preek over Esther 3 en 4
Genk 11 februari 2007
Het Oude Testament beschrijft
de geschiedenis van Israël… niet zo van: toen en toen is dat en
dat daar en daar gebeurd... (Dan zou je kunnen zeggen: Nou ja, 't
zal wel, maar wat gaat mij dat aan, zeker zo’n 25, 30 eeuwen later...)
De geschiedenis van Israël
wordt zo beschreven, dat het de geschiedenis van alle volken van
alle tijden wordt. Daarom is het Oude Testament ook blijvend interessant.
voorbeelden:
- De zondeval (Genesis 3) manifesteert
zich in elke tijd en in elk mensenleven opnieuw.
- Torens van Babel worden voortdurend
gebouwd en gaan te gronde.
- Telkens trekken Gods kinderen
met Abraham uit op zoek naar het beloofde land...
-
Ook en met name: De uittocht uit Egypte, de doortocht door de zee, het verloren
lopen (en toch ook weer
niet) in de woestijn
- Leven in ballingschap,
verlies, eeuwig heimwee
Tua res agitur.
Wie voelt hier de oersymbolen
van het menselijk leven niet op de achtergrond meespreken.
Niet alleen Israëlieten hebben
er baat bij om de eigen werkelijkheid vanuit de beschreven werkelijkheid
te doorlichten… Iedereen heeft dat : existentialia, contouren van
mens-zijn.
Vanmorgen reikt de Schrift
ons het verhaal aan van Haman, die op slinkse wijze een pogrom op
de Joden beraamt… Waarom eigenlijk ? Ja goeie vraag.
Tsja, welbeschouwd alleen
maar omdat hij het niet kan hebben dat er één man, een Jood toevallig
(of is dat niet toevallig?), die niet voor hem buigt: Mordechai.
En wat Haman betreft zal het hele volk van Mordechai daarvoor boeten…
Wie is die Haman eigenlijk,
die daar zomaar uit het niets komt opduiken en een steile carrière
maakt…. Uit het niets ? Neen (of ja, zoals de slang) Neen, hij heeft een afkomst.
Wie ben je, wie is je vader, vaders vader ? Het zegt iets van iemand uit
welk 'nest' ie komt... Welnu: Van wie is Haman er eentje?
Vers 3 geeft ons uitsluitsel:
Haman wordt daar een Agagiet genoemd, d.w.z. een afstammeling
van Agag. Dit is geen toevallig détail, neen hier ligt a.h.w. voor
de geoefende bijbellezer de uitlegkundige sleutel, de crux interpretum.
Want wie was die Agag?... onbekend… neen, we zijn in de bijbel weet
u nog, waar lijnen getrokken worden doorheen wat geschiedt..
Agag kennen wel wel.. Hij
was, zo leert ons het boek Samuël, koning van Amalek.
En Amalek was het volk, dat
Israël op weg naar het beloofde land, op het onverwachts vanuit
het niets aanvalt. En dan niet frontaal, met open vizier, neen van
achteren, in de achterhoede. We hebben het gelezen in Deut. 25 hoezeer
dit is blijven hangen bij de Israëlieten, de gemeenheid, de laagheid,
de lafhartigheid van Amalek. Die niet eens een eigen grondgebied
verdedigt of iets, neen: die enkel aanvalt om eens 'lekker te moorden'.
Israël weerstaat, maar is
zwaar aangeslagen. Mozes – boven op de berg – is uitgeput. En dan
klinken die dramatische woorden:
De
Here heeft een strijd
tegen Amalek, van geslacht tot geslacht.
Waarom?
Omdat Amalek niet een volk
is, maar staat voor een macht… Net zoals de slang in het paradijs…
de farao in Egypte…. verpersoonlijkingen van het kwaad…. Van de
greep die het kwaad op deze wereld kan hebben, de wurggreep..
Daarom moet Saul als koning
de strijd aanbinden tegen Amalek…
Want bij de aanwezigheid van
het kwaad in deze wereld, mag Gods volk zich nooit neerleggen. Daarvoor
mogen ze het hoofd niet buigen en het opgeven… Nooit: een levenlang
verzetstrijder… bekamper van het kwaad… djihad.
En zie, zo verstaan wij,
waarom Mordechai niet wenst te buigen voor Haman, de Agagiet.
Mordechai is niet alleen maar een stijfkop, hij is een onkreukbaar
man.. Hij doet geen knieval voor Amalek, hij bewijst satan, het
kwaad geen eer.
Trouwens: Mordechai is ook
niet zomaar iemand: Hij wordt genoemd in hoofdstuk 2: zoon van
Kis, de Benjaminiet: d.w.z. Hij is uit het huis en het geslacht
van koning Saul. Het is alsof de schrijver van het boekje Esther
a.h.w. in zijn werk de geschiedenis over laat doen.
Saul stond ook eens tegenover
Agag en hij faalde. Hij won de oorlog wel, maar werd onderwijl
zelf overweldigd door het kwaad, de “Amalekitis” (dixit
collega Egbert Rooze) had
hem besmet.
Hij doodde bijv. enkel het
zwakke, maar het sterke liet hij leven als oorlogsbuit voor hemzelf
en de zijnen, ja erger nog: koning Agag het zinnebeeld van dit
kwaad spaarde hij.
Dit is in het boek Samuël
het begin van het einde van koning Saul…
Hier staan ze a.h.w. weer
tegenover elkaar: De door God geroepene (= Hebreeuws: Saul),
en de door God verworpene: Haman, de Jodenbenauwer (vijand
van de Joden NBV 3,11). Er is een strijd tussenbeide: tussen God
en de duivel, tussen het licht en de duisternis, tussen het nageslacht
van de slang, dat in allerlei vermommingen telkens weer opduikt
en het zaad van de vrouw...
Hier is het Haman tegen Mordechai...
Saul II tegenover de Agagiet.
Maar vergis u niet: de geschiedenis
kan wel helpen bij het verstaan van de eigen tijd, zij kan ons de
ogen wel openen voor hoe de tegenstellingen liggen, waar de nazaten
van het kwaad zich deze keer weer verstopt hebben, maar de geschiedenis
herhaalt zich nooit... Hòe je moet strijden tegen het kwaad
en waar het kwaad precies zit, is in elke tijd – voor ieder
mens – weer anders.
Als je in den vreemde vertoeft,
zoals bij Esther en Mordechai het geval is, in een land waar een
Ahasveros op de troon zit, die alles regeert met wetten van Meden
en Perzen, in een land ook waar mensen als Haman zomaar tot de hoogste
functies kunnen worden gepromoveerd en waar het lot geworpen wordt
en het noodlot van een volk staat vast; onherroepelijk…dan moet
je handelen met beleid…
Kijk maar naar wat er met
Vasti gebeurd is. Zij verzette zich, net als Mordechai. Zij boog
niet, zij werd afgevoerd. Het was met haar gedaan. En zo zal het
ook met Mordechai aflopen…
Haman weet het zeker. Hij
pakt het nu alleen wat grootser aan, omdat hij niet tevreden is
met de ondergang van Mordechai alleen: alle mensen, die zouden
kunnen zijn als Mordechai = de Joden dus moeten op voorhand
mee worden uitgeroeid.
Haman was zo dom nog niet…
Het Joodse geloof is een trots geloof… omdat het alleen God
boven zich weet… En door dat zo duidelijk te stellen… en die God
dan ook niet afte beelden in het ondermaanse… niemand mag in Gods
plaats met die eer gaan lopen, géén mens mag zich stellen boven
een ander… Omdat men zó gelooft is dit geloof een stil en soms luid
protest tegen alle menselijke aanmatiging.
Alleen al hun niet conforme
gedrag, alleen al hun anders-zijn is een kritiek van alles wat naar
absolute gelijkschakeling streeft. Nu nog! En als het goed is zijn
wij in Israel ingelijfd, geënt op de zuivere stam… en hebben dus
dit ook in ons bloed.
Maar hoe gaat dat dan, in
de praktijk
Dat gaat omdat God zich ermee
moeit. Hij immers heeft een strijd voor eeuwig tegen Amalek. Dus
hij strijdt mee… tegen het kwaad..
NB… niet door de mensen uit
te schakelen, neen in te schakelen… Doordat mensen aangesproken
worden, zich laten aanspreken op hun verantwoordelijkheid.
Mordechai verwijst hier naar
in als hij in hoofdstuk 4 (v. 14) koningin Esther aanspreekt en
haar op haar hoge positie aanspreekt, dwz. Hij koppelt de hoge positie
aan een hoge roeping. Hoe meer macht, hoe hogere moraal… Hoe meer
je het maakt in het leven, hoe meer je er van moet maken. Meer geluk,
meer verantwoordelijkheid.
Hij gelooft in Gods reddend
handelen.
Maar dat ontslaat de mens
niet van zijn verantwoordelijkheid, maar legt hem juist die verantwoordelijkheid
na aan het hart... Neem die op..
Esther mag zich niet achter
het geloof verschuilen… maar moet vanuit het geloof dat God voor
het goede strijdt… voor den dag komen: “Wie weet, of gij niet
juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen
hebt…”
Wie weet ?... Toeval ? Tsja,
maar wat er gebeurt heeft alleen zin, als wij het zin geven, wat
er gebeurt laten spreken… tot ons geweten bijv..
En zó komt de tegenbeweging
tegen Haman op gang, aarzelend en angstig bijna neemt Esther haar
verantwoordelijkheid en benadert de koning. Zij verzet zich tegen
wat een onherroepelijk noodlot schijnt.
Had Haman niet de sterren
geraadpleegd en het lot geworpen?
Stond de ondergang dan niet
vast?
Neen: Er is een ander lot
weggelegd voor hen die geloven. Er is weerstand mogelijk tegen het
kwaad.
Veelbetekenend, en dat is
dan het laatste voor vandaag, is de tijdsaanduiding van de dag
waarop Haman het koninklijk besluit tot uitroeiing der Joden laat
rondsturen.
Hoofdstuk 3:12
De dertiende dag van de eerste
maand
Wat is dat voor dag? Dat is
de 13e nisan volgens de Joodse telling der maanden.
Wat is dat voor een dag ?
Dat is de vooravond van de
14e nisan, het begin m.a.w. van het Paasfeest…
Dit is natuurlijk een hyperlink
van formaat… vetgedrukt staat die daar te knipperen…
Op de dag dat de uitroeiing
der Joden wordt afgekondigd en in alle talen verkondigd wordt in
alle gewesten van het land, op diezelfde dag begint Israël het feest
te vieren van de redding uit Egypte, van de uittocht uit het land
van duisternis en dood, de bevrijding uit de klauwen van de farao...
Ook zo'n verpersoonlijking van het kwaad. De geschiedenis herhaalt
zich….
Stond er niet in Deuteronomium:
“De Here heeft een strijd
tegen Amalek, van geslacht tot geslacht”.
Daarom mogen wij het ook wagen
met God mee te kampen…
In het geloof moet het gewaagd
worden om de strijd aan te binden tegen wat kwaad is, wat duivels
is, hoe het zich ook vermomt. Mordechai buigt niet, Hij verheft
zijn stem, Esther onderneemt er stappen tegen, op hoop van zegen.
Amen
aanvangslied: psalm 78: 1
-
stil gebed / votum & groet
-
lied: psalm 78:2
-
gebed om ontferming
-
lied: psalm 78: 5
-
woord ten leven: Matth 7: 13-21; 24-27
-
lied: psalm 78: 25
-gebed bij de opening van
het Woord
-Schriftlezing: Deuteronomium
25:17-19 / Exodus 17:16b
De Here heeft een strijd tegen Amalek, van geslacht tot geslacht.
kinderen: HAMAN en de ratels… + verbergen..
(maskers)
(Amalek: Esther < 1 Sam
15 < Deut 25 < Exodus 17)
-Schriftlezing: Esther
3:1 - 4:3 .... 4:13b
-lied: gezang 285: 1 en
2
PREEK
-lied: gezang 285: 3 en 4
-
gebeden
-
collecten: kerk en zending
-slotlied: gezang 281
-heenzending en zegen
-"amen.." (gezang 456:3)