- "Waar twee of drie in mijn Naam bijeen zijn, heeft Jezus gezegd, daar ben ik in hun midden. In deze overtuiging beginnen wij
We zingen: gezang 328, 1
- GEBED / = vrij naar het gedicht 'Kerkgang' van Jaap Zijlstra
Hemelse Vader,
dagelijks vernemen wij
door de krant en de tv
tot wat
voor een onheil
wij mensen in staat zijn.
En soms gaan we naar de kerk
Uw huis, om te vernemen
tot wat voor een heil
U in staat bent.
Daar leven wij van.
En dat heil vernemen wij
Graag
Door uw Woord.
Daarom bidden wij:
Wil de Schrift tot leven wekken,
Laat het een Woord zijn, levengevend
zoals de Heer zelf,
geestrijk in ons midden
tot heil van mensen
en tot eer van uw Naam!
Wij zingen: gezang 238, 2
“Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God,
want van Hem is mijn verwachting;
waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht,
ik zal niet wankelen.”
“Het was doodstil, je kon een speld horen vallen”, Dat kun je zeggen als er iets heel spannends staat te gebeuren, bijv. als het doek wordt opgehaald bij een schoolvoorstelling. Vol spanning wachten dan de ouders op wat ze te zien krijgen en vooral natuurlijk: Hoe hun kind het eraf zal brengen!
Doodstil is het dan... Toch is het geen "doodse stilte", maar een stilte vol verwachting, vol van léven.Bijv. de zacht ruisende stilte van de natuur.
Die overkomt je in de zomer wel eens, wanneer je bijv. alleen bent in het bos. Insekten zoemen, de bladeren ruisen in de wind: Heerlijk kan dat zijn... Die stilte. Zo’n stilte doet je soms aan God denken. Zó verscheen hij aan de profeet Elia, niet in de storm, maar in het ‘geluid van een zachte koelte’…De 19de eeuwse dichter Nicolaas Beets vindt God daar ook:
'De moerbeitoppen ruischten;'
God ging voorbij;
Neen, niet voorbij, hij toefde;
Hij wist wat ik behoefde,
En sprak tot mij;
Sprak tot mij in de stille,
De stille nacht;
Gedachten, die mij kwelden,
Vervolgden en onstelden,
Verdreef hij zacht.
….. Dat zijn mooie stiltes…, kostbare, die moet je koesteren. Die verkwikken de ziel. Er zijn echter ook andere:Een gespannen stilte bijv, als ’s avonds laat ouders samen zitten te wachten op een kind dat al lang thuis had moeten zijn.
Of een mokkende stilte.
Die kan in een huis hangen waar ruzie is, tussen man en vrouw, ouders en kinderen. Je voelt dan als het ware het verzet en de bitterheid in het huis rondgaan, wanneer je er binnentreedt.Nog weer anders is de stilte van het geloof.. , waar David het hier over heeft. Die stilte is het geheim van psalm 62, het geheim ook van Davids leven.
Dat is een stilte die binnen in de mens heerst. Het is de innerlijke rust.
Dat is iets wonderlijks. En heeft niet veel met de uiterlijke omstandigheden te maken. David had geen rustig leven. Hij was allesbehalve een kloosterling of kluizenaar. Hij was een generaal, een koning, een politicus, een vluchteling. Hij had vijanden èn stond altijd onder druk. Ook deze psalm getuigt daarvan.
Zijn tegenstanders belagen hem, terwijl hij leeft in een sfeer van huichelarij. Mensen praten hem naar de mond, maar in hun hart vervloeken ze hem (v. 5) Ze willen hem weg hebben uit zijn hoge positie. Daarbij deinzen ze voor niets terug, ja ze hebben er zelfs een behagen in om te liegen en te bedriegen (vers 5b). In zo'n sfeer moest hij, David, leven. Weinig stiltemomenten dus…
En dan, in zulke omstandigheden, toch, mijn ziel is stil tot God
Hoe krijgt hij dat voor elkaar? Van binnen rustig blijven als buiten alles stormt, stil zijn als je ondergedompeld bent in gepraat.Welnu, het is hem gegeven omdat hij in zijn leven altijd onder Gods oog heeft geleefd. Hij heeft God leren kennen en niet abstract, neen heel concreet. Let maar eens op de namen, die hij aan God geeft in de verzen 7 en 8.
Rots, Burcht, Schuilplaats, mijn Eer, mijn Heil.
Rots, burcht, schuilplaats
Drie aanduidingen van God, als diegene bij wie het veilig is, naar wie je kunt vluchten, waar je terecht kunt. Bij God kun je je bergen. bij Hem mag je vertoeven in gevaren. Zo heeft David God leren kennen.God is mijn eer: De eer van de koning David was niet zijn eigen glorie en heerlijkheid, maar zijn eer vond hij in zijn God: Hij was een koning bij de gratie Gods.
God is Mijn heil: God redt uit nood, God redt - zingt David - dóór de nood heen. Hij brengt zijn werk ten uitvoer en ook midden in de nood is dat een vaste zekerheid voor David... Dat is zijn redding, zijn heil...
Wat een geloofsvertrouwen spreekt daaruit, en – inderdaad. Zo in het leven staan getuigt van een diepe innerlijke rust. We beginnen te verstaan hoe David kon inkeren tot de stilte terwijl hij een leven leeft vol rumoer.
---- Nu zijn we op een gevaarlijk punt belandt. Onwillekeurig kun je nu denken: mwa, zo goed en vroom als David, dat lukt mij niet. Ik zou die stilte wel willen vinden, maar dat kan ik toch niet. Hier komt de Psalm ons te hulp.“Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God... ( adhortatief)
In het begin stond het in de indicatief: Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God
Hier moet David zichzelf aansporen om zich tot God te keren en de stilte te hervinden.Die stilte was ook voor David dus geen onaangevochten zaak. Ook het herhaalde gebruikt van het woordje ‘Waarlijk’ (6-maal in onze psalm) doet dat vermoeden.
Het is of David tegen zichzelf zegt: Ik weet dat God mijn burcht is, mijn schuilplaats etc.., maar ik voel het niet (meer). Maar het moèt zo zijn. Die rust, die stilte, is er, waarlijk!Waarom? Omdat hij het in zijn lijf en leden heeft gevoeld, ooit.
De herinnering aan dat moment dat die diepe rust er was, neerdaalde in je ziel… die blijft ook als het gevoel zelf voorbij is. Die herinneringn neemt niemand je meer af. En ook als herinnering blijft ze werkzaam. Gedenken èn geloven, d.w.z. fiducie hebben... Het zal altijd aangevochten zijn. En je kunt het continu ervaren, maar soms wel, even.. Je hebt het nooit op zak. Je kunt het zelfs kwijtraken, maar toch ìs die diepe rust en vrede er wel. De psalm eindigt prachtig. David trekt zich terug op die herinnering.God heeft eenmaal gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: De sterkte is Godes...
En Ook de goedertierenheid, o Heer, is van U
Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God.
Amen