Van de
eenheid naar de veelheid...
en niet
meer terug.
De toren van Babel
(Gen. 11) en diaspora van Pinksteren (Hd.
2)
Een pinksterpreek in
zeven punten.
2008, Genk
1. basisgegevens: geborgenheid in het eigene, instinctieve afweer van het andere/de ander
2. bijbelse gegevens: hoe God de mens over de hele aarde verspreidt, het eigene ver-andert
3.
De torenbouw van Babel: Hoe de zich verenigende mensheid met die God in conflict komt:
a. Hoe Babel als identiteit-vastleggende stad wordt gebouwd.
intermezzo:
De Bibelebontse berg
b. Hoe God de HEER de identiteit van Babel openbreekt en de mensenkinderen verstrooit.
4. Waar het streven en het lot van Babel wordt toegepast op ons leven.
5. Pinksteren
maakt Babel niet ongedaan
6. Het evangelie is nooit aan één taal, volk, cultuur gebonden
7. “En een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.”
deel I: Genesis 11
1. basisgegevens: geborgenheid in het eigene, instinctieve afweer
van het andere/de ander
Een mens vindt zichzelf niet uit en leeft ook niet in z’n eentje.
Hij wordt – normaliter – geboren in een gezin, dat is ingebed in een
grotere familie, omgeven door een kennissen & vriendenkring. Daar
kan hij zijn identiteit opbouwen en zich rustig allerlei ‘vreemde’
dingen eigen maken: Basic trust noemt de psychologie dat: beslissend
voor de rest van je leven. Je moet eerst ‘eigen’ zijn voor je het
vreemde aan kunt. Geborgenheid is voorwaarde voor avontuur.
Om die ‘vertrouwde’ familie is dan een grotere, wijdere groep, die
ook veel gemeen heeft: zeden, gewoonten, tradities en geschiedenis:
je eigen volk. Daar ben je ook mee verbonden. De ‘taal’ is hierin
een belangrijke, maar niet exclusieve factor. Ook je nationaliteit
(ookal is die soms moeilijk af te bakenen en tegenwoordig vaak
meervoudig) maakt deel uit van je identiteit. (NB: ‘natie’ is
afgeleid van het Latijnse woord: ‘natus’ : geboorte).
Was dit vroeger allemaal vanzelfsprekend, tegenwoordig is dit
allemaal omstreden en onzeker. Tegenwoordig komt heel de wereld bij
je binnen, klopt men van heinde en verre bij je aan. En sommigen
vinden dat geweldig: multi-culturele samenleving, jubelt men dan,
dat is toch kleurrijk, hand in hand. Persoonlijk vind ik dat soms
wel wat te gemakkelijk gezegd. Zo simpel is het echt samen-leven van
mensen met verschillende culturen, nationaliteiten, godsdiensten nou
ook weer niet. De spanningen zijn niet van de lucht, als het
tenminste verder gaat dan een oppervlakkige naast elkaar en langs
elkaar leven.
2. bijbelse gegevens: hoe God de mens over de hele aarde verspreidt,
het eigene ver-andert
Wat heeft de bijbel hierover te zeggen ? Nou niet veel. Enkel de
allereerste hoofdstukken van het boek Genesis gaan over de hele
bonte wereld van de ganse mensheid.“Gaat heen, weest vruchtbaar,
vermenigvuldigt u en ervult de aarde” had God tegen de mens
(man/vrouw) gezegd (Gen 1:28) en na de zondvloed (Gen 9,1) wordt dat
nog eens herhaald. En daar gaan ze dan, de mensen, uiteen in
verschillende geslachten en volken: Eerst in drieën (Sem, Cham,
Japhet), maar vanaf Genesis 10 wordt vanuit deze drie de hele wereld
vervuld: 70 namen vallen er, 70 volkeren: een ‘vol getal’: 10 x het
volmaakte getal 7 = tienvoudig volmaakt. Uìt elkaar: elk een eigen
weg: En van dezen verdeelden zich de volken op de aarde na de vloed
(10:32-slot).
3. Hoe de zich verenigende mensheid met die God in conflict komt.
Maar dan gaat het mis. Genesis 11 brengt ons naar Babel. De beginzin
luidt: De gehele aarde nu was één van taal en één van spraak:
d.w.z. zij spraken niet enkel dezelfde taal, maar zij zeiden ook
hetzelfde: Ze waren het dus altijd met elkaar eens: één van zin:
éénsgezind. Je zou zeggen: wat is daar nou fout aan? Dat is toch
juist goed: eensgezindheid, samen-bundeling van krachten etc.: Was
dat er maar veel meer!
kinderen: de
Bibelebontse berg
(rijmpjes en versjes uit de oude doos - S. Abramsz, 1911)
Hier is de sleutel
van de Bibelebontse berg.
Op de Bibelebontse berg,
Staat een Bibelebonts huis,
In dat Bibelebonts huis
Wonen Bibelebontse mensen.
En die Bibelebontse mensen,
Hebben Bibelebontse kinderen.
En die Bibelebontse kinderen,
Eten Bibelebontse pap,
Met een Bibelebontse lepel,
Uit een Bibelebontse nap.
Op de bibelonste
berg = alles hetzelfde, alles gelijk...
Al wie met ons mee wil gaan die moet onze manieren verstaan.
bibelebontse berg = babylonische toren...
Schriftlezing Genesis 11
a. Hoe Babel als identiteit-vastleggende stad wordt gebouwd.
De oostwaartstrekkende mensen (zo worden deze mensen in Genesis 11
genoemd) zijn eensgezind en bundelen hun krachten: eendracht maakt
macht. Samen zijn we sterk, dus: samen aan het werk om onze
woonplaats op aarde te vestigen. En het gaat goed vooruit:
wetenschap en techniek voegen zich saam: tichelstenen, asfalt zelfs,
bakstenen: Dat zijn geen hutjes meer, laat staan tenten, neen: een
heuse stad en geen kleintje ook; eentje met een echte tóren! En niet
zomaar een toren, neen: eentje waarvan de top tot in de hemel reikt.
Kijk eens aan. Die mensheid toch: voortreffelijk! Wat een
vooruitgang ! Wat een ontwikkeling: Wat kan die mens allemaal wel
niet presteren als hij eensgezind en eendrachtig zich ertoe zet een
groot projekt te realiseren. Het lijkt wel alsof ze op de drempel
staan van het hemelrijk met die toren: “Babel”, zo noemen zij dan
ook die stad, dat betekent in het Babylonisch: “HEMELPOORT”.
Zo’n eensgezinde stad, vol mensen met dezelfde gedachten: ééntalig,
eensgezind, geschaard onder één noemer: de eigen naam: allemaal aan
het werk om bijeen te blijven...: Is dat niet de hemel op aarde?
NEEN: zegt de bijbel, driewerf neen. Dit soort eensgezindheid leidt
tot ‘eenvormigheid’ en die leidt tot ‘eenkennigheid’ en dat tot
‘samenklitten’ en dat loopt dus gegarandeerd uit op ‘samenspannen’.
Er bestaat dus blijkbaar zoiets als een heilloze eenheid, waarbij de
mens niet is gebaat. Zo’n samenleving is niet de poort van de hemel,
maar de poort van de hel.
Dat worden babylonische toestanden: Babel immers is de
onderdrukkende heerszuchtige, alles aan zich onderwerpende
grootmacht: Babel = HET BABYLONISCHE RIJK. Daar geldt slechts één
naam: Babel. Daar is uiteindelijk slechts één taal die nog telt: de
taal van de macht. Zij zeiden tot elkaar:
laten wij ons een naam maken, opdat wij niet
over de hele aarde verstrooid raken... Ze willen eensgezind wat
God nìet wil (t.t.z. dat zij verspreid zouden worden over
de hele aarde). Ze zijn zo vervuld van zichzelf en hun ‘eigen
naam’, dat zij aan niets anders meer kunnen denken: Het is: wij, wij
en nog eens wij: collectief egoïsme. Eigen naam het eerst,
Eigen stad vooraan, Eigen toren als
top. Zo zal de hemel op aarde wel komen. Vanuit Babel begint de
victorie. Babel alle glorie !
Hoort u de tyrannie al komen, de soldatenlaarzen al stampen in het
ene en eenduigige ritme van de mars. En de terreur... om zich te
voegen in dat ene rijk, die ene beweging, dat ene streven.
b. Hoe God de HEER de identiteit van Babel openbreekt en de
mensenkinderen verstrooit.
De absolute eenheids-toestand van Babel is geen ideale toestand,
maar een dictatuur, waar voor ‘anderen’ en ‘andere opvattingen’
andere ‘prioriteiten’, voor andere ‘namen’ geen plaats is.. zeker
niet voor de ANDER bij uitstek: voor God, de HEER, de God met die
‘vreemde NAAM’ . Die ziet de bui dan ook al hangen en trekt zijn
conclusies: ‘Ziet, zegt Hij, het is één volk en zij allen hebben één taal. Dit
is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te
doen voor hen onuitvoerbaar zijn...’ God kent z’n pappenheimers, de ‘mensenkinderen’ (zoals ze hier
genoemd worden) en verwacht er niet veel goeds van: als de mens op
zo’n wijze z’n krachten gaat bundelen dan leidt dat niet tot veel
goeds. Daarom houdt God hem tegen, stopt hem in zijn grootheidswaan.
Hij maakt hun het werk onmogelijk door de taal te verwarren. Babel
wordt BRABBELSTAD (‘brabbelen’ = de Hebreeuwse betekenis van het
woord Babel). Zo breekt God de natuurlijke eenheidsdrang welbewust
en bekomt dat de mensheid toch nog over de gehele aarde verstrooid
wordt.
4. Waar het streven en het lot van Babel wordt toegepast op ons
leven.
Dit is een betekenisrijk verhaal.
God creëert de verscheidenheid in talen (en culturen dus) om de mens
voor doorgedreven machtsontplooiing te behoeden. God verstrooit de
mensen over de aarde om te voorkomen dat ze vreselijke dingen zouden
gaan doen. De verscheidenheid in volkeren, de verschillen in
culturen en talen, is een oordeel Gods om de mens te leren leven met
grenzen aan zijn macht, grenzen aan zijn groei. Een oordeel als
genade.
Eenheid is mooi, maar als zij tot eenvormigheid en eenkennigheid
gaat leiden en als motor voor menselijke machtsontplooiing gaat
dienen, dat is het niet mooi meer, maar krijgt het dictatoriale
trekken. Dan moet de eenheid opengebroken worden in een veelheid:
Dan is de ‘verstrooiing’ en de ‘verscheidenheid’ te verkiezen. Een
eigen identiteit is mooi, maar niet om de cirkel te sluiten en zich
naar binnen te plooien. Dat is wat ik in Genesis 11 heb gehoord.
deel II: Handelingen 2: 1-12
5. Pinksteren maakt Babel niet ongedaan
Vaak wordt gezegd, dat met Pinksteren deze verscheidenheid in talen,
rassen en volken, weer ongedaan wordt gemaakt. Dat lijkt mij niet
correct. Met Pinksteren wordt het verspreidingsgebod totaal niet
opgeheven, integendeel. We zien hier dezelfde beweging van
‘verstrooien’ over de aarde als in Genesis. Hier is het de Geest van
God, die de discipelen de deur uit drijft, de wereld in tot aan de
einden der aarde. We bekijken dit gedeelte iets nader.
Als begin van het Pinkstergebeuren wordt de (besloten) ruimte waar
de discipelen zich bevonden open gezet naar de wereld. Door de geest
vervuld worden de discipelen op de Pinksterdag naar buiten gedreven:
de straat op. Dáár moeten zij het evangelie gaan verkondigen niet
alleen aan de eigen mensen, neen: aan alle volk en taal en natie:
“En een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.”
Let wel: De verscheidenheid wordt hier dus niet opgeheven in een
supertaal. Elke mens blijft zijn eigen taal spreken, ieder blijft
wie hij is. Ieder blijft zijn ‘roots’ houden, ieder zijn cultuur,
ieder zijn nationaliteit. Lukas neemt zelfs de moeite om heel
precies al die verschillende nationaliteiten op te sommen. Het
wonder van Pinksteren is juist dat ieder mens, hoe anders hij/zij
ook is, het evangelie van Jezus Christus zó te horen krijgt, dat hij
het verstaat in zijn leefwereld (‘taal’).
Het evangelie gaat m.a.w. alle talen ìn, alle culturen in, naar alle
volkeren toe en wordt daar gehoord, verstaan, opgepakt en vorm
gegeven. Dat wordt dus, zo begrijpt u, een bont geheel: veelvormig
en veelkleurig. En toch is het het ene evangelie. Als u een
kort moment aanwezig zou kunnen zijn op willekeurig welke
wereldwijde bijeenkomst van willekeurig welke kerk, dan zou u dat
meteen zien, ervaren, horen om nooit meer te vergeten.
Koekoekeenzang bestaat hier niet.
6. Het evangelie is nooit aan één taal, volk, cultuur gebonden
Het evangelie mag nooit aan één cultuur of taal of natie gebonden
worden (andere kant van dezelfde zaak). Neen: Het meldt zich in alle
talen, culturen, tongvallen en natiën. Het is voor elk van hen even
eigen èn even vreemd. Midden in onze bonte, zeer diverse, soms zelfs
tegengestelde mensenwereld staat dus God, de Gans Andere, en Hij wil
zich toevertrouwen aan elk mèns, Hij wil met zijn levenskracht en
liefde ingaan in elke cultuur en tegelijk blijft Hij – hoe vertrouwd
ook, elke cultuur even vreemd en boven elke taal verheven.
Onze christelijk Westerse vormgeving ervan is dus maar één temidden
van vele mogelijke (en werkelijke) vormgevingen van het geloof. Geen
enkele kan het evangelie claimen.
Dat is zonde tegen de heilige Geest. Die waait immers waarheen hij
wil. Hij gaat op alle menselijke verschijnselen ìn, maar nooit gaat
Hij er in op. Hij wil zich met alles en iedereen bezighouden, maar
nooit laat Hij zich annexeren.
7. “En een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.”
Het wordt dus niet één pot
nat, de gemeente van Christus, zoals bij de torenbouwers van Babel:
Neen: het blijft even bont als het sinds den beginne is.
Dat bont
gekleurde gezelschap (dat Lukas in Handelingen 2 beschrijft) vindt
haar eenheid buiten zichzelf, in een naam, die niet de eigen naam
is, maar de naam waarmee God zijn liefde voor ons definitief heeft
uitgeschreven op de wereld: Christus Jezus.
De eerste gemeente wist wat dat voor gevolgen had. Arm en rijk, uit
het noorden en zuiden, eenvoudige vissers en geleerde notabelen,
aramees-sprekende en geheel vergriekste joden, ja later Joden en
goyim (heidenen) bij elkaar. Niet één van taal, niet één van spraak,
niet één van zin... neen, slechts één in het Woord (en in de hoop,
het geloof en de liefde, die daaruit voortvloeit), dat is alles. En
die basale eenheid moet genoeg zijn. Verscheidenheid blijft,
misschien vandaag wel meer dan ooit, dè gestalte van de levensgeest
bij uitstek.
Amen.