preek over 1 Korinthe 12
Genk, 21-1-2007
Gemeente,
Paulus betoog over de vele
gaven en de ene Geest, de vele leden van het ene lichaam kun je
twee kanten op uitleggen.
1. Je kunt het de kant
op uitleggen van de eenheid. Dan zeg je: het zijn wel vele gaven,
maar het is één geest.. en dan hamer je vervolgens op de
samenhang, hetgeen verbindt, de overeenkomst, niet op het individuele
dus, maar op het het gemeenschappelijke, het collectieve.
2. Je kunt het ook de andere
kant op trekken: uit die ene geest, zo zeg je dan komen vele
gaven en dan hamer je vervolgens op de verscheidenheid, op de
verschillen die er zijn, op de onderscheiden, op het individuele
en minder op het collectieve /gemeenschappelijke.
Het komt mij voor dat de
tekst op zich beide mogelijkheden toelaat. Het zijn ook maar accentverschillen.
Wat de tekst in elk geval verbiedt, is het één zo tegen het ander
uit te spelen dat één van beiden verdwijnt.
1. Je kunt het dus op grond
van 1Korinthe 12 niet maken om te zeggen dat alle verschillen moeten
worden uitgebannen omdat we een absolute eenheid moeten nastreven,
dat we onze individualiteit moeten offeren op het altaar van het
collectieve, dat is uitgesloten: Uniformiteit is in het lichaam
van Christus niet mogelijk. Dat zou de ‘dood’ zijn voor dit levende
lichaam veroorzaakt door verstikking.
2. Anderzijds mag je ook
de eenheid niet uitbannen door te stellen dat er absolute verschillen
zijn die niet meer met elkaar tot eenheid kunnen worden gebracht.
Dan zou de individualisering zover gaan dat er geen gemeenschap
meer mogelijk is. Dat zou ook de ‘dood’ zijn voor dit levende lichaam.
Deze keer veroorzaakt door ontbinding, atomisering.
De kerk is meer dan een
verzameling individuen, ieder voor zich, die verder als los zand
aaneenhangen. Maar tegelijk kan in de kerk dat
>meer=
niet bewerkt worden door alle mensen gelijk te maken, te uniformiseren.
In het verleden heeft de kerk dat trouwens wel vaak geprobeerd:
Dat leidde in de RK tot de inquisitie en in de Prot. Kerk tot dolgedraaide
leertucht en “splijtzwam-ziekte”.
Het komt er volgens Paulus
op aan om het ene in het oog te houden als je het vele articuleert…
het gemeenschappelijke belang te dienen als je je eigenheid ontwikkelt...
In het beeld van “de kerk
als een lichaam” meent Paulus het beeld gevonden te hebben waarin
dat wat meestal tegen elkaar uitgespeeld wordt, bij elkaar te houden.
Ik stel voor om de redenering
van Paulus eens wat uit te diepen.
We nemen als invalshoek
de situatie van de gemeente te Korinthe, waar de tendens om het
eigene te verabsoluteren en als het ene goede, ware en godewelgevallige
voor te stellen zeer groot was.
Oog voor de ander, het
andere was er veel te weinig. Men kende wel het gevoel van gemeenschap,
maar dan alleen met ‘gelijken’ en ‘gelijkgezinden’ en ‘gelijkbegiftigden’.
Het was een klein ‘wij’ en een exclusief wij, d.w.z. de anderen
niet insluitend, maar uit-sluitend.
De gemeente van Korinthe
was zodoende aan het uiteenvallen in groepen en partijen, die ieder
voor zich zichzelf voor de enige ware hielden, voorwaar geen onbekende
situatie in bijv. de protestantse wereld.
Ik ben van Paulus… ik van
Petrus, ik van…..
Elk van deze groepjes eiste
voor zich de waarheid op en ‘verketterde’ of ‘minachtte’ de anderen.
Paulus vindt dat godslasterlijk,
dat zoiets bestaan kan in de gemeente van Christus. Hij roept op
om uit het eigen groepje, uit het eigen gelijk uit te komen en de
ander als broeder, zuster in Christus tegemoet te treden… Is Christus
dan gedeeld ? Is Paulus dan voor u gestorven… Nee, neen, en nog
eens neen. Kom uit uw kot !
De ene Heer wiens naam
door allen wordt beleden moet toch sterker zijn dan de eigen opinie..
En dan spitst hij het in
het bijzonder toe op de ‘geestesgaven’. In Korinthe werd door een
aanzienlijke groep de gave van het ‘spreken in tongen’ zeer hoog
geacht en vandaaruit neergezien op al die andere mensen, die ‘dat
niet konden’, ookal hadden die anderen ook hun ‘gaven’. In
oppositie hiertegen zet Paulus zijn betoog op.
1. Hij stelt dat de Geest
van God niet maar één soort gaven ronddeelt in de gemeente, neen:
het is een bont pakket wat hij ter beschikking stelt. En ook niet
aan enkele bevoorrechten alleen: neen: Paulus is stellig: Aan
een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven (v
7) of ook: aan een ieder deelt hij in het bijzonder iets
toe gelijk Hij wil (v 11)
Iedereen krijgt dus iets
aparts, iets bijzonders van Gods geest. De een dit, de ander dat.
Het is denk ik goed dit eerst te honoreren: Alle mensen hebben
charismata, genadegaven. En die gaven zijn heel verschillend.
En zoals het beeld van
het lichaam nog onderstreept: je kunt daarbij niet van hoog of laag
spreken. neen: en als je dan toch een rangorde wilt aanbrengen:
dan zou het wel eens zo kunnen uitvallen, dat de de minst ‘interessante’
gaven (die die je niet ziet, die je misschien wel helemaal niet
als ‘gave’ erkent) voor God het meest van tel zouden kunnen zijn.
Dat is al een belangrijke
vaststelling - en in de situatie van Korinthe was dit de hoofdvaststelling
- : De ‘charismatische’ beweging, die de Kerk is, mag nooit
eenkleurig worden of eenkennig, maar moet een grote verscheidenheid
honoreren en zich niet laten verblinden doordat de ene genadegave
meer ‘glansrijk’ lijkt dan de ander. Dat is een heel nuchtere
en kritische vaststelling voor veel kerkelijke activiteiten. Het
is een anti-verblindingskuur en een eye-opener tegelijk.
Dat is het eerste wat Paulus
zeggen wil. Er is verscheidenheid aan gaven.
2. Maar nu mag dit niet
leiden tot versplintering en ontbinding van de gemeenschap die de
kerk ook is. Daarom voegt hij steeds toe: verscheidenheid van gaven,
maar één geest.. nl de geest van God, de geest van Christus.
Hij is de gever van de
gaven en ze blijven a.h.w. ook van hem, d.w.z: ze ademen zijn geest,
de geest van Christus... Al die gaven waarmee mensen begiftigd blijken
te zijn, heel die bonte verscheidenheid aan ambten, taken, diensten,
bedieningen... zij zouden als het goed is allemaal ‘gedaan moeten
worden in dezelfde geest’, zij zouden allemaal vervuld moeten zijn
van de geest van hem die in ons midden was ‘als een die dient’.
Paulus zegt het ook één
keer precies zo (v 7):
Aan een ieder wordt
de openbaring van de geest gegeven tot welzijn van allen
Welaan: hier is dus een
criterium om geestesgaven te meten…:
Worden ze ingezet tot ‘welzijn’
van allen, tot nut van ‘t geheel of worden ze ingezet tot eer en
meerdere glorie van de mens zelf, of ter rechtvaardiging van de
eigen groep.. That is the question: Worden ze gebruikt om
te dienen of te pronken, dat is de vraag.
Als ze gebruikt worden
tot dienst, dan bouwen ze op. In elk ander geval zijn afbrekend
van aard, hoe schitterend en indrukwekkend ze ook zijn. Om het met
een variant op het volgende hoofdstuk te zeggen (en er is ook een
inhoudelijk verband):
1 Al ware het, dat
ik met alle mogelijke tongen kon spreken, maar het was niet tot
welzijn van allen... het zou hol gerinkel en schel gekletter zijn..
2 Al ware het, dat ik profetische gaven had, en een ongelooflijke
kennis, ja, al verzette ik bergen werk, maar het was niet tot welzijn
van allen.. het zou niets voorstellen. 3 Al ware het, dat
ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn
lichaam gaf om te worden verbrand, maar de gemeenschap werd er niet
door opgebouwd.. het baatte niets.
De gemeente van Christus
wordt met een enorme verscheidenheid aan gaven begiftigd om een
dienst-gemeenschap te zijn.
3. Deze boodschap werkt
Paulus dan uit met het beeld van een lichaam.
Hij zegt daarmee eigenlijk:
Die verscheidenheid aan gaven wordt door de geest toebedeeld omdat
de gemeente als een lichaam moet functioneren, waarbinnen de leden
ieder een eìgen functie hebben. Wij zouden vandaag misschien zeggen:
Waarin ieder een eìgen inbreng heeft. Een lichaam kàn ook
alleen maar goed functioneren als alle leden, d.w.z. ledematen,
organen, zintuigen etc.. doen precies dat waartoe ze er zijn, d.w.z.
allemaal wat anders..
Dat betekent o.a. dat alle
delen van het lichaam op elkaar zijn aangewezen. Men is van het
goed functioneren van een ander afhankelijk. Ik zal ‘t maar zo zeggen:
Wil het oog iets van de
wereld zien, dan moeten de benen en de voeten meewillen, want anders
komt hij nergens.
En andersom:
Willen de voeten begaanbare
paden betreden dan moet je met geopende ogen door de wereld gaan.
Elke functie van het lichaam
is dus zowel afhankelijk van het goed functioneren van de andere
functies àls erop gericht om de ander goed te laten functioneren.
Het lichaam staat of valt
met dit onderling dienstbetoon en de wederzijdse zorg.
De vele toepassingen op
kerkelijk terrein liggen voor de hand. Is de prediking erop gericht
om de leden der gemeente optimaal te laten functioneren.. Is de
onderlinge omgang, de muziek, de manier van leiding geven, de organisatie...
enzoverder.. opbouwend, uiting van zorg en dienstbetoon..?.
Je kunt het toetsen binnen
dit beeld.
En ook het gedrag van mensen,
van onszelf, onze opstelling in de kerk, onze omgang met elkaar..
om daar maar mee te beginnen, valt binnen dit beeld: Helpt het het
geheel vooruit of remt het af. Doet het het lichaam functioneren
of belemmert het. Paulus is concreet genoeg: onderling dienstbetoon,
wederzijdse zorg.
4. We gaan nog één stap
verder.
Met dit beeld denkt Paulus
dingen samen die wij in onze tijd vaak zo moeilijk samen kunnen
houden: persoonlijke ontplooiing van de eigen gaven en fundamentele
saamhorigheid. Hij denkt ze samen, hij houdt ze samen en weigert
ze tegenover elkaar te zetten, laat staan tegen elkaar uit te spelen.
Door de persoonlijke ontplooiing
van de eigen gaven binnen de kerk aan te moedigen wordt de kerk
verrijkt en groeit juist de fundamentele saamhorigheid. Het een
voedt het ander, het ander stimuleert het een. Juist door je zelf
te zijn draag je een steentje bij aan de gemeenschap.
Het geheim van dit ‘samengaan’
van twee tegengestelde bewegingen schuilt in het gebruik van het
beeld van het lichaam… een gecoördineerd geheel dat ertoe dient
om vehikel te zijn van wat het hoofd wil… Daar worden de
besluiten genomen, de koers uitgezet… Dat is de commandocentrale.
Het hoofd bepaalt de geest waarin het lichaam wandelt..
Het is het lichaam van
Christus, omdat Christus het hoofd is..
Hij
die in de volle rijkdom Gods was, begiftigd met alle heerlijkheden
en charismata, ja met de geest Gods zelf... zelf al zijn gaven gebruikt
heeft, ontplooit heeft door ze in dienst te stellen van … Gods Rijk
van vrede en recht.
Christus,
die zijn … pas op … zijn lichaam heeft gegeven als een ‘verlossing’
voor velen…
En dit
zijn lichaam bestaat ‘mystiek’, d.w.z. op geestelijke (maar zeer
reële wijze) voort op aarde in de Kerk, waarvan wij geloven dat
ook onze kerkgemeenschap een onderdeel mag zijn en u ieder voor
zich in al uw bijzonderheid en eigenheid: onmisbare ledeneen.
Amen.
liturgie
-
aanvangslied: gezang 372: 1 en 2 - melodie: psalm 134
-
stil gebed
-
votum & groet
-
lied: gezang 372: 3, 4
Gemeente,
Niet
als een verterend vuur, niet als een allesvezengende zon is God
ons verschenen, maar als een ster… die opgaat in het duister… als
een morgenster… die de nieuwe dag aankondigd..
zo
is ons God verschenen
in
onze lange nacht.
Hij
die de englen dienen
die
eeuwen is verwacht
is
als een kind gekomen
en
heeft der wereld schuld
op
zich genomen
en
draagt ze met geduld
Hoevele
zwarte nachten
van
bitterheid en pijn
en
smartelijk verwachten
ons
deel nog zullen zijn
op
deze donkre aarde,
toch
staat in stille pracht
de
ster van Gods genade
aan
't einde van de nacht.
Jochen
Klepper, gez 130
-
lied: gezang 372: 5
-
gebed bij de opening van het Woord
-
Schriftlezing: 1 Korinthe 12: 4-18
-
lied: gezang 247: 1 en 2
-
kinderen naar de nevendienst
-
preek
-
lied: gezang 247: 3
-
geloofsbelijdenis
-
lied: psalm 68: 7
-
gebeden
-
collecten
-
slotlied: gezang 308
-
heenzending en zegen
-
“amen..” (gezang 456:3)