preek op 30 december 2007

Genk

 

Schriftlezingen:

Prediker 3 (voor alles is een tijd)

Galaten 4:1-7 (geboren uit een vrouw) volheid des tijds

Lukas 2:(16-)21 (als acht dagen vervuld waren)

 

Gemeente,

De indeling van de geschiedenis, de tijd, in jaren, maanden, uren en minuten en seconden is een poging van de mens om vat te krijgen op wat hem altijd weer ontsnapt: de tijd. Als we hem dan al niet kunnen versnellen of vertragen, om nog maar te zwijgen van tegenhouden of terugdraaien, dan hakken we hem maar in stukken, zodat we er mee om kunnen gaan, kalenders en agenda's kunnen opstellen, tijdschema's gelijkstellen, afspraken maken etc...

 

De Romeinse abt Dionysius Exiguus die zo rond 550 heeft proberen uit te rekenen, hoelang het geleden was dat volgens hem Christus was geboren. Met de hem bekende gegevens kwam hij toen tot de vaststelling dat dat in het 753e jaar na de stichting van Rome moet zijn geweest. Dat jaar noemde hij toen het jaar van onze Heer, Annus Domini, of het jaar van zijn menswording: annus incarnationis. En hij begon van dan af te tellen. Zijn rekenfout is bekend: ± 6 jaar te laat was hij. Dat betekent dus dat alle christelijke of andere tijdrekenaars die duizendjarige periodes of rijken willen aanwijzen, altijd 6 jaar te laat zijn...

 

Toch klopt er iets niet. Hoe exact we de tijd tegenwoordig ook kunnen meten (atoomklok in Parijs en digitale horloges om de pols), toch hebben we vaak het gevoel dat dat niet de wezenlijke tijd is. Het doet er niet zoveel toe, want de tijd, die ons werkelijk aangaat is niet een abstract begrip, maar is de tijd van leven, die ons is toebedeeld, dat stukje van de tijd, waarin wij er zijn op aarde, onze leef-tijd, dat moment, waar wij de structuur van de tijd zijn binnengekomen en voor een korte wijle daarin verblijven. En dan kunnen uren voorbijvliegen en seconden kruipen, afhankelijk van hoe ons leven op een bepaald moment verloopt...

 

Augustinus heeft daar aan het eind van de 5de eeuw heel mooie dingen over gezegd (in zijn Confessiones). bijv. over de vraag wat er was ‘voordat’ God de wereld schiep. Hij stelde dat het woordje ‘voordat’ in de vraag betekenisloos is, omdat ‘tijd niet bestaat zonder de schepping’, want Gods schepping vond niet in de tijd plaats, maar de tijd werd geschapen met de schepping... (non in tempore, sed cum tempore). De tijd is onderdeel van de schepping en tegelijk het kader van alles wat geschapen is. Buiten de schepping bestaat zij niet.

 

De tijd hoort bij het leven, maakt het leven tot wat het is, geeft ruimte aan wezenskenmerken van ons zijn, zoals groei, wording, ontwikkeling, ommekeer, bekering... Zonder de tijd geen leven. En die tijd is onomkeerbaar, waardoor wat wij doen ook een groot gewicht krijgt... Maar anderzijds geeft die voortgang van de tijd ook openingen binnen wat wij doen,  hoop:

er is altijd nog tijd... toekomst..

kans dat iets dat nog niet is, toch zal worden...

Zolang er leven is, is er hoop...

 

Maar naast toekomst is er ook verleden dat wij meenemen de toekomst in... een verleden dat drukken kan. Naast tijd winnen, kan de tijd ook verloren worden, naast tijd krijgen, kan zij ook worden verdaan. Ja, wij kunnen zelfs vast komen te zitten in een onvermurwbaar voortstromende tijd... de tijd ‘die alles meesleurt in haar gestage stroom’...

Dat wij leven in de tijd, merkt ons bestaan als tijdelijk, begrensd, eindig... En zo staan wij aan het einde van onze tijd voor onze dood...

 

Dat dubbele, paradoxale van de tijd en de tijden, die daarin te onderscheiden zijn.. d.w.z. van de wisseling van wat er in de loop van de tijd allemaal gebeuren kan... vinden we terug in de woorden van Prediker die we gelezen hebben. Woorden die direkt aanspreken, gezien de populariteit van het lied “Turn, turn, turn” van Pete Seeger, in de jaren ‘60 onnavolgbaar vertolkt door “the Byrds” en daarna nog zeer vaak gecovered.

 

Daar wordt de ene stroom van de tijd in deeltijden gebroken, die als in een cirkel om elkaar draaien. De ene tijd volgt niet alleen op de andere, nee: het lijkt wel alsof een bepaalde tijd uit zichzelf zijn tegendeel oproept en daarin wel over moet gaan.

Het is de cyclus van de natuur, die hier in de geschiedenis weerkeert: Zoals er een lente is, is er ook een herfst.. een zomer, dus ook een winter...Zo gaat dat, zo moet dat zelfs zijn.

Geboren worden, sterven

planten, oogsten

opbouwen, afbreken

liefde, haat

oorlog, vrede..

 

In een caroussel van tegengestelde parallellismen draait de tijd maar door en breekt uiteen in dubbeltallen... cyclisch als de seizoenen..  Het verhaal is nooit af, nooit compleet, en toch is alles gezegd. Het is een cirkel.. Je kunt er je eigen paradoxen aan toevoegen, maar zij zullen in de rondedans van de tijd opgenomen worden.. Het beeld zal niet meer veranderen.

 

Exegetisch: het zijn 28 ‘tijden’ netjes geordend in dubbeltallen.. 14 regels met een dubbele tijdseenheid, een positieve en een negatieve.  Het Hebreeuws veronderstelt trouwens dat je ze 2 aan 2 leest... net als in de psalmen... De 28 verschillende tijden vallen dus uiteen in 4 groepen van 7...  En deze 7 maal  2keer2 tijden beschrijven alle tijd. Het blijft ronddraaien zoals de maand van 28 dagen van vol naar leeg gaat en dan weer naar vol.. van beeld naar tegenbeeld, en dan weer terug naar het volgende, vooruit... en je komt er nooit meer uit, uit dat rad van de tijd.

 

Het ‘dubbele’ houdt de vaart erin, de dynamiek, de voortgang, daardoor is er afwisselingen, beweging en verandering... maar erg positief klinkt Prediker uiteindelijk niet, vind ik.

Het zo onbecommentarieerd naast-elkaar zetten van leven en dood, liefde en haat, oorlog en vrede.. Zonder voorkeur - zou je zeggen - is toch wel erg cru. Het klinkt alsof hij zegt: Ach, het heeft geen zin om je op te winden over wat dan ook, want de tijd gaat toch wel voort, en als het de tijd ervoor nog niet is, dan is het toch tevergeefs en als het de tijd er voor is, kun je er toch niets aan doen... Prediker predikt berusting... Een levensbeschouwing in het ritme van de natuur.

 

Vele filosofen, zeker de moderne (in het voetspoor van de Prediker soms), hebben dit dubbele gevoel soms zeer indringend verwoord: het bestaan van een mens als een geworpen zijn in de tijd. Bij gevoelige zielen kan deze existentiële ervaring van de tijdelijkheid van alle dingen een bron van grote onrust, worden, van angst.

Het is immers het grote van de mens, dat hij zich van deze dingen bewust kan zijn;

het is het tragedie van de mens, dat hij -zich hier eenmaal van bewust- de last vaak niet dragen kan en vlucht in oppervlakkig vertier en grote woorden.

 

De vraag in de ker blijft: is dat alles ? Kun je niets positievers over de tijd zeggen, dan wat Prediker erover zegt... Er is een tijd, voor alles op z’n tijd. En na het leven is er de dood.

 

Paulus probeert het, iets positievers te zeggen. Hij spreekt over “een volheid” van tijd: Toen de volheid des tijds gekomen was, zond God zijn Zoon...

geboren uit een vrouw, geboren onder de wet d.w.z. delend in het kwetsbaar tijdelijk leven van ieder mens. De besnijdenis ten 8sten dage bezegelt zowel zijn jood-zijn als zijn vlees-zijn.

Hij deelt in de ervaring van het bestaan à la Prediker, hij weet wat het is om te leven onderworpen aan de harde wetten van de tijd... hij kent ze àlle 7x2x2 paren..., maar bij hem loopt dat niet uit op een grote nederlaag. Neen: dat is de grote verrassing die Paulus in petto heeft. De tijd is vol geworden... om ons, slaven wet, vrij te maken en te verheffen tot de rang van zonen...

 

Dit is– in zware taal, maar toch – de blijde boodschap, het evangelie van Kerstmis, dat wij door dit kind, dit levensteken uit de doem die er over ons leven ligt (lot) bevrijd worden,

dat wij uit de keten van de tijd, die ons leven toenijpt en gevangen houdt, verlost worden,

dat wij die leven in deze tijd, die leven ten dode toe... uiteindelijk mogen geloven, ookal zien wij mischien niet..  dat wij leven ten leven toe...

 

De rondedans van de altijd maar verglijdende, doorgaande tijd is hiermee tot staan gebracht, of omgeleid – afgeleid zo u wilt. Zij is vervuld, volgemaakt, zoals de Bijbel dat noemt... omgebogen tot heilstijd.

 

Dat kan: een tijd kan vol worden, vol van zegen, vol van heil, vol van zin.

Wij ervaren daar ook wel eens iets van, gelukkig, in diepe momenten, cruciale ogenblikken in ons leven, vaak in de relaties met onze naasten, onze geliefden, rond geboorte, maar zelfs ook rond de dood...

 

Naast de verglijdende, vergaande tijd, die ons leven naar het niets trekt, is er zo iets als een gevulde tijd, een rijpe tijd, die onze levensdagen kan doortrekken, nieuw perspectief verschaffen, nieuw leven; die ons -paradoxalerwijze- bepaalt bij het eeuwigheidsgehalte van dit leven, de onvergankelijke waarde van dit ons tijdelijke bestaan.

 

De klokketijd loopt wel door, voor en na 12 uur middernacht, ook morgen, altijd, daar kunnen we niets tegen doen of aan doen... Wel kunnen we misschien iets anders doen:

De tijd van leven die wij hebben gekregen èn die we hopelijk nog krijgen, uitkopen dewijl zij zo (duur) kostbaar is... op zoek naar momenten dat de altijd maar voortglijdende en ons ontglippende tijd -soms even- heilstijd wordt.

 

Dat kun je doen door bijv. geregeld halt te houden, midden in de tijd, om de 7 dagen bijv. ons te binnen brengen, keer op keer, telkens weer, wat een wonder het is dat wij tijd van leven hebben gekregen, dat we er mogen zijn, en dat we er mogen zijn met de anderen..

 

Dan kunnen we de tijd wel niet stop zetten, maar onszelf misschien wel.

Dan kunnen we ons zo strak op de tijd gespannen leven ontspannen, af en toe, onze tijdschema's terzijde werpende om tijd te maken.. tijd voor God, tijd voor onszelf, wie wij wezenlijk zijn en wie wij wezenlijk worden kunnen, tijd voor elkaar... tijd maken...

Ja in deze zin kan het dan misschien toch, tijd maken...

 

Want laten wij in Gods naam beseffen:

Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde heeft eeuwigheid! amen.
 

                                                                      liturgie

 

aanvangslied: gezang 141: 1
stil gebed
votum & groet
gezang 141: 2 en 3
gebed om ontferming
woord ten leven: Psalm 90: 10-12
lied: psalm 90: 1 en 2
-gebed bij de opening van het Woord
Schriftlezing: Prediker 3
Schriftlezing: Lukas 2
Schriftlezing: Galaten 4
lied: gezang 139:1, 3
preek
lied: gezang 426: 1 en 2
klein gloria
slotlied: gezang 470: 1, 3 en 4
heenzending en zegen
"amen.." (gezang 456:3)