Heinrich Schütz: Schwanengesang (ps. 119)

 

Psalm 119, deel IV: Dsaîn und Chet, SWV 485 [1671]

Een deel van Schütz’ Schwan-gesang bevattende een volledige toonzetting van Psalm 119 in de vorm van elf twee-korige motetten, een zetting van Psalm 100 Jauchzet den Herren, en het Duits Magnificat. Gecomponeerd in 1670/1, toen Schütz bezig was met het voorbereiden van de laastste fase van zijn levne, d.w.z. zijn dood. Hij regelde z'n nalatenschap (materieel, muzikaal en spiritueel): Jongere collega Christoph Bernhard moest een motet schrijven op Psalm 119, 54: Cantabiles mihi erant justificationis tuae in loco peregrinationis in de stijl van vroeger (prästinische Stil), sprak met de hofpredikant over de uitvaart, bestelde z'n grafzerk, en zette zich aan de compositie van z'n opus ultimum, Psalm 119. Voor de Joden een lofzang op de volmaaktheid van de thora, voor Luther/Schütz: de volkomenheid van het Woord.

Titelpagina en inhoudsopgave zijn gedrukt. 6 van de 8 stemboekjes zijn bewaard (handschrift van Constantin Dedekind, allemaal aan het eind geparafeerd door Schütz). Ook het orgelboekje (basso continuo) is bewaard (British Library, uit de nalatenschap van Stefan Zweig). Een uitgave was gepland, maar is blijkbaar nooit tot stand gekomen. Schütz heeft - blijkens de getuigenis van Dedekind twee jaar later - zelf aan dit werk gerefereerd als zijn Schwan-gesang. Ook de hofprediker grijpt naar het beeld van de zwaan in zijn uitvaartsrede (letterlijk: de afscheidsrede bij het einde van de mis, voorafgaand aan de bijzetting). De legende van de 'zingende zwaan' die zijn dood voorvoeld is een Griekse mythe, die ook door Plato/Socrates wordt verteld in de Phaedo (de dialoog aan de vooravond van de executie van Socrates. Onderwerp: de onsterfelijkheid van de ziel. Plato/Socrates maakt van de zwanenzang een opgewekt lied, vanwege de voorkennis... Apollo zal de zijnen na de dood met goede gaven overladen!).

In het stemboekje van bas (blijkbaar het laatste door Schütz gecontroleerde) schrijft de componist niet enkel een paraaf (achter de laatste noot), maar ook voegt hij eigenhandig: F I N I S toe. Van een 'voltooid leven' gesproken...

Bassus Chori II

De titel op de gedrukte pagina is waarschijnlijk ook van Dedekind:

Königs und Propheten Davids Hundert und Neunzehender Psalm
in Eilf Stükken
Nebenst dem Anhange des 100. Psalms: Jauchzet dem Herrn!
und
Eines deutschen Magnificats: Meine Seele erhöbt den Herrn.

 

 

Dsain

Gedenke deinem Knechte an dein Wort,
auf welches du mich lässest hoffen:
Das ist mein Trost in meinem Elende;
denn dein Wort erquicket mich.
Die Stolzen haben ihren Spott an mir;
dennoch weiche ich nicht von deinem Gesetze.
Herr, wenn ich gedenke, wie du von der Welt her gerichtet hast,
so werde ich getröstet.
Ich bin entbrannt über die Gottlosen,
die dein Gesetz verlassen.

Deine Rechte sind mein Lied
in meinem Hause.

Herr, ich gedenke des Nachts an deinen Namen
und halte dein Gesetz.
Das ist mein Schatz, daß ich deinen Befehl halte.

(G)

Gedenk het woord tot uw dienaar,
waarmee ge bij mij verwachting hebt gewekt.

G
etroost heeft dat mij in mijn ellende,
ja, uw toezegging heeft mij doen herleven.

G
esard door ziedende lieden, bovenmate,
ben ik niet afgeweken van uw Wet.

G
edacht heb ik hoe Gij de wereld hebt toegericht,
en zo werd ik getroost!

G
loed greep mij om boosdoeners aan,
die loslieten uw Wet!

G
ebleven is mij de muziek van uw inzettingen,
waar ik ook huisde.

G
edacht heb ik ’s nachts uw naam,  o Ene,
uw onderricht bleef ik bewaken!

G
elukkig ben ik, en rijk, omdat ik uw aanwijzingen volg.

 Cheth

Ich habe gesagt: „Herr, das soll mein Erbe sein,
daß ich deine Wege halte.“
Ich flehe vor deinem Angesicht ganzem Herzen;
sei mir gnädig nach deinem Wort!
Ich betrachte meine Wege
und kehre meine Füsse zu deinen Zeugnissen.
Ich eile und säume mich nicht,
zu halten deine Gebote.
Der Gottlosen Rotte beraubet mich
aber ich vergesse deines Gesetzes nicht.
Zur Mitternacht stehe ich auf, dir zu danken
für die Rechte deiner Gerechtigkeit.
Ich halte mich zu denen; die dich fürchten
und deine Befehle halten.
Herr, die Erde ist voll deiner Güte;

lehre mich deine Rechte!

(H)

Het is mijn deel, Ene, heb ik gezegd,
uw woorden te bewaken.

H
eel mijn hart zocht naar de mildheid van uw aanschijn,
wees mij genadig, zoals gij hebt gezegd!

H
et spoor van mijn wegen heb ik overdacht,
ik keer mijn voeten naar uw getuigenissen.

H
aast heb ik gemaakt en niet gedraald,
om uw geboden te bewaken.

H
oewel mij strikken van bozen omgaven,
uw onderricht was ik niet vergeten.

H
alvernacht sta ik op om u te danken
voor de rechtsregels van uw gerechtigheid.

H
et gezelschap zoek ik van al wie u vrezen,
van wie uw verordeningen bewaken.

H
eel de aarde, Ene, is vol vervuld van uw vriendschap,
uw inzettingen: wil mij die leren!

vrij naar de Naardense Bijbel
- aangepast aan Luthers vertaling

              

Ehre sei dem Vater und dem Sohn, und auch dem Heiligen Geiste,
wie es war im Anfang, jetzt und immerdar
und von Ewigkeit zu Ewigkeit,
Amen.