Genk,
8 oktober 2006:
Positieve discriminatie
ds.
Dick Wursten
-
Schriftlezing: Genesis 12: 1-10
-
Schriftlezing: Hebreeën 11: 1, 2, 8-10 (14?)
Gemeente,
God discrimineert; Hij
maakt onderscheid. Hij kiest sommigen uit om mee verder te gaan
en andere niet. Maar in tegenstelling tot onze discriminatie maakt
hij dat onderscheid nìet om de anderen af te schrijven. Integendeel:
In de ene, die God verkiest, heeft God allen op het oog.
Gods uitverkiezing is een positieve discriminatie in de meest
diepe betekenis van dat woord. Zij geschiedt met het oog op het
heil van allen.. Ik zal u zegenen en gij zult tot een zegen
zijn.. met u (of in u, of zelfs zoals u) zullen alle geslachten
van de aardbodem gezegend worden…
De
grote tegenbeweging tegen de val van de mensheid, de geboorte,
de genesis van Israël begint hier (genese, geboorte, geschiedenis)
en de vraag is… hoe gaat God dat nou doen… de mensheid uit haar
val oprichten… hoe gaat hij in Abrahams nageslacht alle volkeren
zegenen.M.a.w.: wat is de kern van die tegenbeweging?
Wel
zoals altijd in de bijbel: begin = beginsel.
God
zet de tegenbeweging in door Abram op te roepen op weg te gaan.
En de HERE zeide tot Abram:
1 Ga uit uw land en uit
uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen
zal; 2 Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam
groot maken, en gij zult tot een zegen zijn.
- ga uit uw land
En
daar gaat hij dan, met zijn vrouw en met zijn neef Lot en met al
zijn vee.. weg uit zijn land.. d.w.z. daar waar je je wortels
hebt (je roots) , waar je ook vaste grond onder je voeten
hebt, dat moet hij achter zich laten.
- Gau uit uw maagschap.. je familie..
De
kring wordt kleiner. Gods tegenbeweging begint als een ‘ontworteling’,
is niet aangenaam. Na de band met het land, nu dus ook de band met
de familie. Het staat er nadrukkelijk in het Hebreeuws.. Ga,
ja ga!.. uít je land, uít je familie !
Maar
we zijn er nog niet: het wordt nog erger:
- en uit uws ‘s vaders huis..
Dat
is wel de laatste plaats die een zoon mag verlaten. Zijn ‘s vaders
huis, dat is de plaats waar hij zijn moet, die de ‘zijne’ is en
die de zijne wezen zal. Dat is zijn toekomst !
Nee
dus..Daar moet Abram dus ook uit.
Al
het eigene moet hij achterlaten, het vreemde tegemoet
Al
het zekere moet hij verlaten, het onzekere tegemoet
Al
wat menselijkerwijs houvast biedt, moet hij loslaten.
Gods
tegenbeweging begint dus als een ‘loslaten’.. een ‘ontlediging’.
[ik trek even wat lijnen door]
Alles
wat de mens zekerheid lijkt te bieden, een stuk eigen grond, familie,
soortgenoten, eigen volk, eigen huis.. dat moet Abram verlaten…
Terwijl je juist in tijden van crisis, waarin de toekomst onzeker
lijkt, de neiging hebt daarop terug te grijpen, terug te vallen
als een soort laatste redmiddel. We zien het in de politiek. Die
speelt daar genadeloos op in…. Die speelt daarmee.. Het is de natuurlijke
reactie van de mens. Als het slecht gaat rolt hij zich op als een
egel in het eigene en zet hij alle stekels op naar wat anders is
en vreemd.
Gods
tegenbeweging, de nieuwe geschiedenis, de heilsgeschiedenis die
uiteindelijk zegen zal brengen aan alle volken begint echter met
een omgekeerde beweging, nl.. dat Abram zich niet oprollen moet
in het eigene en zijn stekels moet opzetten naar het vreemde.. maar
dat hij zich ontrollen moet, weg uit het eigene, het vreemde met
vertrouwen tegemoet.
Weg
uit deze natuurlijke banden, Loslaten, losmaken deze bindingen…
durven je openstellen voor het onbekende, het onzekere… kortom:
op weg gaan naar een vreemd en onbekend land..
Dat zet toch wel
aan het denken in onze tijd, die zich kenmerkt in een constant terugplooien
op het eigene.. die de kringen steeds kleiner trekt.. , die zich
oprolt en de stekels opzet. God wil ontrollen, ontplooien.. openzetten..
durven leven met een onzekere toekomst…Dat klinkt nog redelijk
negatief… enkel los-makend… weg… Maar waarheen dan ?
- om te gaan naar een land dat
ik u wijzen zal..
Wat
wil die zin zeggen?
Vorige
week hebben we hem heel nuchter gelezen en gezien dat Abram eigenlijk
gewoon de weg van zijn vader Terach voortzet. Die is al opgebroken
uit Ur en naar Haran getrokken. Nomaden zijn het, die Terachieten.
Bedoeïenen: ‘Mijn vader was een zwervende Arameeër.’ getuigt ook
de Torah (Dt 26:5).
Maar
er is natuurlijk meer aan de hand…. Je kunt zo’n tekst ook geestelijk
lezen… en dat is natuurlijk wel de bedoeling,
want anders had het weinig zin om die tekst nu nog te lezen, tenzij
we in bijzonder in oud-oosterse archeologie geïnteresseerd zouden
zijn.
En
geestelijk gelezen wordt de reis naar ‘dat land’, Kanaän heet
het, een model voor hoe je op aarde in het algemeen leven
moet, of in het leven moet staan.. Er zijn zal ik maar zeggen:
twee ‘Kanaäns’.
Het
aardse Kanaän vindt u op de wereldkaart, dat is een geografisch
bepaald land.. Daar gaat Abram heen, daar verblijft hij ook de meeste
van zijn levensdagen als gast, als vreemdeling en bijwoner. Geen
spectaculair verhaal, niets bijzonders.. een bedoeïen tussen de
bedoeïnen aan de rand van een stedelijke beschaving: een zwervende
Arameeër.
Maar
er is ook nog een ander ‘Kanaän’, een geestelijke land, dat vindt
u niet op de kaart; het is een theologisch land, als u begrijpt
wat ik bedoel. Met een verwijzing naar het Hebreeuwse woord voor
land - erets - zegt men wel eens: Het is geen kwestie van
aardrijkskunde, maar van eretskunde.
Naar
dat Kanaän ben je je leven lang op zoek en… terwijl je er
naar op weg bent, kun je er al zijn. In dat land kun je ‘thuis’
zijn, hoezeer je ook als vreemdeling op aarde leven moet.
Zo
bezien is Abrams tocht naar ‘land der belofte’ inderdaad een keerpunt
in de mensheidsgeschiedenis en die reis duurt ook zijn leven lang,
gaat nog door óók als hij allang in Kanaän woont. Vergeetachtigheid
op dit punt is fataal voor het geloof… daar is nooit sprake van
definitef settelen.
Dat
‘land dat God hem wijzen zal’ is immers overal en nergens.
Het
is daar waar Abraham zijn tenten opslaat en een altaar bouwt voor
de HERE.
Het
is daar waar de mens God aanbidt en de eer geeft..
Het
is daar waar de mens op Gods belofte vertrouwt, ookal ziet het oog
niets..
Dit
land van belofte wordt in geloof bewoond, ookal wordt het niet bezeten.
En als men denkt het te bezitten is men het kwijt.
Het
is het land van de hoop.. het is er altijd en je bent er nooit.
Tussen
Ur en Betel. En Ur kan Haran heten, en Genk en Antwerpen..( vul
in woonplaats) en elke plaats kan Bethel worden…
De
Hebreeënbriefschrijver treft precies de kern van de zaak, als hij
schrijft, dat Abraham door het geloof vertrokken is niet wetende
waar hij uitkomen zou..
Abram,
of hij nu in Kanaän was of niet, is zijn hele leven opweg gewest
naar Kanaän
13 En in [dat] geloof is
hij gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts
uit de verte heeft hij die gezien en begroet, en zo heeft hij beleden,
dat hij vreemdeling en bijwoner was op aarde. 14 Want wie zo
leeft, geeft te kennen dat hij een ander
vaderland zoekt.
Abram
leeft de bonne foi te goeder trouw, in goed geloof,
op de ‘bonnefooi’.
Zijn
hele leven doet hij eigenlijk ook niet veel meer dan altijd weer
op weg-gaan, opnieuw opbreken, afscheid nemen ook.. (van Lot, van
zijn zoon Izak, van Hagar, van zijn zoon Ismael..) en bij dit alles
altijd maar weer: ‘altaren bouwen’… waar hij ook komt … Dat
is plaatsen tot ‘Bethel’ (godshuizen) omdopen..
Zo
‘claimde’ hij a.h.w. het land al voor God, terwijl hijzelf er nog
geen morzel gronds van bezat.. Altaren bouwend is hij het aardse
Kanaän doorgetrokken tijdens zijn pelgrimsreis op weg naar het hemels
Kanaän..
Uiteindelijk
zal zijn eigen graf het enige stukje aards Kanaän dat hij bij zijn
leven verworven heeft.
Maar
bij dit alles had hij één ding: Gods belofte, dat Hij op weg
was naar het land, dat God hem wijzen zou, Gods belofte èn Gods
zegen, dat zijn weg toekomst zou hebben, zijn leven nageslacht
zou zien: en ook dat laatste is niet in de eerste plaats letterlijk
bedoeld, maar ‘geestelijk’.. Want allen die geloven.. zijn
Abrahams nageslacht… Abram heeft vele kinderen, allen die net
als Abraham op weg gaan in vertrouwen op God naar het land dat Hij
wijzen zal..:
Zo
is zijn roeping het begin geworden van een nieuw mensentype, een
mens die niet lééft bij de natuurlijke verbanden, bij banden des
bloed en bij binding aan eigen grond, bij bouwen op eigen kracht..,
maar die leeft bij Gods woord, bij de beloften Gods… die altijd
blijft geloven, hopen, liefhebben…
PRIVATE
En allen die geloven tc \l 1 "En allen die geloven "zijn Abrahams
geslacht
geboren
uit den hoge getogen uit de nacht
De
stad, die zij verbeiden die staat in wit en goud
aan
‘t einde van de tijden voor iedereen gebouwd..
amen.
liturgie
- welkom
- aanvangslied:
gezang 328: 1, 2
- stil gebed
- votum & groet
- lied: gezang 328:
3
- gebed om ontferming…
om recht, om vrede, om heil >
- lied: psalm 72:
1
- woord ten leven:
Amos 5..
21 Ik haat, Ik veracht uw feesten, en kan
uw samenkomsten niet luchten.
22 Ja, als gij Mij brandoffers brengt,
en uw spijsoffers, heb Ik daaraan geen welgevallen, en uw vredeoffer
van mestkalveren wil Ik niet aanzien. 23 Doe van Mij weg het
getier van uw liederen, het getokkel van uw harpen wil Ik niet horen.
24 Maar laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een
immer vloeiende beek.
- lied: psalm 72:
4 en 7
-
gebed bij de opening van het Woord
-
Schriftlezing: Genesis 12: 1-10 revisited
-
Schriftlezing: Hebreeën 11: 1, 2, 8-10
-
lied: gezang 3: 1, 2
-
preek
-
lied: gezang 3: 3, 6
-
bezinningstekst : brief aan Diognetus 2de eeuw..
-
collecten
-
gebeden… mandatarissen, dat zij werkelijk ‘dienstbaar zijn’ aan
de stad, het district, de provincie… niet zichzelf zullen dienen..
andermans belang.. en ook de stem zullen horen van die niet voor
hen gekozen hebben.
-
slotlied: gezang 291
-
heenzending en zegen
-
"amen.." (gezang 456:3)