preeklijst

 

Gods zwijgzaamheid                                                                   

Psalm 69

 

De Spaanse mysticus Johannes van t Kruis (Juan de la Cruz) heeft ooit gezegd:

“Een enkel woord heeft de Vader gesproken: zijn Zoon; en dit woord spreekt Hij nog steeds in eeuwig zwijgen. En de ziel kan dit woord slechts in zwijgen opnemen.” De kloosterorde waar hij bijhoorde, heeft zich dan ook getraind in zwijgen om dat ene Woord te horen. (Karmel).

 

Sinds ik die uitspraak het eerst hoorde (of beter las), laat ze mij niet meer los. Ze gaat ver, maar ze is ook zeer to the point: Afgezien van “De Zoon” is Gods bestaan in zwijgen gehuld. Dat wil zeggen: Zijn wezen is verhuld. Wij hebben het gelezen: ‘ God is de Here der Heren, die woont in een ontoegankelijk licht, en die geen der mensen ooit gezien heeft of zien kan.”..

Maar dat geldt ook voor Gods wil: Ook die is op diezelfde wijze verborgen. Afgezien van de Zoon, is ook die voor ons niet definieerbaar.

 

Is dat misschien niet ook de belang­rijkste ervaring bij het bidden... dat er geen antwoord komt, dat er niemand is die ons redt uit de nood. Zeker er kunnen gebedsverhoringen voorkomen, wonderlijke uitreddingen... of ook juist niet. En daarmee is het eerste weg. De voornaamste ervaring die een mens in zijn leven met God op doet, is dat als je zijn wil zoekt, bidt, je – blijkbaar – op een wil stuit die niet de jouwe is, en die ook als die Andere wil, de  van een Ander wil worden erkend... Uw wil geschiede.

God is een “ver­borgen God” zegt de profeet Jesaja, of om terug te keren naar de beginuitspraak: een zwijgende God.

 

Zo ervaart de mens Hem... laten we eerlijk wezen. Ik heb hem nog nooit iets horen zeggen.

Empirisch gezien is dit misschien wel de belangrijkste eigenschap van God: zwijgzaamheid. Zo ervaren mensen Hem: God die niets terug zegt, die zwijgt. Wij weten natuurlijk, en we belijden dat ook, dat God almachtig is en barmhartig en genadig, maar wat wij ervaren is dat Hij zwijgt, dat Hij niet ingrijpt.

 

En in een situatie van geestelijke en lichamelijke nood kan dit onbegrijpelijke zwijgen van God voor een gelovige tot een zware beproeving worden.

Hij dacht dat hij God kende; en nu wordt God een vraagteken: ik zie U niet, ik voel U niet - bent U er?

Waarom trekt U zich terug, waarom hult U zich in zwijgen?

Hoort U mij?-  Bent u er eigenlijk wel ?

 

Is het u nooit opgevallen, hoe ongelooflijk vaak in de Psalmen zodanige uitspraken de motor zijn van het gebed, allemaal woorden die de zwijgzaamheid van God veronderstellen en die roepen, hoopvol soms, wanhopig vaak om in dat zwijgen van God toch nog dat ene Woord te horen.

 

Len we eens zo’n psalm lezen, samen (ik lees, u zingt v. 4 en 5)

Psalm 69... Salvum me fac, Domine

 

2 Red mij, o God,

   want wateren

   zijn gekomen tot aan de ziel!  

 

3 Ik ben gezonken in bodemloos slijk,

   met niets om te staan,

   gekomen in het diepste water,

   de stroming sleurt mij mee.  

 

4 Afgemat ben ik van mijn roepen,

   mijn keel is ontstoken,

   ten einde zijn mijn ogen,

   van het wachten

   op mijn God.  

 

...

 

7 Laat niet beschaamd worden

   om mij wie hopen op u,

   Gij die eeuwig zijt

   machtige Heer

   laat wie u zoeken

   niet te schande staan om mij,

   o God

   van Israel!  

 

...

 

11 Ik weende, mijn ziel liet ik vasten,-

   het werd mij tot allerlei smaad;  

 

12 als kleed gaf ik mijzelf een rouwzak,

   ik werd voor hen tot een spreekwoord;  

 

13 over mij kletsen die zetelen in de poort,

   ik ben het snarenspel der spotters

 

14 Maar zelf blijf ik roepen tot u, Gij die er zijt,

   om een tijd van behagen,

   God, in de rijkdom van uw goedertierenheid:

 

   geef mij antwoord,

 

ZINGEN couplet 4 en 5

Tot U, o Heer, tot U is mijn gebed,
hoor mij en kom mij met uw hulp te stade;
ik smeek U om een stonde van genade,
ik heb mijn hart, mijn hoop op U gezet.
Houd mij dan vast en wees mij toegedaan,
antwoord mij, Heer, Gij wilt mij immers helpen.
Wend U tot mij, zie mij barmhartig aan,
laat mij niet door het water overstelpen.


Verberg uw aangezicht niet voor uw knecht,
bang is het mij te moede, houd mij staande.
Gij kent mijn smaad, mijn schande en mijn schaamte,
spreek over hen die mij benauwen recht!
Nergens is troost en nergens medelij!
Gal is mijn spijs, azijn krijg ik te drinken.
Kom nader, Heer, en maak mijn leven vrij
dat mij het hart niet gans en al ontzinke.

 

“Kom nader, maak mij het leven vrij... dat mij het hart niet gans en al ontzinke..”

 

Gemeente,

U hebt het wel gemerkt: Dit gebed botst op de muur van Gods zwijgen. En juist dat verleent dit gebed die intensiteit... dàt God zwijgt, en niet miraculeus eventjes de boel op orde brengt voor ons, nee: ons – met permissie gezegd – in ons sop laat gaar koken, ons confronteert met de gevolgen van onze daden en met wie wij dus zijn.

En laten we niet te snel zeggen: Oh, ja maar dat is maar de inleiding van de Psalm.. er komt toch nog een tweede deel. Zeker, maar u moet zelf maar eens nagaan in deze psalm (maar ook in vele andere), waar die wending in de psalm nu precies vandaan komt: Vaak kunt u geen feit of zelfs maar een woord van Godswege aanwijzen, alleen een wending, een ommekeer.

Wat ik deze morgen wil suggereren is dat dat komt, niet omdat God weer is gaan spreken, maar omdat God is blijven zwijgen... en geen enkel ander woord heeft gezegd, dan dat ene... mysterieuze: de Zoon.

 

Immers: waar gezwegen wordt kan iets gebeuren, moet bijna iets gebeuren. Zwijgen creëert ruimte. Laat ik het zo zeggen: In zwijgen kan een diepere laag van het leven aan bod komen. Zwij­gen is dan ook veel meer dan alleen maar ‘niet spreken’. of je ‘je mond houden’.

Bij het zwijgen, waar ik het hier vanmorgen over heb, hoort een inner­lijke dimensie.

 

Praten kun je op een ongelooflijk oppervlakkige manier doen. Je kunt kan het ook laten bijv. Woorden kunnen vrijblijvend zijn: zwijgen is dat nooit.

Onze babbelzieke cultuur is dat bijna vergeten. En wij praten mee en dra­gen bij aan die eindeloze woordenstroom. En je moet ook spreken. Hup, zeg het maar. Wie niet praat, die bestaat niet... Je moet het zeggen, opkomen, uiten. Ben je wat stiller, dan ben je er in onze cultuur meteen ook minder.

Dat er echter dingen zijn, situaties, “standen van zaken” in je leven, waar je geen woorden voor kunt vinden, omdat ze er misschien niet zijn, lijken we wel te zijn vergeten.

 

En toch – vreemd, maar eigenlijk dus niet  – verlangen ook veel mensen ernaar om stil te worden en tot zichzelf te komen. De retraites, zelfs in klooster van absolute stilte, zijn niet alleen ìn, maar zijn ook gewoon een noodzakelijke correctie op de woordenkramerij van onze samenleving. Uiteraard kan en moet niet iedereen als monnik, laat staan als kluizenaar gaan leven. Ik denk echter dat wie zijn christen-zijn èn zijn mens-zijn serieus neemt­, die zal vroeg of laat beseffen, dat hij in zichzelf de ruimte moet schep­pen voorbij de woorden, dat hij zal moeten leren “zwijgen”.. Wees stil mijn ziel, tot God uw Heer...

 

Nu kom ik terug op de Psalm. God zwijgt... En waar de bidder op hoopt is niet een spraakwaterval van Gods kant, neen hij roept om een antwoord van God, dat uit dat zwijgen komt. En woorden die in zwijgen zijn ingebed, die uit stilte zijn geboren, zijn nooit banaal en die van God al helemaal niet. Ze zijn uit de diepte afkomstig en voeren er naar toe.

 

Daarom, zo weet de bidder, is er in het zwij­gen van God ook een belofte gelegen, een appèl tot groei, tot volwassenwording. ‘Op uw woord hoop ik,’ bidt de psalmist, laat mij niet beschaamd worden. En alle psalmbidders samen, alle gelovigen van het Oude Verbond, zullen blijven ‘wachten op de Here’ , ookal brengt het onbegrijpelijke zwij­gen van God hen in grote nood.

 

In Psalm 69 komt aan het licht hoe hevig een mens die lijdt zich kan inspannen om te bewerkstelligen dat de zwij­gende God zich naar hem toe zal keren. Spreek toch een woord, slechts een woord..  Iedereen zou eens moeten proberen om de noodkreet, de weeklacht die in dit en soortgelijke gebeden door de eeuwen heen opklinken, tot zijn eigen hart te laten doordringen.

 

  Afgemat ben ik van mijn roepen,

   mijn keel is ontstoken,

   ten einde zijn mijn ogen,

   van het wachten

   op mijn God.   (v. 4).

Hoort u het: Hier heeft iemand lange tijd vergeefs geroepen, hij kan niet meer. En toch geeft hij niet op.  

 

   Antwoord mij, Gij die er zijt,

   naar uw goedertierenheid

   naar de overvloed van uw ontferming:

   wend u tot mij!  

 

   Verberg voor uw dienaar

   uw aanschijn niet,-

   het is mij zo benauwd,

   antwoord mij haastig!   (v. 17-18)

 

Deze spanning tussen God-verlatenheid en godsvertrouwen komt het schrijnendst tot uitdrukking in die andere Psalm (22: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’ (v. 1). Het is de meest beladen vraag die de mens aan God kan stellen.

En met deze bede plaatst Jezus zijn bestaan vollledig onder het zwijgen Gods.

En juist zo “spreekt” Hij zijn diepste woord en troost allen die aan Hem vasthouden in het grote zwijgen.

 

Het zwijgen van God is in eerste instantie een bron van ellende voor iemand die God zoekt, maar kan bij nadere beschouwing misschien ook een een plaats worden waar een kalme ver­standhouding begint te groeien. Dat is het tweede wat in deze Psalm aan het licht komt.

 

Ook met de zwijgende God kan iemand vertrouwd worden, leven. Ja Hem zelfs liefhebben. Zelfs de leegte, de ‘donkere nacht’, zoals de mystici deze ervaring van het niet-ervaren van God noemen, kan ons helpen – soims – om een dieper niveau van geloof en leven te bereiken: ik noemde het zojuist het volwassen niveau: Het kinderlijk stadium is dat van de mirakel-God daarboven, die je er even bij roept als er problemen zijn.. Dat stadium is dan voorgoed voorbij en in de ‘donkere nacht’ wordt de mens dan geconfronteerd met de echte God, diegene die in genen dele onze projectie of droom- of denkbeeld is, over wie wij absoluut niet kunnen beschikken en die toch God is, Here, Hij die er is

 

Misschien leer je pas wat bidden is als je leert zwijgen.... wanneer die God zwijgt. Dat is dan ons ant­woord op het woord dat in het zwijgen van God besloten ligt. Immers:

“Een enkel woord heeft de Vader gesproken: zijn Zoon; en dit woord spreekt Hij nog steeds in eeuwig zwijgen. En de ziel kan het slechts in zwijgen opnemen.”

 

33 Ziet dan, gebogenen, verheugt u,

   zoekers van God,

   laat uw hart herleven!  

 

34 Want de Hij die is

      hoort ..