preek over Mattheüs 18:21-35... Ik schuldig ? Hoezo ?
Genk, 7 oktober 2007
Gemeente van Christus,
Dit is een zeer duidelijke gelijkenis. Het enige wat ik bij wijze
van preek zal doen is wat kanttekeningen bij de inhoud van de
gelijkenis plaatsen. Vooral waar de gelijkenis 'raar' is, want daar
zit dan vaak het springende punt..
Een koning gaat afrekening houden met zijn slaven: = niet
zozeer arbeiders, maar pachters of leenmannen, degenen die
financiële verantwoording schuldig zijn aan hun leenheer, de koning.
In dit geval de iure persoonlijk aansprakelijk voor de
opbrengst en de winst van het gepachte.
De gelijkenis speelt zich dus af de wereld van het geld, waar
economische belangen bepalen wat goed is en wat slecht. Alle
verhoudingen zijn daar in eerste instantie niet persoonlijk, maar
zakelijk. Eén voor één worden de leenmannen voorgeleid en vindt de
afrekening plaats. En dan is er die ene, die alles opgeteld en
afgetrokken zijnde, een schuldsaldo overhoudt van 10.000 talenten,
ter plekke te voldoen.
10.000 talenten, dat is een gigantisch bedrag
Vergelijkt u maar eens: In de gelijkenis van de talenten gaat
het over een machtig heer, die zijn hele bezit verdeelt onder zijn
knechten, en dat hele bezit is.. resp. 1, 2 en 5 talenten: dat zijn
er dus 8, en als-ie terugkomt zijn het er 15 geworden. En deze heer
was niet arm met zijn 8 resp. 15 talenten.
Een talent was nl. de grootste geldeenheid (goudgewicht),
waarmee men in het Midden-oosten rekende en dat was een geldeenheid
waar de meeste mensen van toen alleen maar van konden dromen. (6000
drachmen-denarien-schellingen).
Vervolgens is 10.000 het grootste getal waarmee men rekende
in het Midden-oosten. 10.000 talenten is dus het hoogst denkbare: De
schuld van die ene man is dus onvoorstelbaar groot... duizenden
miljarden.
vers 25 verrast ons dus niet:
“En omdat hij niet bij machte was te betalen, beval zijn heer hem te
verkopen, met zijn vrouw en kinderen en al wat hij bezat, opdat er
betaald kan worden.”
[Even tussen haakjes: Volgens de thora was het als slaaf verkopen
van een schuldenaar ter delging van zijn schuld verboden.]
De knecht valt samen met zijn schuld. Kan hij die niet aflossen, dan
is zijn eigen levenssaldo dus ook negatief en heeft hij geen recht
meer om te bestaan. Kan hij niet afrekenen, dan zal de Heer met hem
afrekenen.
Hij beseft het tenvolle en valt op zijn knieën buigt zijn hoofd ter
aarde en smeekt: Heer, heb geduld met mij, wees lankmoedig, en ik
zal u alles betalen... Hij belooft het onmogelijke, maar het is
het enige wat hij nog kan doen: uitstel van betaling proberen te
krijgen..
Elke gewonnen dag is er één, zal hij denken.. Maar ja, zijn heer
weet ook best dat de belofte van de man loos is, dat hij nooit alles
zal kunnen betalen...
En dan kantelt de gelijkenis en wordt evangelie-
vers 27, de Heer krijgt medelijden met zijn slaaf. Het klinkt wat
zwak, medelijden, maar er staat er eigenlijk, de Heer werd
met “innerlijke ontferming bewogen, erbarmen". Dat is
hetzelfde woord, dat elders in het evangelie gebruikt wordt om Jezus
ten grond te beschrijven.. als er staat: “En Jezus werd met
innerlijke onferming bewogen, toen hij de scharen zag, omdat ze
waren als schapen zonder herder.” (Mk 6,34; Mt 14,14). Dat is
een gevoelswoord bij uitstek. Het gevoel situeert zich volgens de
bijbel in de buik, in de schoot zelfs (erbarmen-baarmoeder). Wij
zeggen: m'n hart krimpt ineen, maar ook wij voelen het in de buik..
De Heer wordt dus bij de aanblik van die trieste figuur met
innnerlijke ontferming bewogen, zijn hart krimpt ineen van
mee-gevoel, erbarmen. En dit gevoel dat de Heer a.h.w. overvalt,
doorbreekt de economische wetmatigheden.
Alle verhoudingen zijn nu anders. heer-slaaf > mens-mens. En eens
in persoonlijke relatie met zijn slaaf gezet, met hem verbonden door
het ineenkrimpen van zijn hart, is het met diens schuld gedaan.
De Heer scheldt hem schuld kwijt. Die 10.000 talenten, door het
woord van de Heer worden die van tafel geveegd. Door zijn kwijting
tot niets gereduceerd. Het ìs er niet meer. En met dat de schuld er
niet meer is, komt de mens achter de schuld weer tevoorschijn: De
slaaf mag leven.
Toegepast: door het machtswoord der genade, door de simpele
vergevingsspreuk van God wordt de mens bevrijd van zijn onbetaalbare
schuld ten opzichte van God.
En hier gemeente,
stelt zich een PROBLEEM voor ons, moderne mensen. Dit snappen we
natuurlijk allemaal wel, maar stiekum vragen ons af of het wel een
goede vergelijking is.
Torenhoge schuld tegenover God? Onbetaalbaar..
Is dat onze situatie ? Herkennen wij onszelf daarin? Overdrijft
Jezus nou niet een beetje. Zijn dit niet te grote woorden. Ja,
rekenkundig klopt het wel, maar wij mensen voelen het vaak
niet zo aan... uitzonderingen daargelaten... maar die vinden wij -
diep in ons hart - vaak ook een beetje overdreven, ziekelijk.
Schuld, kwaad, verlorenheid, het zijn inderdaad grote woorden. We
nemen ze ook niet meer zo gemakkelijk in de mond als vroeger. Ik
zelf heb ook een zekere schroom bij het uitspreken ervan.
Zeker als je beseft, dat de kerk heeft vaak enorm gemarchandeerd met
'schuld' en het bijbehorend 'schuldgevoel' vooral, dat op zijn beurt
nog eens werd versterkt door de het te koppelen aan de angst voor de
eeuwige verdoemenis.
De kerk heeft die angst te gelde gemaakt en verzilverd in de
Middeleeuwen door aflaten te verkopen.
Maar ook zonder ‘financieel’ misbruik is dit schuldbegrip en
schuldgevoel door de kerk bewust en onbewust verkeerd gaan
functioneren, ook in de protestantse traditie.
De kerk leek soms op een dokter die de mensen eerst het ziekbed
inpraat om dan zichzelf onmisbaar te maken door het geneesmiddel
voor te schrijven. Zo is tot op de dag van vandaag veel on-eigenlijk
schuldgevoel in omloop. In de psychiatrie kent men zelfs de term:
ecclesiogene neurose: oftewel: psychische stoornis veroorzaakt
door de kerk.
Maar ook los van zulke overdrijving: Door het altijd maar over
schuld te hebben: schuld, schuld en nog eens schuld, maak je de
mensen klein en zwak, ontneem je ze een basaal gevoel van
zelfwaarde, zonder welke een normaal leven niet mogelijk is.
Anderzijds moeten we met het badwater het kind niet weggooien.
Schuld en vergeving, zonde en verzoening zijn wel degelijk
woordparen die in de hele Schrift een hoofdrol spelen.
Trouwens: Als je ze door de voordeur verwijdert, komen ze door de
achterdeur toch weer naar binnen. We kunnen ons eigen menselijk
bestaan niet begrijpen zonder deze hoge morele en religieuze termen
te gebruiken. Op een of andere manier staat of valt de menselijke
waardigheid hiermee. Een mens die zich altijd aan 'schuld' onttrekt,
door ze af te schuiven op omstandigheden of anderen blijft naar ons
gevoel onder de maat van mens-zijn.
Iemand die zijn verantwoordelijkheid neemt en schuld kàn belijden,
dwingt respect af.
Misschien dat het dus mogelijk is om deze woorden te herijken, en -
misschien heel anders dan vroeger - dit spreken over schuld te
her-waarderen.
Trouwens we moeten wel, want Jezus zelf schroomt in deze gelijkenis
niet om in deze termen over de relatie God-mens en mensen onderling
te spreken.
En - meer nog - de hele gelijkenis staat of valt met de
beaming van het eerste gedeelte: dat de eerste slaaf een
onnoemlijke grote schuld is kwijtgescholden. Het is immers de
basis op grond waarvan hij daarna tot vergevingsgezindheid wordt
verplicht.
DUS - zo vragen wij - : Waarom zou Jezus hier nu spreken van een
onbetaalbare ‘schuld’ van de mens ten opzichte van God.
Het zal dan wel niet gaan over ‘foutjes en onvolkomenheden’
die ieder mens wel heeft. “Niemand is volmaakt”, inderdaad: en daar
moeten we òf proberen wat aan te doen, of - als dat niet gaat -
zullen we ermee moeten proberen te leven, zowel wat de fouten en
onvolkomenheden van onszelf als wat die van anderen betreft: Dat is
de de basis van elk menselijke samen-leven. Zonder deze houding is
er helemaal geen samen-leving meer mogelijk.
Daarover gaat het in de bijbel trouwens óók: Verdraagt elkander,
balk en de splinter etc. Aanvaringen tussen mensen vanwege
karakterologische onverenigbaarheden en en wrijvingen tussen mensen
vanwege scherpe randjes aan een persoon blijven er ook na de
wedergeboorte te over. Ook een bijbels thema dus, maar hier niet
direkt aan de orde.
Jezus veronderstelt dat er ook zoiets is als een schuld die wij als
schepselen Gods hebben ten overstaan van God, de HEER. Hij
veronderstelt een verplichting, die ons als menselijke wezens eigen
is, maar waaraan wij niet toekomen, waaraan wij ons juist vaak uit
alle macht proberen te onttrekken, waardoor wij schuldig worden.
(want zonder verplichting geen schuld).
De verplichting om ons leven bijv. niet onszelf toe-te eigenenen als
een bezit, maar te ontvangen - altijd weer - als een gave van God,
die een hoger doel met ons leven heeft dan dat wij onszelf maximaal
zouden vermaken op aarde.
Rondom het woord ‘schuld’ en schuldbesef zou het dus
misschien hierom kunnen gaan - ik geef maar wat mogelijkheden - dat
wij tot het inzicht komen,
-
dat wij de neiging hebben andere mensen vaak enkel in functie van
onszelf te waarderen (in zoverre zij een bijdrage leveren aan ons
leven)
-
dat wij ook ‘GOD’ enkel zien zitten als wij hem ergens voor kunnen
gebruiken, als wij hem nodig hebben,
-
dat ten diepste ik – ook als christen – misschien wel net zo
ego-centrisch leef als vele anderen.
Als wij zo omgaan met de vraag van de schuld, dat wil zeggen onze
daden, klein en groot zien in het licht van ons hele levensproject
en dat dan zien in het licht van Gods project dat alle leven omvat,
waarvan de bijbel spreekt,. dan beginnen we ook te beseffen, dat als
wij op deze wijze schuldig zijn dat ook doorweegt in alles wat wij
denken, doen en zijn.
Die schuld is - zo zeggen we dan - existentieel en kan niet
opgeheven worden of gecompenseerd. Zij vermeerdert met dat we leven.
Enkel het beëindigen van de existentie: het sterven maakt een eind
aan de toename ervan.
10.000 talenten
groot is die schuld, zei Jezus. Het is een getal, een kwantitatief
begrip, maar is te verstaan als een kwalitatief begrip: Deze schuld
overstijgt onze menselijke maat en controle. Zij is zo ingrijpend,
dat zij ons vastzet, dat zij ons gevangen houdt.
Op genade of ongenade zijn wij overgeleverd aan onze Heer, die wij
zijn scheppingseer hebben ontroofd, wiens schepping wij ons
wederrechtelijk hebben toegeëigend...
En juist als wij zulke gedachten ten einde proberen te denken, dan
stoort ons op vreugdevolle wijze opnieuw de gelijkenis, want net nu
we op het punt staan om onszelf en alle mensen vast te pinnen op
onze existentiële schuld, wordt door de HEER van de wereld die
schuld met één woord van tafel geveegd. Radicaal.
God weet dat wel, dat van die radicale verkeerde oriëntatie in ons
leven, hij doet daar ook niets aan af. Het oordeel is duidelijk:
schuldig.
Maar Hij rekent daarom niet met ons af. Hij verwerpt ons niet van
voor zijn aangezicht. Hij doet ons niet weg ! neen: Hij ziet ons aan
in onze jammerlijke staat en wordt met innerlijke ontferming
over ons bewogen. Hij wil - wat een wonder - ons arme zondaars
helemaal niet kwijt. Hij wil de relatie met ons niet verbreken.
Hij wil niet van òns af, maar van die schuld die ons van hem
scheidt.
Daarom scheldt hij ons onze schulden kwijt, zomaar, om niet. De
schuld is weg.
Zoals de profeet het zegt en de Joden ritueel herhalen op Grote
Verzoendag: geworpen in de diepte van de zee. En wij worden
ervan verlost, losgemaakt. We mogen verder.
God maakt door zijn vergeving onze schuld tot een moment in
een gebeuren dat verdergaat.
De vergeving geeft ons a.h.w. ons verbeurde leven terug. Alle
spreken over schuld moet dus uitlopen op het hervinden van de
levensvreugde. Anders is het geen bijbels spreken meer, maar gewoon
heidens doemdenken.
De schuld wordt vergeven. Wij worden ervan losgemaakt en in
een heel nieuwe dynamiek geplaatst. Een nieuw leven breekt aan. We
zijn bevrijd en we kunnen nu eindelijk toekomen aan wat we eigenlijk
zouden kunnen zijn en doen.
En zo komen we bij het tweede luik van de gelijkenis. En daar buigt
Jezus de terug naar de vraag van Petrus. Hoe moeten wij dan
omgaan met mensen die bij ons in de schuld staan ?
Welnu, als we Jezus mogen geloven, dan werkt Gods vergeving als een
gevorkte bliksem: als die inslaat in ons leven, dan hoort die ook in
te slaan in het leven van de mensen om ons heen. Of anders gezegd:
Het is als een schokgolf: Als het goed is worden wij er zodanig door
bewogen dat het ons in beweging zet, zodat ook wij in onze
kleinmenselijke verhoudingen vergeving kunnen schenken.
De barmhartigheden Gods kennen geen einde, Gòd stelt er geen grenzen
aan, zo graag wil hij ons behouden. Dat heeft het 1e deel
van de gelijkenis wel duidelijk gemaakt. Maar: wat God niet doet,
kan de mens wèl.
Hìj kan de vergeving begrenzen, door zelf niet vergevingsgezind te
willen zijn.
Het contrast is scherp in de gelijkenis: Nog maar net buiten
gekomen, je zou denken: nog nauwelijks bekomen van die ongelooflijke
genade... grijpt de slaaf een medeslaaf bij de keel en laat hem en
zijn gezin te gronde gaan voor een kleine schuld, een fractie maar
van de schuld die hem net is kwijtgescholden. En zo concludeert
Jezus: Als een mens zo handelt, dan plaats hij zich zelf buiten de
-op zich- oneindige ruimte van Gods vergeving: “Hadt ook gij geen
medelijden moeten hebben met uw medeslaaf, zoals ook ik medelijden
had met u ?”
Dat is toch wel het minste: medelijden, een gevoel van ontferming,
van bewogenheid om het lot van de schuldige en de
daaruitvoortvloeiende vergevingsbereidheid.
Waar Gods heil ontvangen is, daar is het ondenkbaar dat er
meedogenloos met elkaar wordt omgegaan. Weest barmharig, zoals
ook ik barmhartig ben.. Ook in het “Onze Vader” worden beide
direkt gekoppeld: Vergeef ons onze schuld zoals wij ons schuldenaren
vergeven... Het is allebei of geen een.
En als wij geacht worden elkaar te vergeven, van harte, dan wil dat
trouwens niet zeggen dat wij ‘schuld’ niet meer ‘schuld’ mogen
noemen. Schuld vergeven is niet hetzelfde als zand erover..
Neen kwaad en schuld zijn - ook tussen mensen - zijn geen kleine
dingen, die moeten we serieus blijven nemen en ook aanwijzen en
benoemen, net als God dat met de schuld van ons blijft doen.
Hierin is de gelijkenis ook eerlijk. De intermenselijke schuld
bedraagt 100 schellingen. Vergeleken met die 10.000 talenten is dat
niets. Inderdaad, maar in de realiteit van het dagelijks leven van
de mens is het wel degelijk iets, ja zelfs behoorlijk veel: Het zijn
100 daglonen: het resultaat van 3 maand werken. Dat is niet niks. De
gelijkenis bagatelliseert de intermenselijke schuld dus niet... maar
doet iets anders: Door ze te relateren aan de eeuwige schuld
wordt ze gerelativeerd.
Zij is niet absoluut meer.
We moeten ons op die intermenselijke schuld dus niet te fixeren
alsof zij het een en al is.
Neen: God is het een en al. En Hij heeft zich ook niet gefixeerd op
wat er misgegaan is.
Hij heeft een nieuwe toekomst geschapen, voortgang mogelijk gemaakt
voor schuldenaren.
Welnu: wat er tussen mensen misgaat, het kan afgrijselijk en totaal
lijken, zodat je niet verder lijkt te kunnen met elkaar. Volgens
deze gelijkenis is dat echter niet zo, nooìt zo. Menselijke schuld
mag ons - volgens Jezus - niet verhinderen om barmhartigheid
toe te laten in de relatie. Het mag ons nooit ervan afhouden de
schuldenaar als naaste te zien, als medemens en het leven naar de
toekomst toe te openen, in plaats van vast te leggen in het
verleden.
Evangelisch, christelijk handelen is, dat wij onze medemensen
dus niet vastpinnen op hun fouten, niet vastnagelen op hun schuld,
niet klemzetten in hun verleden, maar -als de schuld is onder ogen
gezien- dat wij die ander dan ook een nieuwe kans te geven, niet
eenmaal, niet tweemaal, maar altijd weer.., want wie zijn wij om het
beter te willen weten dan God..
God heeft door ons te vergeven ons als het ware een nieuw leven
gegeven en zo heeft het God de spiraal van schuld en vergelding
doorbroken en een poging gedaan een andere kettingreactie op gang te
brengen, van het goede ditmaal i.p.v. het kwade, van vergeving
i.p.v. vergelding. Tegenover het “Kaïn wordt 7-voudig gewroken en
Lamech, 77 maal”, stelt Jezus “De broeder wordt vergeven, tot
70-maal 7-maal toe.”
Zo kan East of Eden toch nog iets van het paradijs gevonden worden.
amen.
liturgie
- lied:
psalm 103: 1 en 2
- stil
gebed/votum & groet
het THEMA van deze dienst is ‘vergeving’. Straks in de Schriftlezing
zal Petrus vragen: hoe vaak moet ik mijn naaste vergeven.. Zoeken
wij naar liederen, dan vinden wij veel over Gods vergeving, zijn
milde vergeving... Daar zetten we dan ook maar mee in.
- lied:
psalm 103: 3 en 4
- gebed
om ontferming (lezing van psalm 103)
- lied:
psalm 103: 9
- gebed
bij de opening van het Woord
gebed: Heer uw woord is ons genoeg voor heel ons leven, kom dan met
uw woord in ons midden, spreek zelf doorheen de woorden van het boek
van uw verbond..
-
schriftlezing: GENESIS: 4: 23-26
- lied
gezang 481: 1
-
schriftlezing: MATTHEUS 18, vers 21-35
- preek
- lied:
gezang 481: 3 en 4
-
geloofsbelijdenis
-
dankgebed en voorbeden
-
collecten:
-
slotlied: gezang 48: 6 en 9, 10
-
heenzending en zegen
- ‘amen’