home || preeklijst

 

 

Lukas 2:29v (canticum Simeonis)                                                        

Genk, 31/12/2006

 

bij de lezing

De lezing van deze oudejaarszondag is eigenlijk de lezing van wat hier te lande het feest van Maria Lichtmis heet, de kaarsenwijding, lichtprocessie en pannenkoeken…

 

Eigenlijk memoreert Maria-lichtmis de voltooiing van de rituele reiniging van de Maria en de presentatie van Jezus in de tempel tegelijk (waarbij Simeon zijn lofzang zingt, eindigend met het beeld van het licht > kaarsjes). Dit is duidelijk het ‘sluitstuk’ van Lukas’ vertelling van Jezus geboorte: geboorte, naamgeving, presentatie in de tempel. De naamgeving geschiedt na een week (8ste dag) En nog 33 dagen na de naamgeving is de moeder cultisch onrein: d.w.z. mag het heiligdom niet in en is onbenaderbaar voor de man... Als (in totaal) 40 dagen voorbij zijn moet zij een offer brengen bij de poort van de vrouwen­voorhof... (Lev 12:6). Daarmee is haar onreinheid voorbij.

 

Een andere zaak is dat een ‘eerstgeboren zoon’ symbolisch verlost moet worden... Dit in herinnering aan het feit dat Israels eerstgeborenen gespaard zijn gebleven toen in gans Egypte al het eerstgeborene stierf onder de hand van de verderfengel.  

 

Op een dieper psychologisch nivo zit hier de gedachte achter, dat een mensenleven niet vanzelfsprekend is (eigenlijk hoort het ‘God’ toe). Dat joùw leven, jouw familie, jòuw geschiedenis doorgang mag vinden in dat kind, dat is een reden tot verwondering en dankbaarheid.. Dat is de diepe visie op het menseneleven die hier acher zit.

 

Dit alles opdat vervuld zou worden al wat geschreven staat in de wet en de profeten: cultische reiniging van de moeder en rituele lossing van de eerstgeboren zoon: Jezus en Maria zijn 100% joods.

 

Schriftlezing Lukas 2: 21-35  [letterlijke vertaling van de eerste zin van het canticum onderaan deze pagina]

 

preek

Gemeente,

Simeon wordt in dit laatste gedeelte van de hebraïserende inleiding van Lukas (waardoor het lijkt alsof je nog gewoon in het OT leest) een rechtvaardig en vroom man genoemd, een tsaddik om het Joods te zeggen. Simeon kijkt al jaren uit naar de ‘vertroosting van Israel’ en dat betekent (Jesaja 40 : Comfort ye, my people) dat hij uitziet naar het moment dat aan alle ellende, lijden en onrecht een einde zal komen... het moment dat God zelf zal komen om zijn volk te troosten en te bevrijden. Bij Jesaja was dat vooreerst de terugkeer uit de ballingschap, later werd  het de verlossing van een geestelijke ballingschap, alle ellende (ellende = uit-landig). Ha-masjieach zou dit moment doen aanbreken of als dit moment aanbreekt, komt de messias.

 

Deze tsaddik (die in deze verwachting lééft) ziet in dat babietje in de tempel een ‘teken en zegel’ van die redding van God, neemt het in de armen en barst uit in een lied:

 29  Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord,

 30  want mijn ogen hebben uw heil gezien,

 31  dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:

 32  licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israel.

Simeon heeft gezien heeft, waarop hij zijn leven lang heeft gewacht; hij heeft gekregen waarnaar hij zijn hele aardse bestaan heeft uitgezien: de verzekering dat God woord houdt en werkelijk de zijnen niet zal beschamen in der eeuwigheid: (non confundar in aeternum – psalmgebed & slotzin van Te Deum). Dit te hebben gezien is voor hem genoeg, beide in leven en sterven...

Hij heeft de Heiland, de hoop der vromen,

in zijn verlangende armen genomen;

het is genoeg ! (uit: BWV 82 “Ich habe genug”)

 

In de traditie van de kerk is Simeon een grijsaard en zijn lied een ‘avondhymne’. En door de combinatie van beiden: een lied met het oog op het sterven… voordehandliggend vanwege de vele onderhuidse verbanden die er zijn tussen ‘slapen’ gaan en ‘sterven’, tussen het donker van de ‘nacht’ en de diepte van de ‘dood’. Zijn zin: Nu laat gij heer uw knecht thans henengaan in vrede klinkt dan ook als een laatste levenswoord, een afscheid: heengaan in vrede = eufemisme voor ‘sterven’.  

Simeon is zo een ikoon geworden, een symbolische figuur. Hij staat voor dit oude, vermoeiende en vermoeide aardse leven… de dingen die nabij de verdwijning zijn... En zijn lied verwoordt het verlangen om dit leven te mogen verlaten - in vrede – om Christus’ wil.

 

Vrede, tevredenheid, vredig inslapen (letterlijk en figuurlijk, tijdelijk en eeuwiglijk)... dat is de grondtoon die de kerk dus in de lofzang van Simeon heeft gehoord.. zo reeds in oude kerk, zeker in het middeleeuwse klooster en ook in onze berijming en Luthers herdichting (Mit Fried’und Freud fahr ich dahin)…en daarna (De reeds genoemde cantates van Bach... Ich habe genug... ) tot op de huidige dag (versie Liedboek).

Zo klonk Simeon’s lied, het Nunc dimittis, in de kloosters van de kerk eeuwenlang – dagelijks – als afsluiting van de completen (het laatste getijde voor je de nacht ingaat).

Een lied voor de avond van de dag, een lied voor de avond van het leven...

Memento mori: gedenk te sterven en weet u getroost als gij sterven moogt gelijk Simeon.

 

Vreemd voor ons, zich aan het eindige leven wanhopig vastklampende 20ste eeuwse mensen... niet vreemd in bijna alle eeuwen hiervoor, waarin de sterftecijfers hoog, de levensverwachting laag en pijnbestrijding zo goed als onbestaande was... Het leven als ‘een gestadige dood’, het aardse bestaan echt een ‘tranendal’ (Es ist alhier ein Jammertal)...

Je kunt je ervan vervreemd voelen, zeker,  maar denigrerend spreken over hoe mensen toen de verpletterende inwerking van de dood op het leven hebben proberen te verwoorden en verwerken lijkt mij ‘not done’.  We kunnen beter hiervan iets proberen te leren..

 

Als we de tijd waarin de lofzang van Simeon zó werd gezongen karakteriseren als een tijd vol van memento mori (gedenk te sterven), dan is onze tijd precies tegenovergesteld. Carpe Diem, is de leuze van onze tijd: Pluk de dag.

En is het dan ook niet zo, dat wij in onze dagen ervaren dat de vruchten die zo gretig elke dag geplukt worden, na verloop van tijd erg smakeloos beginnen te worden, om niet te zeggen: wrang.. dat ze gaan tegen staan...

En zou het niet zo kunnenzijn, dat dat mede hierdoor komt dat in onze dagen het  ‘carpe diem’ niet vergezeld wordt van ‘memento mori’ (Gedenk te sterven). Want: Hoe paradoxaal het ook moge klinken:

Het is precies het besef  van de eindigheid van het leven, dat aan het leven zijn oneindige waarde geeft. Het is exact het weet hebben van grenzen dat ruimte om te leven creëert.

In vroeger dagen mag men er misschien wat te veel op gefixeerd zijn geweest, zeker is in onze dagen het omgekeerde het geval: de grenzeloosheid op allerlei terreinen is een probleem aan het worden. Ik meen - in alle bescheidenheid - dat iets meer memento mori (in de zin van de erkenning èn aanvaarding van de begrensdheid van het menselijke bestaan en mogelijkheden tegelijk) een positieve bijdrage zou zijn aan de tijdgeest. De levenden zullen er wel bij varen.

 

Goed, terug naar de Schrift !

Als we - met alle respect voor de ‘heiligen ons voorgegaan’ - nu zelf zo onbevooroordeeld mogelijk de bijbel proberen te lezen dan moeten we toch vaststellen dat de traditionele lezing onze oren wel verstopt heeft, zodat we moeite hebben om Simeons lied ook nog anders te horen, bijv. als een lofzang op de Messiaanse vrede óók reeds voor leven.

‘heengaan in vrede’ naar uw woord.... niet om te stèrven, maar juist om te lèven, te leven in en vanuit de Vrede Gods, die alle verstand te boven gaat... Precies zo als wanneer wij aan het einde van de dienst mogen ‘heengaan in vrede’ gedragen door de zegen des Heren...

 

Het is denk ik wel zeker dat Simeon minstens óók aan zulk een ‘heengaan in vrede’ heeft gedacht in zijn lied. Hij heeft het over een ‘diensknecht’, -zo noemt hij zichzelf- een knecht van de Heer… En hij zegt eigenlijk: Nu, nu ik dit kind heb mogen vasthouden, nu laat mijn meester zijn slaaf ‘gaan’ dat is: Hij zendt mij weg de vrijheid in, het leven in, om daar te leven in sjaloom, de toestand waarin iedereen en alles ‘tot zijn recht’ komt.

 

Dat is een heel krachtige beeld­spraak, die op zich niets te maken heeft met sterven, niets van doen heeft ook met oud-zijn, moede en mat zijn. Neen - integendeel - : hij voelt zich bevrijd, verlost van de last van het zuchten onder de vergeefsheid, de onverlostheid.., want de Messias is gekomen, hij heeft hem zelf vastgehouden; zijn ogen hebben het heil gezien, dat God heeft bereid (v.30/31).

 

Het gaat dus ook in het slot van Lukas 2 om de - langverwachte - vervulling van de wet en de - even lang verwachte - vervulling der Messiaanse profetie:

Gelijk geschreven staat wordt het kindje besneden op de 8ste dag

Gelijk geschreven staat brachten zijn ouders offers ter reini­ging van Maria.

Gelijk geschreven staat brachten zij Jezus naar de tempel om hem te heiligen voor God en ‘te verlossen’

Gelijk geschreven staat ... het is Mozes voor en na

Zo staan Jozef en Maria in de tempel om de wet te vervullen, zoals zo velen, ergens in een hoekje van de voorhof der vrouwen, en dan komt in dit respectvolle wetstafereel Simeon binnengestapt, een rechtvaardig en vroom man, verwach­tende de vertroosting van Israel.. een profeet. Zo hebben wij nu ‘de wet en de profeten’... samen.

 

Wat ziet hij, deze profeet ?

Een stralende moeder, in een hemelsblauw maagdelijk gewaad met een wonderschoon kind met een stralenkrans om zijn hoofd ?

Neen: hij ziet een ongelooflijk alle­daag­se gebeurtenis in een hoekje van de tempel, een vader en een moeder met hun kind, met vermoei­de gezichten van de lange reis en de zware tijd die ze achter zich hadden. sjofel en gewoontjes bij een priester. Zij bren­gen het offer der armen voor hun pasgeboren baby. Misschien huilde die baby ook wel gewoon, zoals babies nogal eens plegen te doen.

 

En nu wordt het verhaal spannend... wat heeft Simeon dan gezien ?

Wat heeft een rechtvaardi­ge uit Israël, Simeon, doorkneed in de wet en de profeten, levend uit het verbond van God met zijn volk, zijn verwachting spannend op de boog van Gods belofte, uitziende naar de komst van de Messias Israëls.... gezien in dat kindje ?

Wel, laten we nu niet te snel in de mysterieuze diepte afsteken van de profetie.. neen: laten we eeerst maar eens honoreren, dat hij ‘een kindje’ gezien heeft...: “Ieder kind kan de messias zijn” zegt de Joodse traditie tot op vandaag. En daarom verdient ieder kind respect, aandacht en zorg en belangstelling... Dat alleen al is een rijke gedachte.

 

“Zolang God kinderen in ons midden zendt, heeft Hij zich nog niet van ons afgewend…”

 

Maar zoals gezegd.. Simeon ziet méér. Hij ziet door het alledaagse gebeuren (wat op zich dus al reden tot verwondering in zich heeft ) heen tot in de diepte van het menselijke bestaan.

 

Hij ziet in dit Joodse kindje de ‘verlosser’ van Israel. Simeon begroet hier plaatsbekledend voor gans Israël de Messias. In de armen van het oude verbond ligt de oprichter van het nieuwe verbond... en die twee bijten elkaar dus helemaal niet. Neen de stem van het oude verbond jubelt het uit, wanneer zij de eerste geluiden van het nieuwe horen.. De armen van het eerste verbond omvatten voorzichtig en teder het kind dat het nieuwe verbond belichaamt.. Simeon jubelt het uit, omdat God in een nieuw verbond het oude bevestigt, bezegelt, bekrachtigt, waarmaakt...

Het kindeke Jezus is voor Simeon een sacrament, teken en zegel van Gods trouw.

Dat bezingt hij dan ook:

Nú, nú ben ik eindelijk bevrijd.

Nú ben ik  verlost uit de banden die mij knel­den.

Nú kan ik eindelijk op weggaan, ­want ik heb gezien dat God woord heeft gehouden.

Nú kan ik heengaan in vrede, waar God mij ook heen stuurt, hetzij uit dit leven in de dood, hetzij n het leven zelf. Ik heb immers Gods heil aan­schouwd, de Redder vastgehou­den en die laat ik nu nooit meer los, want die laat Mij nooit meer los.

 

Dit te weten is hem genoeg. Het is voor hem de enige troost, beide in leven en in sterven: te hebben gezien, getast, ge­voeld, ervaren, dat God zijn belofte vervult, woord houdt, omziet naar zijn volk.

 

En dan gaat zijn blik plots nog verder. Hij slaat de ogen op en ziet niet meer slechts in de diepte, maar ook in de verte.. De vervulde verwachting roept een nieuwe hoop op...

De beker van Gods Heil begint over te vloeien, over de grenzen van Israel heen...

 mijn ogen hebben uw heil gezien,  dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:

 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israel.

 

Ja, Simeon weet het zeker: Niet alleen voor zichzelf verkrijgt hij vrede door dit kind, niet slechts het volk Israel zal om en in dit kind ‘verheerlijkt’ worden.... neen: de duisternis die over de volkeren ligt zal door dit kind worden ‘verdreven’... licht tot openbaring voor de heidenen.: Het volk dat in duisternis wandelt zal een groot licht zien...  Sta op, wordt verlicht, want uw heerlijkheid komt !

Wat een rijke verwachting. Hoe jong is Simeon op z’n al dan niet oude dag.

 

Gemeente, laten wij zo aan het einde gekomen van dit jaar... vol verwachting en even jong van geest als Simeon het nieuwe jaar ingaan. Er staat nog zoveel te gebeuren...

Gods belofte wordt ook in het komend jaar heerlijk vervuld..

Zowaar als onze Heer Christus Jezus… leeft.

amen.

 

 

-        stil gebed

-        votum & groet

-        lied: gezang 152: 1, 2, 3 en 4

-        gebed om ontferming

 

Heer, onze God, gij zijt ons nabij gekomen... zo dichtbij als een medemens, als een kind... En juist dan, als wij ons realiseren hoe zeer u u hebt vernederd, hebt ontledigd van alle hoogheid en macht.... juist dan realiseren wij ons, hoezeer wij nog trots zijn, hoogmoedig, en hechten aan ons bezit en bestaan..

Heer, daarom verootmoedigen wij ons - beschaamd -  want er klopt zoveel niet in ons leven, als wij het zien met uw ogen.. Diep in ons is ook zoveel dat het daglicht niet verdragen kan.

En buiten ons om misschien, maar toch ook niet zonder ons, zijn er anderen die leed dragen door ons, wiens ziel wij -door onmacht, door onwil, of door beiden -, hebben gekwetst.

Heer vergeef ons ons tekortschieten,

Heer, ontferm u over ons en help ons om aan te vullen wat ons aan goedheid, trouw, mededogenen naastenliefde ontbreekt..

om Christus wil amen.

 

-        lied: psalm 116: 1 en 2

-        woord ten leven: Jesaja 61: 10 en 11

-        lied: psalm 116: 3 en 4

 

-gebed bij de opening van het Woord

Heer, onze God, ookal vervliegen onze dagen, ookal is alles nietig om ons heen, ookal zijn wij als een bloem op het veld, als gras, dat er heden is en morgen niet meer, wij weten en geloven: UW WOORD HOUDT STAND IN EEUWIGHEID.

Heer, leer ons ons vergankelijk leven te verankeren in die onwrikbare rots van uw trouw. Open ons uw woord, schenk ons uw woord van trouw... Sterk ons door woord en prediking in den gelove, amen.

 

-Schriftlezing: Lukas 2: 21 - 35

-lied: gezang 68

-kinderen naar de nevendienst

-preek

-lied: gezang 160: 1 en 2

 

-mededelingen

-collecten (kerk & diakonie)

-dankgebed en voorbeden:

Heer, onze God, het jaar is weer bijna afgelopen. Er is weer veel gebeurd, veel mooie, veel nare dingen. Het ging weer up en down, privé, in ons land, in de wereld. En Heer, aan het einde van het jaar, aarzelend staande voor de poort van het nieuwe, bidden wij u om bestendiging van het goede dat er is gebeurd, en om de ondergang van wat daarin slecht was...

 

-slotlied: gezang 397: 5 en 6

-heenzending en zegen

 

-----

Grieks: nun apolueis ton doulon sou, despota kata to rèma sou en eirènè.

 

apoluein: 1. losmaken

             2. vrijlaten (uit gevangenis, tegen losgeld)

             3. vrijspreken

med.refl            4. zich rechtvaardigen

             5. bevrijden (vd last des levens)

             6. verlossen (van een zwangere)

             7. ontslaan (van hun eed)

             8. laten weggaan (een vrouw: haar scheiden Mt 5,31)

             9. een schuldenaar loslaten (Mt 18,27)

             10. een verzoek inwilligen

Med.                 11. van of bijzichzelf losmaken

             12. bevrijden

             13. loskopen

             14. inwendig losmaken, ontzenuwen

Med. refl 15: weggaan (Hd 28,25)

 

van luoo: losmaken, ontbinden, bevrijden.

apo versterkt...

 

LETTERLIJKE VERTALING:

Nu laat gij uw knecht vrij, heer, naar uw woord in vrede.

 

Dus: Zoals een heer zijn slaaf vrijlaat, de vrijheid kan geven,

of:  Zoals een heerser een gevangene vrijlaat,

             zó voelt Simeon zich.

 

eirènè heeft natuurlijk altijd de typische klankkleur van het Hebreeuwse sjaloom.

 

Tom Naastepad heeft de lofzang van Simeon zo herberijmd: Zingt Jubilate: 912.. uw knecht wordt vrijgekocht