lijst met preken

PREEK over Lk 5:1-11 (de wonderlijke visvangst)                             
Antwerpen , 4 februari 2001
tekst: “Wees niet bevreesd, van nu aan zult gij mensen vangen.” (10b)
Gemeente van Christus,
De bijbel is eigenlijk een boek vol plaatjes, ookal staat er misschien geen enkele in. Het zijn dan ‘plaatjes’ in de vorm van verhalen; verhalen die je verbeeldingsvermogen aanspreken. Ze worden gelezen of verteld en de bedoeling is dat je je erin inleeft, meeleeft.
Je wandelt met Adam en Eva in de hof, je drijft met Noach in de ark rond op de wateren van de oervloed, je leeft mee met David die met zijn cither koning Saul probeert te troosten enz... Het zijn de verhalen in de bijbel, die ’t ’m doen. Meer dan op je verstand word je door de bijbel aangesproken op je vermogen om je gebeurtenissen, geschiedenissen en gelijkenissen voor te stellen en je erin in te leven. En zo wordt de boodschap overgebracht..
En in het verhaal van vanmorgen gebeurt dat ook. Het is een doodgewoon tafereel.
De vissers bij het meer zijn nog bezig hun netten uit te spoelen, als Jezus langs komt. Maar op zijn bevel - vreemd eigenlijk dat ze hem gehoorzamen - laten ze de boel de boel en varen een klein eindje het meer op. Jezus zet zich en onderwijst de scharen, net als hij kort tevoor in de synagoge gedaan had. Een zetel in de sjoel of een plank in een vissersboot: alles kan kansel worden, plek om het leven uit te delen.
Dan, als hij klaar is met zijn preek, gebeurt er iets vreemds: Jezus geeft Simon de visser opdracht om wéér te gaan vissen: Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen.... Dat is vreemd, zéér vreemd.
Vissen zoeken immrs de diepte van het donkere water op en alleen ‘s nachts heb je een kans om ze te vangen... alleen dan komen ze per ongeluk wel eens aan de oppervlakte... Overdag zeker niet. Simon, de ervaren visser, spartelt dan ook tegen, maar Jezus heeft hem blijbaar toch al aan de haak geslagen, want uiteindelijk doet hij wat Jezus zegt. En zie: het onverwachte gebeurt: de netten raken boordevol en Simon moet zijn collega’s erbij roepen om de kostbare netten heel te houden en de vissen in de boot te krijgen. Het bootje vult zich tot de rand en het tweede bootje eveneens: tot zinkenstoe, staat er in vers 7 (slot)
‘t Is kantjeboord met andere woorden: De kostelijke netten bijna gescheurd, de vissersboten bijna naar de kelder..., maar goed, wat een rijke vangst! Het doet je het allemaal vergeten.
Alhoewel: voor Simon de visser - zo lijkt het wel - wordt het allemaal even teveel. Vers 8: Toen Simon Petrus dìt zag, viel hij neder aan de knieën van Jezus en zei: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Heer. Ga weg!, zegt hij... Hij is aan het eind van zijn verhaal... Dit gaat zijn petje te boven. Maar zo makkelijk laat Jezus zich niet uitschakelen. Hìj is nog niet aan het eind van zijn verhaal. Wees niet bevreesd zegt hij, van nu aan zult gij mensen vangen..
Eenvoudiger en soberder dan Lukas het slot vertelt, kan het niet: En Zij trokken hun schepen op het land, lieten alles achter en volgden hem. Ze worden vissers van mensen: Simon en zijn beide collega-vissers worden op deze speciale wijze tot volgelingen van Jezus.
Gemeente, wat is daar enorm veel gebeurd in kort bestek. Het leven van die vissers is daar totaal door elkaar geschud, op z’n kop gezet en in dienst genomen. Overweldigend !
 
Maar nu: Hoe komen wij nu in dit verhaal binnen.
Nou, klassiek is dat ik een vergelijking ga trekken tussen de discipelen van toen en ons vandaag. Dat ik ga uitleggen en toepassen, dat Jezus ook vandaag voorbij komt, dat hij ook jou en mij roept en dat ook wij hem moeten volgen.... Ja, ik kan nog verder gaan: dat ook wij worden opgeroepen om alles achter ons te laten om met Jezus mee te gaan.. om ‘mensen te vangen’: I will make you fishers of men, if you follow me..... ‘mensen vangen’=  mensen winnen voor de Heer door het evangelie te verkondigen... Het net was vol en de kerk moet dat dus ook worden. Maar ik zal het u maar eerlijk bekennen:
Ik weet helemaal niet of dat hier nou staat en bedoeld wordt.
Voor Simon en Andreas, Jakobus en Johannes was het inderdaad zo iets..
Maar wie zegt dat dat voor ons nou ook geldt ? En trouwens - ik keer terug naar het begin - we beginnen ons al aardig van het verhaal te verwijderen en bewegen ons in redeneringen en theorieën. We hebben het al over ‘de kerk’ over ‘evangelisatie’, woorden die in het verhaal niet voorkomen... En de vissen zijn al in geen velden of wegen meer te bekennen.
Het aanschouwelijke, het levendige en direkt aansprekende van het verhaal is er al af, en - als ik zo doorga - zou u straks naar huis gaan.. niet met het verhaal over die wonderlijke visvangst van toen, en die vissers die zo’n vreemd avontuur beleefden, maar met een met een slecht geweten omdat u te weinig doet aan evangelisatie of het nivo van de discipelen niet haalt.. of met een goed geweten, omdat u toch aardig uw best doet.. wie zal het zeggen.
Ik wou het vanmorgen dus toch maar weer eens anders proberen. Ik ga alleen maar een paar kanttekeningen maken niet bij de toepassing van dit verhaal (want die ken ik niet), maar enkel bij het gebeuren zelf... en bij de ‘beelden’ die in dit verhaal worden opgeroepen.
Laten wij eerst eens even blijven hangen/haken aan het beeld zelf: het gaat over mensen als vissen, en mensen als vissers. Waarom - zo vraagt de dichter Martinus Nijhoff zich af,
                Waarom waren het vissers
                die van vis en net
                werden weggeroepen
                bij ’t meer van Gennesareth ?
Zou daar inderdaad geen betekenis in zitten. Dat is niet zo gek gedacht:
De herder David wordt geroepen van achter zijn kudde om herder over Israël te zijn. Ga heen, en weid mijn volk... zegt God tegen de lanbouwer en herder Amos. Dat is niet ‘maar’ beeldspraak, neen dat is zinvol handelen van God... Het beeld is de boodschap.
De wonderbare visvangst is geen mirakel om met open mond bij te staan gapen, geen stunt om vissers te overtuigen... Nee, Jezus doet geen mirakels... hij verricht tekenen (= bijzondere daden die wat be-teken-en). Hij zegt ook niet “Simon, word een discipel van mij”, neen er staat: Simon ga vissen, en nogmaals Van nu aan zul je mensen vangen... zoals een visser vis.
Wat wil dat toch beduiden ? Wat betekent dat ? Wat zegt dat ?
Dit misschien: Elders heten de dienaars van Gods koninkrijk zaaiers, want het werken in het koninkrijk heeft iets van het uitstrooien van zaad in de wereldakker. Weer elders keert ook het beeld van de herder terug; want de taak van een apostel heeft iets van het hoeden, en weiden van schapen. Daarom heten voorgangers nog steeds: herders.. pastores (Latijn), pastoors. Hier zegt Jezus: het betrokken worden in de navolging van Christus heeft iets van ‘visser-zijn’ of misschien zelfs: van ‘vis-zijn’.
Vissers en vissen, daar gaat het hier over. Dat is hìer het beeld en dat beeld ìs dus de boodschap, hoe dan ook. Wij lijken op ‘vissen’ of op ‘vissers’... zegt het verhaal.
Een wat ongebruikelijk beeld voor de christelijke gemeenschap.
Het beeld van de herder met zijn schapen is bekender. De pastor en zijn kudden (de gemeente als samen-grazende schapen: con-gregatie)... maar volgens dit roepingsverhaal uit het evangelie hadden we ook van ‘vissers’ en ‘vis’ kunnen spreken.
Meneer ‘Piscator’ i.p.v. meneer ‘Pastoor’.
Ik zet beide beelden maar eens tegenover elkaar. Het beeld van de herder en zijn kudde heeft iets lieflijks, ontroerends: zorg, weiden, arme schapen...is pastoraal.. Het beeld van de visser is ruiger, minder complimenteus ook voor ons als ‘gemeente’... Het gaat nu om dingen als ‘in de netten verstrikt raken’, ‘gevangen worden’, ‘aan de haak slaan’, ‘uit het water op het land trekken’...
Het hele beeldveld eromheen is harder en roept ook verzet op. ‘Schapen van de goede herder’ willen we nog wel zijn (alhoewel we ons het woord ‘schaap’ ook niet meer zo wel laten gevallen als vroeger: ‘arm schaap’, ‘dom schaap’). 
Maar dat wij vissen zijn, die door de Heer, uit zee moeten worden gevist, die ‘gevangen’ worden en aan land gesleept, tegen hun wil, dat al helemaal niet. Toch is dit een misschien juist daarom een sprekend beeld, juist òmdat het rauwer is.
We zijn immers niet altijd lieve schaapjes van God die braaf in de kudde meewandelen, we zijn eerder verloren schapen, tegenspartelende vissen.
We zijn - om het in beeld te zeggen - vissen die rondzwemmen in de wereldzee.. in diep water, waar de duisternis ons omringt, voelen we ons prima. Daar zijn wij in ons element, in het water, in de inktzwarte duisternis midden op de zee. Een vis krijg je d’r ook niet zo makkelijk uit. Hij weet dat het verlaten van de zee, van het water z’n dood betekent. Hij spartelt tegen. Petrus de eerste vis laat zich ook niet zomaar vangen. Hij spartelt behoorlijk tegen: Heer, ga weg, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens !
Toch is dat nou precies wat er Jezus doet... :  mensen opvissen uit de donkere levenszee en ze het beloofde land optrekken. De kerkvader ORIGENES (3e eeuw n Chr) schrijft zelfs:
‘De vissen komen in netten aan land en sterven hun dood.  Wie echter door de Visser Jezus gevangen wordt en vanuit zee aan land wordt gebracht die sterft inderdaad ook, maar aan de wereld en aan de zonde. Na dit afsterven echter wordt hij levend gemaakt door het woord der genade en ontvangt een nieuw leven.’
En gemeente, Origenes wist best wat hij zei. Hij kende de tekst en had dat rare woord natuurlijk meteen gezien. Want in vers 10 (Weest niet bevreesd, want van nu aan zult gij mensen vangen) gebruikt Lukas voor ‘vangen’ een zeer zeldzaam Grieks woord (helemaal niet gebruikelijk zelfs in verband met vissen). Het woord is een samenstelling van twee griekse woorden, nl. van het woord leven en van het woord vangen... (zoo-greoo).
Opmerking: In de bekendste Syrische tekst (Peshitta) wordt aan het werkwoord toegevoegd: ten leven. In de Syrisch-Latijnse editie van Leusden-Schaaf uit 1717 (2de druk - Leiden) wordt dat dus: homines capies ad vitam.
lukas 5 peshitta
Het werkwoord zoogreoo betekent zoveel als: mensen vangen en laten leven. Het woord komt voor in verband met krijgsgevangenen die men niet ombracht: Zij werden ‘gevangen en in leven gelaten om bijv. als slaven te dienen’ (zie bijv. 2 Timotheus 2,26). Van deze betekenis is het maar een kleine stap naar ‘vangen ten leven’. En daar gaat het hier over. Zoals overal in het evangelie: het gaat over dood en leven, en wel zó, dat wij door het evangelie worden gedood ten leven....
Simon is de eerste vis die in de netten van Jezus wordt gevangen ten leven, terwijl hij aan het vissen was. Buitmakend is hijzelf tot buit van de heiland geworden, zegt een andere kerkvader. En zo zal het voortaan altijd gaan... Van Godswege door bemiddeling van mensen: vissers van mensen. God zet zijn netten uit om ons te vangen ten leven.
En de kerk heeft dit verhaal gelezen, herlezen en verder verteld..., aangevuld. Het opgevist worden door de goddelijke vissers uit de zee.. is dat niet een beeld van de doop, zo zei men, al voortbordurend op het beeld....... lijkt dat niet op het moment dat de sterveling, die dreigt onder te gaan in het water van de grote vloed.... uit het water omhoog getrokken wordt en herboren op de oever het witte gewaad mag aantrekken.
En gemeente, in die wonderlijke begintijd der kerk ging men nog verder.
De vis werd een geheim symbool van de ondergrondse kerk. Als zodanig treffen wij de vis ook overal als afbeelding aan in catacomben, op grafstenen, in teksten. In een tijd van vervolging en verdrukking, waarin, men niet spreken mocht, sprak men door dit beeld van het geloof in Jezus de Christus. Het ideogram ‘Ichthus’, Jezus, zoon van god, REDDER). Hij is de vis en de Visser die ons uit de zee omhoogtrekt op het droge.
En de volgende stap ligt voor de hand: De ‘vis’ werd symbool voor het sacrament van het Heilig Avondmaal. Daartoe werd het gecombineerd met het verhaal van de vermenigvuldiging van de 5 broden en de 2 vissen en met die wonderlijke ontmoeting na Pasen, waar Jezus zijn discipelen opnieuw voedsel voorzet: vissen...
En zo kunnen we dan lezen in een grafinschrift uit het begin vd 2e eeuw; waarin de gestorvene in bedekte termen (want men moest voorzichtig zijn) zijn leven beschrijft:
“En het geloof voerde mij overal heen en zette mij een vis voor, een vis uit de bron des levens, groot en schoon, door een heilige maagd gevangen. En het geloof gaf deze vis aan al mijn vrienden, altijd weer, en deelde het uit, tesamen met goede wijn. Een ieder die dit verstaat is mijn broeder.”
U hoort het: De beelden lopen heerlijk door elkaar en de betekenis verspringt voortdurend, maar altijd weer draait het om het ene geheim: Uit het water des doods is het leven opgegaan.
Telkens mogen wij het weer horen, voor onze ogen zien in de tekenen van brood en wijn, en wij mogen het herhalen, duizend malen en in duizend talen opnieuw vertellen en telkenmale zal het weer nieuw zijn... tot wij eindelijk echt uit de levenszee, die ook de doodszee is, opgevist worden en op oever van de nieuwe aarde mogen worden getrokken... waar de Heer op ons wacht om met ons zijn léven te delen. 
                Waarom waren het vissers
                die van vis en net
                werden weggeroepen
                bij ’t meer van Gennesareth ?
                               Omdat Hij een vis
                               een een visser is.
amen.