Preek over Handelingen 14:8-20

Genk, 13 mei 2007

 

Over

goden en mensen (Ovidius - Philemon en Baucis, noodzakelijk voor het verstaan van Hd.14)

massa, menigte en gemeente

en wat waar is...

 

Gemeente van Christus,

Zoals u ongetwijfeld weet is de Grieks-Romeinse cultuur rijk aan mythen en sagen. In de tijd van de bijbel geloofden de meeste mensen niet ècht meer in die menigte van ‘goden’ , die wij uit de Griekse mythologie kennen, maar ze bleven de verhalen wel vertellen, gewoon, omdat ze te goed waren om te vergeten en ook omdat ze allerlei levenswijsheid bevatten. Ze waren ‘literatuur’ geworden. Rond het begin van onze jaartelling werd de Romeinse dichter Ovidius door een aantal van deze verhalen geïnspireerd en maakte er gedichten van onder de titel ‘Metamorphosen’ : gedaanteveranderingen. De achtste zang speelt zich af niet ver van de landstreek waar Paulus en Barnabas vertoeven in Handelingen 14. Het is een mooi verhaal, met een mooie moraal èn voor het verstaan van wat er in Handelingen 14 gebeurt van belang, ik denk zelfs dat kennis ervan wordt verondersteld (intertext). Daarom dat ik het hier aanhaal.

 

Er wordt verteld, hoe de god Zeus en zijn woordvoerder Hermes ooit vermomd als stervelingen door Klein-Azië zworven en onderdak zochten voor de nacht. Ze klopten aan 1000 huizen, maar vonden er 1000 gesloten. Alleen bij het straatarme en stokoude koppel Philemon en Baucis worden ze binnengelaten. Hun huis is niet meer dan een hutje en ze hebben eigenlijk niets om ze voor te zetten, maar: wat ze hebben, delen ze. Zelfs hun enige huisdier, een gans, willen ze voor de gasten slachten, maar krijgen ze niet gevangen… afin… ’t is een mooi verhaal, te lang om helemaal uit de doeken te doen, maar het komt hier op neer, dat zij – als beloning voor hun gastvrijheid – een wens mogen doen. Na kort overleg vragen zij – ik citeer nu een fraaie vertaling uit 1926

 "Dat g'ons uw dienaren maakt,"

 zegt Philemon, "en 't zij ons gegeven,

 dat, als het einde genaakt,

 wij malkanderen niet overleven!"

 

Hun wens wordt vervuld. En als dan...

 volgens Godes genadig bestel,

 hun einde eindelijk is gekomen.

 klinkt zacht het tweemaal: "Vaarwel...!"

 Toen veranderden beiden in boomen.

 

Charivarius, de pseudonieme herdichter voegt toe:

 Schriel zijn is slecht, maar ook dom;

 geef je gasten dus volop te eten;

 'k zeg het niet erregens om,

 maar enfin, hè, je kunt toch nooit weten...

 

Hiermee beweegt hij zich overigens geheel in de lijn van de bijbel, want ook de schrijver van de Hebreeënbrief roept op om gastvrij te zijn, want – zo voegt hij toe – ‘zo hebben sommigen zonder het te weten engelen geherbergd’. Hij zal daarbij overigens niet zozeer aan het verhaal van Philemon en Baucis gedacht hebben, maar eerder aan aartsvader Abraham die ook ooit op een hete dag drie onbekenden onderdak heeft verschaft, die later blijken ‘gezanten van de Heer’ te zijn geweest…, ja God zelf was temidden van hen.. of was het alledrie. ‘Enfin, je kunt toch nooit weten…’

 

Maar nu naar ons verhaal.

In Lystra zijn twee mannen gearriveerd, die nogal van zich doen spreken. Niet alleen omdat ze veel te vertellen hebben, neen: als een lopend vuurtje doet het gerucht de ronde door de stad, dat zij een lamme weer met beide voeten op de grond gezet hebben. Hij liep, en sprong en danste door de stad, alsof het een lieve lust was. Een mirakel!

 

…En wie er mee begonnen is, niemand weet het meer, maar het gerucht was niet meer te stuiten: De goden zijn weer eens in menselijke gedaante onder ons. Net als in vroeger tijd. En wie ze als eerste een ‘naam gaf’, weet ook niemand meer: maar plots wist iedereen ‘t zeker: ‘t waren Zeus en Hermes beide. Kon niet missen. Die lange statige man, de zwijger, die straalde zo’n gezag uit, dat moest de oppergod wel zijn: Zeus… En die ander, wat kleiner van gestalte, jonger ook, die het allemaal zo goed kon uitleggen, dat zal dan Hermes wel zijn, woordvoerder van de goden, boodschapper tussen hemel en aarde, de tolk van de goden.

(Hermes, hermeneutiek)

 

Het geroezemoes neemt snel in volume toe. Trouwens: Het hele gebeuren is tamelijk luidruchtig. Heb je ‘t al gehoord, ‘weet je ‘t al…

Paulus en Barnabas staan er wat verdwaasd bij. Zij zien wel dat er van alles en nog wat aan ‘t gebeuren is, maar ze snappen er niets van… want het gaat er in ‘t plat Lykaonisch aan toe daar in Lystra. Ze hebben een tolk nodig.

 

Maar daar komt al een stoet aan, de priester van de Zeus-tempel buiten de stad, die ruikt zijn kans. Hij heeft een indrukwekkende offerritus met sterke stieren en lieflijke bloemenkransen in gedachten. Fantastisch, dat zal zijn ‘winkel’ goed doen. Zeus himself en Hermes erbij in zìjn stad, zìjn tempel. Daarvoor wil hij wel even wat investeren. Hij ziet de bedevaarders straks al komen. (Hermes is met zijn Latijnse alias Mercurius ook de god van de handelaars).

Religie en Handel hebben het maar al te vaak al te goed met elkaar kunnen vinden.

 

Eindelijk is er iemand die Paulus en Barnabas inlicht en de beide apostelen weten niet hoe snel ze in actie moeten schieten. Hun reactie spreekt boekdelen. Ze scheuren hun kleren: teken van ontsteltenis, ontzetting… Denkt u maar aan de hogepriester die zijn kleren scheurt als hij de mogelijkheid van godslastering bij Jezus bespeurt… En zo gekleed storten ze zich in de menigte, die al helemaal opgaat in de processie. Het kost ze blijkbaar moeite om vooraan te komen, maar als het dan gelukt is, verheffen ze hun stem… Samen nu. Ze moeten luid roepen om gehoord te worden, want de de religieuze mens laat zich niet gemakkelijk zijn roes ontnemen.

 

Afin, het verhaal is duidelijk genoeg, zou ik zeggen. Ze slagen erin de menigte te kalmeren (wat zullen ze teleurgesteld zijn geweest) en hun duidelijk te maken, dat ze ècht net zulke gewone mensen zijn als ieder ander mens… Ookal heeft Paulus buitengewone dingen gedaan met die lamme, hij is en blijft een doodgewoon mens. Hij wil niet vereerd worden. Integendeel. En ook al ziet Barnabas er misschien waardig uit en zwijgzaam, daarmee is hij nog geen heilige. Neen kernachtig brengt Paulus het onder woorden in (vers 15 e.v.).

Onze boodschap is nu juist dat u geen afgoden moet vereren....

Je kunt het ook nog iets ruimer vertalen: Onze boodschap is juist dat jullie je energie niet moeten besteden aan dit soort ‘onzinnige dingen’ (ijdelheden = eufemisme voor afgoden) als waar jullie nu mee bezig zijn. En dan bedoelen ze natuurlijk precies dat hele gedoe rond ‘Zeus en Hermes’, die offers aan dat soort achterhaalde godheden, en die stompzinnige verering van mensen, die toevallig iets bijzonders gedaan hebben. Dat is allemaal naast de kwestie.

 

Daar wordt niemand beter van. Integendeel: daar wordt iedereen slechter van: God is er niet bij gebaat, want die is niet geïnteresseerd in stieren met bloemenkransen en processies... neen: de levende God, die staat ver boven al deze dingen, die is geïnteresseerd in hoè de mensen leven... Die is wereldwijd bezig met het bevorderen van levenskwaliteit: .. vanuit de hemel laat hij – zegt Paulus – zijn goedheid blijken: regen, vruchtbaarheid, zodat er eten is en drinken en zodoende ontstaat er vreugde, levensvreugde. Daar gaat het de levende God om... en – voegt Paulus toe - niet alleen voor Israel, neen, zegt Paulus nadrukkelijk: voor alle volken.

 

In één zin: Ware godsdienst bevordert de levensvreugde èn de levenskwaliteit en is altijd gericht op het geheel...

 

Daarom ook is dat gedoe daar in Lystra niet goed. Verering van afgoden, in het Grieks: idolen (het woord staat hier niet, maar toch), maakt mensen blind, leidt ze af van de realiteit waarin ze geplaatst zijn en maakt ze vatbaar voor allerlei misbruik en manipulatie. Het goede, ook het moreel goede, leven wordt door kritiekloze verering van idolen en klakkeloos napraten van de voorsprekers ... vernietigd.

Kijk maar eens naar die menigte daar, hoe ze zich laten bespelen door ‘praatjes’, hoe ze er in trappen als die priester van ‘Zeus-voor-de-stad’ met z’n fantastische offerplechtigheid voor de dag komt... Kijk toch eens hoe ze zich laten gebruiken..

Straks ook weer. Want nú zijn Paulus en Barnabas nog helden, goden zelfs, maar morgen staan er andere demagogen klaar en voor ze er erg in hebben vliegen de verwensingen Barnabas om de oren ... en Paulus krijgt er stenen bij: ‘Heden hosanna’, morgen ‘stenigt hem’... Niets is zo manipuleerbaar als de massa. Zeker als allerlei priesters en andere zogezegde ‘leiders’ zich speciaal daarmee bezig gaan houden.

 

En daar ligt hij dan buiten de poort, Paulus. Hij gaat zijn Heer al goed achterna ook in het lijden... zoals hem trouwens door Ananias gezegd was bij zijn roeping (vorige week). Hij, die zelf de eerste christenen uit hun huizen had gesleept... hij wordt nu zelf buiten de stad gesleept. Hij die instemmend acte de présence had gegeven toen de eerste martelaar des geloofs, Stefanus, gestenigd werd ...ondergaat nu zelf dat lot.

 

Gelukkig gemeente is er een tegenkracht. Geen massa, geen offerstoet van stieren, al dan niet omhangen met bloemenkransen. Neen: alle spektakel is plots weg, daar buiten de stad is het stil. Hier balt Gods levenskracht zich samen in uiterste concentratie. Daar is alleen nog de verworpen kleine man, Paulus, voor dood achtergelaten langs de kant van de weg... en daar is een kleine kring van mensen, leerlingen. discipelen van de levende Heer..

Zij gaan om hem heen staan, letterlijk: vormen een kring om hem heen, een schutkring..... En – bijna symbolisch – schrijft Lukas dan: “En Paulus stond op en ging de stad weer in.”

 

Dat is het tweede wonder dat in Handelingen 14 gebeurt. Eerst mocht de lamme op zijn voeten gaan staan om voortaan rechtop door het leven gaan. Nu staat in de kracht van Christus, de opgestane Heer, ook de voor dood achtergelaten Paulus op en wandelt op nieuw de stad, het leven binnen. Zo gemakkelijk zijn de mensen van de levende God niet af...

 

Gemeente, twee "gemeentes" zijn er ons voor ogen geschilder.

De eerste is een "goedgelovige menigte"...  Die werd een manipuleerbare massa. Daardoor opgeslorpt te worden, dat gevaar lopen we altijd als mensen, dat we ons gaan bezig houden met ‘al dat gedoe: nalopen van idolen en verering van mensen, alsof ze goddelijk zouden zijn’... Heilzaam is het allemaal niet: massahysterie.

De waarschuwing van Paulus en Barnabas klinkt over de eeuwen heen: Wat doet u toch.. we zijn toch mensen net als u.... onze boodschap is nu juist dat u zich met zulke dingen niet moet bezig houden..

 

Als reddend alternatief biedt het verhaal ons de "gemeente", dat is die groep van mensen die uit de menigte durft stappen, om een ring te vormen van leerlingen... volgelingen niet van idolen, niet van mensen, maar van Christus.

En in zo'n kring – en dat kan de gemeente van Christus dus zijn – gebeuren wonderen: Daar gaan "lammen" lopen en staan "voor dood achtergelaten mensen" weer op.... om de ‘stad’ in te gaan, het leven weer op te nemen.

 

In die "gemeente" gelden andere waarden dan in de "menigte"

Daar heerst een andere Geest, de heilige Geest, een heilzame geest.

De God die daar vereerd wordt is immers een menslievend God, die leven en toekomst wil schenken aan alle volken... en dus ook aan u, jou en mij.

 

Geprezen zij die God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.

 

 

liturgie

 

gezang 223

gebodslezing: Hebreeën:

1 Houd de onderlinge liefde in stand 2 en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen. 3 Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangen zat, en om de mishandelden als om mensen die net zo’n lichaam hebben als u. 4 Houd het huwelijk in ere... en .. . 5 laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: ‘Nooit zal ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten,’ 6 zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’

gebed

Schriftlezing: Handelingen 11:29 (naar de Grieken), Handelingen 14:8-20

gezang 318: 7 en 8

preek

gezang 308

geloofsbelijdenis

Klein Gloria

psalm 68:7

 

 

 

lijst met preken