aankomen.
Toch: Er kan iets goeds
gebeuren als -a.h.w. van terzijde- Gods Woord een woordje in het
midden brengt. En dat gebeurt precies op het moment, dat het Joodse
volk erbij betrokken raakt, want waar het Joodse volk is, daar is
God nabij en daar kan men verwachten dat er scheuren komen in het
waterdichte systeem, doordat er 'vromen' zijn, die evenals Vasti
niet buigen voor eender welk gebod, omdat ze enkel buigen voor hun
God: hun enige koning, die naam waardig. En buigen voor die ene
God, maakt je vrij ten opzichte van al wat zich verder nog god wil
noemen.
Hoofdstuk 2:5:
Nu was er in de burcht
Susan een Joods man, wiens naam was Mordekai, de zoon van Jair,
de zoon van Simi, de zoon van Kis, een Benjaminiet...
Kis, zo heette de overgrootvader
van Mordechai. Kis, zo heette ook de vader van Israels eerste koning,
Saul, uit de stam van Benjamin... En met de introductie van deze
man, uit dit koninklijk geslacht wordt de koningskwestie gesteld:
Wie regeert, wie bepaalt
wat recht en eer is? de koning van de Meden en Perzen met zijn uitzonderlijk
grote macht en noodlottige wetten, of de koning van Israël die enkel
present is in deze wereld met zijn woord van bevrijdend recht ?
Wordt vervolgd... amen
liturgie
-
stil gebed
-
psalm 72: 1
-
votum & groet
-
gebed om ontferming
-
lied: psalm 72: 4
-
woord ten leven: Romeinen 13: 8-14a
-
lied: psalm 72: 7
-gebed bij de opening van
het Woord
-Schriftlezing: Esther 1
-lied: gezang 328, 1 en
2
-kinderen naar de nevendienst
-preek
-lied: gezang 292
-slotlied: gezang 456:
1 en 2
-heenzending en zegen
-"amen.." gezang 456:3