Spreekt God ?
En: zo ja, waarom
hoor ik dan niets ?
Schriftlezing: Job 31:
24-35
[ca. Job's laatste
woorden; Hij wacht op antwoord]
Gemeente,
Hoe verschijnt God in
het leven van een mens ? Hoe ervaar je God?
Dat is een vraag die veel
mensen zich stellen. Immers veel mensen geloven wel in het bestaan
van God, maar veel doet Hij niet, in elk geval niet in directe,
concrete tastbare zin. Hij is ver weg… doet weinig… je merkt er
eigenlijk haast niets van.Vaag, diffuus.
Heel anders, zo lijkt
het, dan vroeger. Als je de bijbelverhalen leest, dan lijkt het wel
alsof sommige mensen een rechtstreekse lijn met Hem hadden en God
heel nadrukkelijk sprak en vervolgens allerlei concrete dingen deed
die zonder meer als zijn daden konden worden gekenmerkt.
In de Joodse en
christelijke traditie – daarin later gevolgd door de islam – is
vooral dit zeer opvallend dat God spreekt… ‘En De HEER sprak
tot…’ Of “Hoort het woord van de Heer, dat Hij tot mij gesproken
heeft…’
Daardoor zijn deze
religies godsdiensten van het Woord zijn geworden.
maar vreemd: enkel in
afgeleide zin: van het opgeschreven woord (boek)… omdat dat
levende woord (God zelf horen spreken) blijkbaar toch
voorbehouden was aan enkele bijzondere mensen vroeger, die dan
hebben opgeschreven wat ze gehoord hebben.
Beetje ‘uit de tweede
hand’ dus: “Van horen zeggen”.
Ik wou daarom
vanmorgen maar eens met u wat nader stil staan bij de uitdrukking
‘God spreekt’. We zeggen dat zo makkelijk: God spreekt. Gods
Woord. Maar: wat bedoelen we eigenlijk als we zeggen: God
spreekt… Of beter: Wat horen we dan?
Ik heb het hem nog
nooit horen doen... en zo vraag ik me dan af: Hebben Mozes en die
anderen – profeten / apostelen – dat dan wel … en hoe wisten ze dan
dat het God was ?
God heeft toch geen
lichaam, geen mond. Hij is toch Geest. Zou dan zijn spreken ook niet
geestelijk zijn ?
En dan nog: stel dat
zij zeggen: Ja ik heb hem echt gehoord…: Was dat dan een stem buiten
hen, zomaar uit het niets… Of … was het een stem binnen in hen ?
Trouwens: wie zal het
zeggen,
‘horen’ speelt zich altijd in je hoofd af. En als je vandaag
zegt, dat je stemmen hoort, dan zal ook de wetenschapper dat
niet bestrijden, maar erkennen, alleen zal hij zeggen dat dat te
maken heeft met een kortsluiting in uw brein, al dan niet ernstig.
Een auditieve hallucinaties. En als het erg storend is - stoornis -
zal een psychiater zich met u gaan bemoeien.
Geldt dit dan ook
voor de profeten ? De openbaring van God is toch niet te
herleiden tot een neurologische begoocheling. Okay, misschien zitten
er tussen de ‘heiligen’ die later in de kerkgeschiedenis zo’n grote
rol hebben gespeeld een aantal die eigenlijk rijp waren voor de
psychiater, dat geldt voor de meeste bijbelschrijvers toch
niet.
Dus claimen we dat
het toch wat anders moet zijn geweest, dat spreken.
Maar wat dan?
waarover gaat het dan?
Eén
gek kan meer vragen dan honderd wijzen kunnen beantwoorden…
Dus wordt het
misschien tijd om terug te keren naar de bijbel zelf en ons af te
vragen hoe daarin God nu precies wordt ten tonele gevoerd als
sprekend… met/tot de mens.
Nog één ding: ik ga
ervanuit dat die mensen die God in de bijbel aanspreekt mensen waren
zoals u en ik, niet met een speciale antenne of religieuze
begaafdheid, 6de zintuig of een 3de oog/oor.
Neen:
Adamskinderen..
De eerste keer dat
God zich concreet tot ‘de Mens’ richt is in Gen. 2… naar aanleiding
van de affaire van de verboden vrucht, zal ik maar zeggen… Daar
stelt God aan de Mens, Adam, een vraag… s’avonds, in
de hof: Adam, Mens, waar ben je?
Zoals u weet is dit
geen journalistiek verslag van een gebeuren lang verleden, maar een
beginselverhaal. Adam is geen individu, maar staat hier voor
‘De Mens’.
En wat daar gebeurt
in de hof is niet iets van toen, maar iets van altijd.
Dus iets anders
geformuleerd:
Voor de Mens
van alle tijden verschijnt God in de vorm van een vraag, waar
hij zich – na gedane zaken – plots voor gesteld ziet: een vraag die
hij niet ontwijken kan.
Hij voelt zich
ter verantwoording geroepen: Adam, mens, waar ben je ? Kom
te voorschijn, geef antwoord, verantwoord je…
En even later klinkt
die stem opnieuw als Abel is vermoord: Kaïn,
waar is je broeder Abel?
U kunt deze vragen
vinden in 9de vers van resp. het 3de en 4de
hoofdstuk van Genesis.
Het zou te ver voeren
om in te gaan op de détails
van deze bijzonder leerrijke bijbelgedeelten, het gaat mij vanmorgen
om de formele kant van deze verhalen... Dit:
Als God zich meldt
dan merkt de mens dat niet doordat hij God ziet, of in trance
raakt, of iets heel bijzonders meemaakt… neen; Als God zich meldt in
het leven van de mens, dan voelt de mens zich ‘bevraagd’
(excusez het germanisme) op wat hij gedaan heeft.
Dan voelt hij zich
ter verantwoording geroepen, zowel wat zijn eigen plaats in
de wereld betreft (1ste vraag: waar ben je... )
als voor het feit dat een medemens zijn plaats kwijt is
geraakt (2de vraag: waar is je broeder ?).
God laat zich dus
opmerken, is dus present, in de wereld van de mensen op het moment
dat wij ons aangesproken voelen omtrent ons leven, en
aangesproken worden op wat wij daarmee gedaan hebben, wat we aan
het doen zijn… als mens, als medemens.
Ik trek de lijnen wat
verder door.
Exact het moment,
dat wij ons aangesproken voelen... als er een appèl
op ons wordt gedaan is volgens de bijbel God tot ons aan het
spreken…
Op het moment dat God
je aanspreekt, word je dus geconfronteerd met jezelf..
Je wordt je bewust
van je verantwoordelijkheid als mens.
Jouw bestaan is niet
om het even... Wat je doet, het maakt wel degelijk iets uit, het
werpt gewicht in de schaal.
Je wordt er op
aangesproken en daardoor overstijg je het gewone dagelijkse
bestaan en krijgt je leven een gewicht, een moreel gehalte…
Je moet antwoord
geven, je verantwoorden…
Ik vermoed dat dit
appèl, dit soort ervaringen, een universeel menselijk gegeven is.
Alle Adamskinderen
kennen dit, of ze nu gelovig zijn of niet.
Het kan ieder mens
overkomen, dat hij deze ‘vragen’ hoort… onontwijkbaar.
Dat kan doordat er
bepaalde dingen gebeuren in het leven, die de mens stilzetten,
hierbij bepalen… (stem in het gebeuren).
Dat kan omdat een
ander mens met wie je verbonden bent, je aankijkt… en zonder de
vraag te stellen, de vraag stelt: wie ben je? Waar ben je mee bezig?
(de a(A)nder). Of nog anders..
En gemeente, het
lijkt me de moeite waard om dit appèl, dat we dus allemaal kennen,
in de kerk maar ook daarbuiten, te honoreren als de meest
elementaire vorm van het spreken van God.
Je kunt daarbij nog
denken aan de stem van je geweten, dat is goed, als dat geweten maar
niet enkel negatief wordt verstaan. Ik spreek liever van de stem
van het hart (positiever), de bewuste beleving van je bestaan
als mens, hier op aarde, in deze tijd, met de mensen en de dingen om
je heen: aandachtig, zorgvuldig :
daarin spreekt God,
word je aangesproken als mens…, word je opgeroepen, uitgedaagd, om
antwoord te geven…
antwoord, een reactie
… om het verhaal voort te zetten, om het gesprek aan te gaan, om je
tot die dingen te verhouden…
En daarin is dus God
aan het Woord.
Als je deze
gedachtegang verder volgt dan is het duidelijk dat ons leven hier op
aarde dus niet vrijblijvend is, want aangesproken worden
impliceert ook aansprakelijk zijn…
Als ‘God zo tot ons
spreekt’ wordt het spannend, dan gaat het erom… hoe je antwoord
geeft, welk antwoord je geeft…
Dat is beslissend
voor jezelf en voor de mensen met wie je leeft, voor de wereld.
Je kunt er het
paradijs mee winnen en verliezen…
En door die vragen te
beantwoorden: Hoe en waar sta je in het leven en hoe
verhoud je je tot medemens, wordt de mens mens en leeft
hij in het verbond met God. (Ik-Gij).
Degene die de vraag
wel hoort, maar wegvlucht voor het antwoord, of die de vraag niet
wil horen en z’n oren dichtstopt en maar doorleeft, die verliest aan
menselijke waardigheid en dus aan het uitzicht op het goede leven.
En toch is dat wat de
mens al van den beginne doet… Hij kiest liever de slachtoffer-rol en
schuift de schuld op een ander (‘Adam’ antwoordt: ik heb niets
gedaan, de vrouw die gij mij gegeven hebt, die heeft mij de vrucht
van de boom gegeven...’ Genesis 3:12). God accepteert dat niet:
zo gemakkelijk komt de mens niet van zijn aansprakelijkheid af.
En Kaïn
antwoordt op de tweede vraag met de stelling dat het lot van de
andere mens hem niet aan gaat (uweetwel: ‘Ben ik mijns broeders
hoeder?’ Genesis 4:9). Ook deze ontwijkingsmanoeuvre wordt
gecounterd… niet zozeer in het verhaal van Kaïn en Abel, maar wel in
de rest van de bijbel.
Dat onze naaste,
vooral als hij zwakker en kwetsbaarder is dan wij (‘Abel’ betekent
nietigheid) ook een plaats op de aarde mag hebben en
houden, is minstens ten dele ook de verantwoordelijkheid van de
sterkeren. Hij mag zich er niet zomaar van afmaken.
En nu kom ik bij Job.
Vanuit dit
perspectief is die lange slotredevoering van Job die wij gelezen
hebben zo schrijnend. Job immers neemt die existentiële vragen, God
dus, volkomen serieus....
Hij heeft zich er
niet met een jantje van leiden van afgemaakt.
Mens waar ben,
en wat heb je voor je broeder gedaan...
Hij laat zich op deze
punten bevragen, ja zelfs op het rooster leggen.
Hij ontvlucht de
verantwoordelijkheid niet, hij geeft antwoord… op alles: eerlijk èn
trots.
Job is een volgroeid
mens: 100% aanspreekbaar en met geen enkele neiging om de
aansprakelijkheid voor zijn daden te ontwijken. De tekst die we
gelezen hebben spreekt boekdelen...
Elke beschuldiging
weerlegt hij, hij vult ze zelfs nog aan... legt zijn bestaan
volkomen open en spreekt zijn bereidheid uit elke verdere vraag ook
nog te beantwoorden.
In tegenstelling tot
Adam vlucht hij niet weg, ook zijn fouten verbergt hij niet.
Neen, rond komt hij
voor zijn leven uit, neemt de verantwoordelijkheid op zich.
Hij staat voor God, just
as he is; hij claimt niet perse volmaaktheid... dat maken z’n
vrienden er steeds weer van, nee hij claimt enkel dat hij voluit en
rechttoe -rechtaan mens is geweest en dat hij wil staan voor wat hij
heeft gedaan en gelaten, gezegd en gezwegen...
Hij speelt geen
verstoppertje... zoals Adam…
Dus snapt hij nu
één
ding niet meer...
Waarom heeft God dan
het gesprek met Hem afgebroken. Waarom is hij dan God kwijtgeraakt?
Waarom is het ‘goede leven’ hem dan ontroofd… Waarom heeft God zich
tegen hem gekeerd ? Waarom is hij uit het paradijs verdreven ?
Hij snapt er niets
van: De wijsheid van voor alle tijden had toch betoogd, dat de
dingen uiteindelijk kloppen... natuur en menselijk leven en God,
trekken toch één lijn, een rechte..
Waarom is alles dan
zo scheef, zo krom, zo kapot ? Waarom zwijgt God nu?
Laat nu de
ontzagwekkende antwoord geven…
perst de moegetergde Job eruit.
U hebt mij
aangesproken; ik heb het gehoord, en ik heb geantwoord met woord en
daad.
Ik sta in voor wat ik
gezegd heb…
maar u dan? Waarom zwijgt gij?
Hier eindigen de
woorden van Job…
zegt de compilator van het boek. Job is uitgepraat.
En z’n vrienden ook:
ze zwijgen ook.
Ja, dan komt er nog
een jonge wijsneus 4 hoofdstukken lang toch nog meent iets toe te
voegen te hebben, hij wordt na afloop gediskwalificeerd.
Spannend wordt het
nu… Geeft God nog antwoord? Spreekt hij nog? Of zwijgt hij?
Geen gelegenheid om
daar vol op in te gaan, maar ‘het antwoord’ dat er komt is
tweeledig.
-
Enerzijds wordt Job op z’n plaats gezet... Hij is mens,
geen God.
-
Anderzijds verdedigt God Job t.o.v. zijn vrienden. Mijn
knecht Job heeft goed van mij gesproken... i.t.t. zijn
vrienden... Dat is niet mis.
Voor de
duidelijkheid: Dit is niet door een stem uit de hemel gezegd en door
de auteur van het boek Job opgeschreven. Neen, de auteur van het
boek Job evoceert in twee indrukwekkende hoofdstukken hoe klein
de mens is als je hem vergelijkt met de overweldigende natuur
waarin hij leeft… en dit wordt dan geïnterpreteerd als het
antwoord van God.
En Job verootmoedigt
zich: Het is waar: het is allemaal veel te groot voor ons… Hij heeft
met die vragen z’n grenzen als mens overschreden, maar tegelijk
blijft hij helemaal overeind. Hij staat nog steeds recht voor God.
(het was onbetamelijk , maar niet fout)
En volgens mij heeft
hij nog steeds geen antwoord gekregen op z’n diepste vraag…
… net als die andere
man, die geleefd heeft als een rechtvaardige, een tsaddik,
net als Job; en die zich inzette voor de mensenkinderen en die – net
als Job - vreselijk heeft afgezien en is verworpen, net als Job; een
man die geroepen heeft om antwoord, net als Job… en die ook geen
antwoord kreeg: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?
Hij komt ook geen
stap verder dan Job…
Alleen is er dit: Als
zijn verhaal verteld wordt, dan zijn er vreemde – onverwachte –
toevoegingen in de marge. Zo is er volgens zijn aanhangers een stem
uit de hemel die zegt over deze ‘tweede Job’: ‘Deze is mijn zoon,
de geliefde, hoort naar Hem…’ en: ‘Midden onder u is het
koninkrijk’
Wil je met andere
woorden horen wat God nog meer te zeggen heeft dan zijn overmacht
(Job) en zijn zwijgen, kijk dan naar Christus, luister dan
aandachtig naar zijn levensverhaal en probeer te horen wat die
verhalen te zeggen hebben, hoe die je aanspreken/
Misschien dat het
gesprek dan nog verder gaat ook als het om de Jobsvraag zelf gaat:
het lijden van de rechtvaardige, het sterven van de onschuldige…
Het meest
ongelooflijke vervolg van dit gesprek is wel de laatste
kanttekening bij dit verhaal, het bericht van de verrijzenis van
de gekruisigde. Dat is Gods antwoord op de vraag van Job, aldus de
evangelisten. De Paasboodschap verkondigt – tegen alles in – dat
een mensenleven zo geleefd … zo gestorven, niet vergeefs is,
maar eeuwigheidswaarde heeft.
Daarmee is het
menselijke raadsel niet opgelost, verre van…
maar is de mens
misschien toch even verlost van het vragen en bevrijd om verder te
leven
Amen.