Winkelen in stijl in de Belle Epoque (1)

Grands Magasins
Leonhard Tietz, Antwerpen

Benoit Vanhees


Electriciteitswinkel Moyson zonder Electrica en de Grand
Magasins Leonhard Tietz. De Stadsfeestzaal is nog niet geboren... 

Inleiding

De Industriële Revolutie kwam in de 19de eeuw goed op dreef met het verschijnen van stoommachines. Een hele reeks snel op elkaar volgende nieuwe uitvindingen en steeds grotere hoeveelheden beschikbaar kapitaal hadden een waar sneeuwbaleffect voor gevolg. Deze radicale veranderingen brachten ter zelfde tijd ook een nieuwe elite voort, die de oude adel steeds meer en meer verdrong: de bourgeoisie.

Deze rijke burgerij zag haar koopkracht op soms duizeling-wekkende manier toenemen. Handige handelaars zochten al snel naar mogelijkheden om deze nieuwe elite exclusieve koopwaar in een exclusieve omgeving aan te bieden. In Parijs opende in de 1855 het allereerste indrukwekkend grootwarenhuis, de Bon Marché van A. Boucicaut. Dat "bon marché" was nogal relatief te noemen: de riant versierde verkoopstempel richtte zich niet op de grote massa aan blauwkielen, maar vooral op de nieuwe aanstormende klasse, de begoede burgerij. Pionier Boucicaut kreeg al snel navolging, met ondermeer een eerste verkooppunt van Belle Jardinière in 1856 en van Printemps in 1864.


Reclame uit 1890

Pionier Aristide Boucicaut (1810-1877) veroorzaakte een ware revolutie in de sector van de distributie, door met een bonte reeks van geniale vernieuwende ideeën en invallen te experimenteren. Hij drukte het concept van vaste, geafficheerde prijzen (die het onderhandelen overbodig maakten) in de sector door, behaalde ondanks kleine winstmarges per artikel toch grote winsten, door deze in grote hoeveelheden aan de man en vrouw te brengen, waarmee hij tegelijkertijd ook de concurrentie steevast versloeg. In de Bon Marché vond men ook een bijzonder heterocliete verzameling van koopwaar onder één dak samengebracht, zowel klassiekers als prikkelende nieuwigheden. Mensen mochten de enorme winkel betreden zonder koopverplichting, de allereerste ballonacties voor kinderen dateren ook al uit die tijd, net als thuislevering en het inschakelen van topartiesten om mooie reclameaffiches te ontwerpen... Op enkele jaren tijd onderging de sector radicale veranderingen, en het waren kleine handelaars die hun koopwaar duurder verkochten, die het gelag betaalden.

De periode tussen de 1880´s en het begin van de Eerste Wereldoorlog vormen de hoogdagen van bijzonder spectaculaire, riant versierde grootwarenhuizen, die elkaar bitsig beconcurreerden op het vlak van pracht en praal. Superlatieven waren snel verouderd in deze sector, en nieuwe initiatieven werden aan de lopende band bedacht, om de zo al verwende bourgeoisie te blijven verbazen en verbluffen.

Boucicaut´s commercieel succes bezorgde hem niet alleen in het binnenland fanatieke volgelingen. Ook in het buitenland ontdekten een aantal handelaars zijn verkoopsmethodes, en begonnen deze nu ook zelf toe te passen, maar ook te verfijnen, aan te vullen, te herzien waar nodig.

In Duitsland bijvoorbeeld was de Joodse handelaarsfamilie Tietz bijzonder onder de indruk van de Parijse commerciële revolutie. Ze besloten dezelfde concepten in Duitsland uit te proberen. Hun saga in de distributiesector begon bescheiden, maar leidde nog binnen dezelfde generatie tot een netwerk van tientallen grootwarenhuizen verspreid over heel Duitsland, waarvan 10 in Berlijn alleen al. De telg uit deze bedrijvige familie die ons hier interesseert is Leonhard.


 De vestiging van Hermann Tietz
op de Alexanderplatz in Berlijn

Na aanvankelijk in Duitsland verkooppunten te hebben geopend, richtte zijn blik zich op ons land, in die tijd een zeer welvarend land. In dit artikel willen we het hebben over zijn monumentaal grootwarenhuis op de Antwerpse Meir, die van 1901 dateert.

 

Een stad in volle expansie

Omstreeks 1900 was Antwerpen een stad in volle expansie. Op verschillende plaatsen in de stad werden grootse bouwwerken aangevat, die de volgende decennia hun stempel zouden drukken op het uitzicht en het aanzien van de Scheldestad. Deze onderging een heuse metamorfose.

Vooral de as De Keyserlei-Leysstraat-Meir en de aanpalende straten onderging een verregaande gedaanteverwisseling. Er kwam een splinternieuwe "Middenstatie" of Centraal Station, en het statige “Lyrisch Theater” verrees op de plaats waar eens de frivole torentjes van de "Overdekte Markt van de Kunstlei" stonden.

In de directe omgeving van grote bouwwerven rezen in dezelfde periode ook winkels, horecazaken en variétézalen als paddestoelen uit de grond. Nicolas Weber -nog een Duitser- bouwde zijn statig Grand Hotel Weber op de plek waar ooit een houten danszaal had gestaan, en het Lyrisch Theater kreeg verder nog gezelschap van het elegante Hotel Wagner aan zijn linkerflank.

 

Ondernemersbloed

Maar keren we even terug naar Duitsland, en naar de familie Tietz. In 1882 opende een zekere Oscar Tietz met geld van zijn oom Hermann een bescheiden maar ambitieus textielwinkeltje. Deze was gevestigd in Gera, en verkocht ondermeer garen, knopen, linnen en wolgoed. 

Net als de baanbrekers in Parijs opteerde Oscar Tietz al snel voor de piste van kleine winstmarges per verkocht artikel, om zo een zo groot mogelijk aantal te kunnen verkopen. Op die manier wordt het de concurrentie krap lastig gemaakt, en kan men toch een interessante totale winst realiseren. Het concept bleek ook in Duitsland een schot in de roos, en de eerste Tietz-winkel draaide al snel op volle toeren.

Amper enkele jaren later kon Oscar Tietz zich al wagen aan de geleidelijke uitbouw van een netwerk van winkels in vooral kleine en middelgrote steden als Weimar (1886), Bamberg (1889), Rostock en Erfurd. Deze nieuwe winkels waren al ruimer en opulenter dan zijn eerste zaak.

De sprong naar de echt grote steden liet niet lang op zich wachten. Reeds in 1889 openden Oscar en Hermann Tietz een winkel in München. Hamburg volgde in 1896, Berlijn in 1900. Deze verkooppunten hadden niets meer van doen met het bescheiden winkeltje waarmee Oscar gestart was. De nieuwe winkels waren heuse grootwarenhuizen, die steeds maar indrukwekkendere proporties aannamen. Naar voorbeeld van wat in Parijs al enkele decennia aan de gang was, waren het riante verkoopstempels, met een rijke decoratie en imponerende afmetingen.

Uiteindelijk zouden Oscar en Hermann Tietz maar liefst 10 grootwarenhuizen alleen al in de zeer uitgestrekte Duitse hoofdstad openen. (1)

  

Op eigen vleugels

Oscar´s broer Leonhard van zijn kant opende in 1879 op eigen vleugels een bescheiden band- en garenwinkeltje in Stralsund. Dit allereerste verkoopspunt was amper 25 m². Ook hier werden van meet af aan de Boucicaut-principes toegepast, en koopwaar aan een kleine winstmarge verkocht.

Geen wonder dan ook, dat ook Leonhard Tietz zich mocht verheugen in een commerciële voltreffer. Ook hij kon niet lang nadien dan ook aan een spectaculaire expansie beginnen. Amper drie jaar na zijn commercieel debuut volgde een grotere winkel in Elberfeld (1882), dat een dubbelstad vormt met Barmen. (Vanaf de 1930’s heette deze dubbelstad Wuppertal). In 1891 plantte Leonhard de Tietz-vlag in de Hohestrasse in Keulen, waar ook het nieuwe hoofdkwartier van zijn snel groeiend handelsimperium gevestigd werd. Er zouden er nog een aantal andere volgen, waaronder één in Düsseldorf en één in Aken.


Leonhard Tietz-vestiging in Aken

Terwijl Hermann en Oscar het Zuiden en het Oosten van Duitsland voor hun rekening namen, concentreerde Leonhard zich dus vooral op West Duitsland. Maar al snel lonkte het buitenland. Voor Leonhard was een expansie naar België een logische volgende stap. (2)

De ideeën van Boucicaut werden dus ook in Duitsland met succes geïntroduceerd. Ook de grootwarenhuizen van de Tietz-familieleden verkochten een zeer uitgebreid gamma aan producten, gaande van sierlijke vogelkooien tot pompeuze kinderkoetsen. "Tausendfach alles unter einem Dach" zo was één van de strijdkreten van de Tietz-clan. Op een oude hoofdprijzenlijst / verkoopscatalogus van de vestiging uit Keulen uit 1897 werd een ander motto van Leonhard Tietz in een kadertje aangebracht: “Durch reelle billige Preise, schnelle grosser Umsatz”. Pure Boucicaut-verkoopsfilosofie dus.

Van de klanten werd verwacht dat ze hun aankopen contant betaalden. Daar stond tegenover dat de Tietz-winkels kwaliteit hoog in het vaandel schreven. Voor het weinig waarschijnlijke geval dat er al iets aan de koopwaar mocht mankeren, werd een ondubbelzinnig omruilgarantie voorgesteld. Op latere reclamezegeltjes vatte Leonhard Tietz het belang van kwaliteit aan lage prijzen als volgt samen: “Weisse Ware äusserst preisswert”.

Door hun snelle uitbreiding kon de Tietz-familie ook een machtig aankoopkartel vormen, en zo in een stevige positie onderhandelingen voeren met producenten. Industriëlen die hun goederen op steeds grotere schaal produceerden, haalden ook profijt uit zo’n belangrijke afnemers. Uiteraard was er een keerzijde aan dit succes: kleinere winkeltjes èn producenten deelden steeds meer in de klappen, terwijl systematische schaalvergroting de zo al machtigen steeds sterker maakte. Aldi en Colruyt zijn dus zeker niets nieuws onder de zon...

Commerciële paleizen

De periode van de 1880´s tot zowat de eerste wereldoorlog vormde de hoogdagen van rijk gedecoreerde en uiterst indrukwekkende grootwarenhuizen. Ze werden beschreven als kathedralen van de verkoop, en hadden de allures van paleizen en rijke tempels.

De inspiratie voor de architectuur van hun impossante grootwarenhuizen had de familie Tietz naar eigen zeggen in Milaan opgedaan. Tijdens een reis naar deze Italiaanse stad hadden ze de adembenemende Galerij Victor Emmanuel II gezien, die gebouwd werd tussen 1865 en 1877. (3)

Grote glazen koepels die voor een fontein van daglicht zorgden, en een architectuur die zelfs koningen en prinsen op hun gemak zouden stellen, dat moest en zou ook hun invalshoek worden. Bovendien moesten ook de nieuwste technische snufjes die de eeuwwende in steeds sneller tempo aanbood in de handelspaleizen worden geïntegreerd: electrisch licht, liften... De Tietz-familieleden lanceerden wedstrijden voor architecten, die zowat carte blanche kregen voor hun voorstel. Ze zouden de grootste archicten van hun tijdperk aantrekken, zoals Jugendstill-kopstuk Joseph Olbrich en Wilhelm Kreis.

 

Tietz-paleis op de Meir


Twee reclamekaarten van Leonhard Tietz uit 1899, ten
tijde van de eerste vestiging op de Melkmarkt

De eerste winkel die Leonhard Tietz in België opende, was aan de Melkmarkt (nr. 10-12) in Antwerpen gevestigd. Dat was in 1897. De formule die zo succesvol in Duitsland was gebleken, sloeg ook in ons land duidelijk aan. Een grotere winkel drong zich dan ook na amper drie jaar op. (4)

Met de radicale transformaties op de De Keyserlei en de Meir werd deze as –samen met de Groenplaats- de toplocatie bij uitstek. Leonhard Tietz begreep maar al te goed wat voor een interessante belegging het zou zijn om aldaar een verkooppunt te kunnen openen. Toen een groot stuk bouwgrond aan de Meir te koop werd aangeboden, liet hij deze kans niet onbenut voorbijgaan. Het ging om het perceel dat huisnummer 82 toegewezen werd. Vervolgens diende een competente architect te worden gevonden, die feilloos de wensen en verwachtingen van de bourgeoisie aanvoelde. Leonhard Tietz koos er ook voor om een Belgische architect voor zijn eerste Belgische vestiging aan te trekken.

   

Zijn keuze viel op Joseph Hertogs (1861-1930). Deze had in het voorbije decennium een aantal indrukwekkende herenhuizen ontworpen voor de Antwerpse liberale burgerij. Zo is het Hotel Thijs -het latere Museum Smidt Van Gelder- uit 1860 van zijn hand. Hertogs vertrok daarbij van twee bestaande huizen, die hij tot een sierlijk geheel samenvoegde.

Hertogs ontwierp daarnaast ondermeer bankgebouwen, een evangelische kerk en een synagoge. Wat zeker in zijn voordeel speelde was dat hij voor de elite van de grote Duitse gemeenschap in Antwerpen adembenemende herenhuizen had ontworpen. De meeste daarvan bevonden zich rond het huidige Albertpark. (zie elders op Retroscoop: Huize Herbosch) (Omstreeks 1910 zou nong een andere, interessante opdracht in Antwerpen voor Hertogs volgen: toen ontwierp de bedrijvige architect het pakhuis "La Cloche" voor de Magasins et Entrepôts Réunies. Het statige gebouw bevindt zich op de hoek van de Oude Leeuwenrui en het Hessenplein.)

De zeer begaafde man was gespecialiseerd in zogenaamde neo-stijlen, zoals neo-romantiek of neo-barok. Deze neo-stijlen waren in die periode erg populair bij de bourgeoisie, die graag pronkte met hun zakelijk succes. Ook dat is natuurlijk niets nieuw, zij het dat die oude pronkzucht voor ware architecturale pareltjes zou zorgen. Of dat vandaag de dag nog het geval is, is andere peperkoek.

Grote projecten schrokken Hertogs zeker niet af. In feite had hij al de nodige troeven in handen, en was hij voor wat Antwerpen betreft het soort ontwerper die Leonhard Tietz in het achterhoofd had. (5)

In 1900 was het ontwerp van Hertogs klaar, waarop hij vervolgens een bouwaanvraag indiende. De goedkeuring van het stadsbestuur voor het prestigieuze bouwwerk vormde geen enkel probleem, en in hetzelfde jaar werden de werken aangevat. Ze duurden uiteindelijk tot 1901. De feestelijke opening van "Les Grands Magasins Tietz" op de Meir vond plaats op 28 april van dat jaar. De kleinere winkel op de Melkmarkt bleef ten minste tot in 1907 behouden als een bijhuis. Onder en gedeeltelijk op het dak van dat bijhuis bevond zich in die tijd een telefooncentrale, die dat jaar vuur vatte. Het vuur en de bluswerken veroorzaakten flink wat schade. Mogelijk werd het als gevolg daarvan gesloten, al werd hiervoor geen onweerlegbaar bewijs voor gevonden.


De winkel van Kileman (boven) en Vaxelaire-Claes (onder)

De Tietz-familie was niet de eerste, die een getraind commercieel oog op Antwerpen had laten vallen. Reeds in 1872 opende de Fransman Adolphe Kileman er de Grand Bazaar du Bon Marché, en in 1885 opende hij een prestigieuse vestiging op de Groenplaats. Het jaar daarop kreeg Kileman meteen al een geduchte concurrent op dit plein. Toen opende een andere Fransman, François Vaxelaire er zijn “Vaxelaire-Claes / A la Place Verte”. (in 1912 zou een veel grotere vestiging op de hoek met de Nationalestraat volgen). Oorspronkelijk concentreerde de Vaxelaire vestiging zich op damesschoenen en –kleding, maar het aangeboden assortiment koopwaar breidde snel en systematisch uit.

Tietz was echter de eerste van die grote winkels, die het potentieel van de Meir inzag. Zijn nieuwe warenhuis was een opvallende verschijning, met een grote central glaskoepel, bekroond door een ingewikkeld ornament op de top, en twee kleinere glazen koepels links en rechts.

Ook de veelvuldig voorkomende cherubijntjes of kinderen vallen op. Zo zijn rond de kleinere koepels hoekornamenten te zien, waarbij zo’n dansende kinderfiguurtjes een wereldbol dragen. (foto´s laten een naam van de beeldhouwer op de sokkel zien, vermoedelijk J.A. Thone of Thöne ?)

  

 

Ook op de gevel zijn een aantal gebeeldhouwde kinderfiguurtjes te zien. Net zoals bij alle andere Tietz-winkels werden ook in Antwerpen grote uitstalramen en vitrines in de gevel verwerkt, zodat men al van de buitenkant het rijke aanbod van de winkel kon bewonderen. Een ander opvallend decoratief element is een bronzen vrouwenfiguur die een toorts vasthoudt. Deze Lichtdraagster is een beeld van Jules Weyns, wiens ontwerpen op nog een aantal andere sjieke gebouwen op de Meir te zien zijn.

Ondertussen nam ook de belangrijkheid van de Meir steeds toe. Zo kreeg het Tietz-paleis in 1908 een indrukwekkende buur, in de vorm van de Antwerpse Stadsfeestzaal. De licht gebogen Meir laat die prachtige gevels nog eens extra tot hun recht komen.

Bij een koninklijk bezoek in 1912 aan Antwerpen werd de winkel van Tietz op heel aantrekkelijke wijze over heel de gevellengte met een sfeervolle nachtelijke verlichting uitgerust. In het stedelijk stadsarchief (Felixarchief) worden fraaie foto´s van dit feestelijk evenement bewaard.


Het interieur en het productengamma

Van het interieur van de winkel in de periode voor WO I bestaan een hele reeks postkaarten. Hoewel de afbeeldingen niet altijd van voldoende kwaliteit zijn om veel details te kunnen onderscheiden, geven ze niettemin een goed idee van het adembenemende en weelderig versierde interieur. Dank zij deze postkaarten weten we ook welke afdelingen er zeker in de winkel waren. We tonen eerst een aantal postkaarten van het interieur, en komen dan terug op de afdelingen van de winkel op de Meir:

   
Links: Hoofdingang: let op de brug die de twee zijden met elkaar verbindt
Rechts: kleine trappenhal

   


Een grote lichtkoepel, en een gedeeltelijk zicht
op de speelgoedafdeling (2° verdiep)

  
Links: (Geslepen) glas en kristal rechts: luxeartikelen


In tegenstelling tot de grote inkomhal lijken de rayons minder luxueus ingericht: de plafonds zijn sober, de vloer lijkt uit planken te bestaan


Zonderling... Een bar zonder barman ! Ook in de nabijheid van het Centraal Station doken rond de eeuwwisseling winkels en een bar met automaten op... Toen dacht men dus reeds aan besnoeien op personeel ! En toch: wat is nu een bar nu zonder een goede barman boordevol grappige anekdotes of gratis meegedeelde mensenkennis ? (Vraag maar aan Jurre de Cock met c-o-c-k)

De Antwerpse Tietz telde dus ondermeer volgende afdelingen:

Er  waren nog een aantal andere afdelingen. Zo werd ook textiel en accessoires aan de man gebracht. Een catalogus uit 1896 van de winkel uit Keulen heeft het ondermeer ook over


Deze reclame uit de Nieuwe Gazet deelt o.a. mee dat Tietz
7 bijhuizen in België en 19 in Duitsland had


De prijs van een doos van 50 "cigaren" lag hoger dan die van een
tafeltapijt uit geborduurd wollen weefsel, een wieg, een keukenstoel
of een plooiende fauteuil. Lang voor dat Jo Colruyt of de Lidl met
termen als "spaarzaam" schermde, deed Tietz hen dit al voor...


Hier heet het zowaar "fabriekprijzen" waarmee
Leonard Tietz "zijner klanten" wou plezieren

Ook in Antwerpen werden deze artikelen te koop aangeboden. Zo waren er o.a. toonbanken voor o.a. witgoed, zakdoeken, voorschotten, katoenen en veloutines, tafellinnen enz.

De eerder afgebeelde verkoopscatalogus dateert van 5 jaar voor de opening van de Grand Magasins Leonhard Tietz op de Meir. Toch is het zeer goed mogelijk dat een aantal hierin getoonde voorwerpen in de beginjaren van de winkel ook in Antwerpen te koop werden aangeboden. We tonen louter als voorbeeld 2 pagina´s van dit document:

  

Tietz begon ook "all inclusive" paketten aan te bieden, zoals een kant en klaar keukenpakket, dat naast keukenmeubels en een kookfornuis ook nog eens meer dan 300 stukken keuken- en huishoudgerief bevatte. Het ging daarbij om bijvoorbeeld assortimenten pannen en kookpotten in afnemende grootte.

In Parijs had hij een inkoopbureau opgericht, dat met argusogen de nieuwste trends op het vlak van kledij en ondermeer hoeden volgde. De "canotier" was in Frankrijk eigenlijk niet echt meer een nieuwigheid. Het strooien hoedje met een breed lint was al in de 1880´s een rage bij kanovaarders en bootliefhebbers, ook te zien op een schilderij van Renoir. Ook zanger Maurice Chevalier zat er wellicht voor iets tussen, dat het lichte hoofddeksel erg populair bleef, zoals . In de VS raakte het bijzonder populair in New Orleans en bij Dixieland-groepen. Leonhard Tietz maakte dan weer het hoedje bijzonder populair bij Antwerpenaren, in die mate dat er steevast over een "Tits" gesproken werd om het hoofddeksel mee aan te duiden. (6)


Maurice Chevalier met zijn
beroemde tits of canotier

De postkaartenreeks van het interieur tonen ook de typische zwarte lange en nauwsluitende jurken van de verkoopsters. Hoeveel er precies werkzaam waren, hebben we vooralsnog niet kunnen achterhalen. Net als Aristide Boucicaut´s weduwe deed, zorgde ook Tietz voor een aantal in die tijd vooruitlopende sociale voordelen voor het personeel, zoals ondermeer een ziekteverzekering. (7)

Expansie

De zaak van Tietz aan de Meir floreerde al snel, en de omzet steeg met rasse schreden. Enkele jaren na de plechtige opening bleek het grootwarenhuis eigenlijk al iets te klein. Uitbreiden naar rechts kon moeilijk, omdat de Stad Antwerpen daar de nieuwe Stadsfeestzaal (1908) had laten optrekken. Maar in 1910 kwam het hoekhuis links van "den Tits" vrij te staan. Het betrof het huis op de Meir n° 84.

   

Tot dan toe was hierin de "Moyson" gevestigd geweest, een winkel waar lusters, bureau- en staanlampen alsook andere electriciteitsartikelen werden verkocht. Tietz besloot het huis in neo-Vlaamse Renaissancestijl te huren. Tot op de dag van vandaag zijn er nog aanwijzingen die op het verleden van dit hoekhuis als electriciteitswinkel duiden. Op het nok van de uiterst frivole gevel poseert een trotse "Electrica” gewillig haar wulpse vormen voor bewonderaars en fotografen. Het vergulde beeld werd ontworpen door Emile Jespers (1862-1918). De naakte en gevleugelde vrouwenfiguur trotseert ondertussen meer dan een eeuw de grijze Belgische lucht, de toenemende vervuiling, duiven en meeuwen... Haar ongewone hobby bestaat uit het vakkundig bedwingen van twee bliksemschichten. (8)


Electrica doet de vonk overslaan...

Op dezelfde hoekgevel kan men nog andere aanwijzingen aantreffen, die aan het "electrisch verleden" van dit gebouw herinneren. Neem bijvoorbeeld de twee standbeelden getiteld "de studie" en "de ontdekking", ontworpen door Edward Deckers.

  

De aanwezigheid van wat zonderlinge, fantasierijke vissenfiguren daarentegen lijkt louter decoratief bedoeld te zijn geweest:

Leonhard Tietz begon daarnaast ook naar andere locaties buiten Antwerpen in ons land uit te kijken. In de Brusselse Nieuwstraat liet hij een zo mogelijk nog imposanter nieuwe consumentenpaleis optrekken, eveneens volop versierd met frivole ornamenten en glazen koepels. Hij bouwde dit vlak naast de Innovation uit 1903.




Leonard Tietz vestiging in de Brusselse Nieuwstraat
Wie de foto´s van de catastrofale brand in de Inno uit 1967
kent, zal het gebouw ongetwijfeld herkennen


De klanten van de openingsdagen van Tietz Brussel kregen
een soort speldje, die ze als een ere-badge "moesten" dragen

Yves Seghers noteert in zijn “Economische groei en levensstandaard “ dat er eveneens een Tietz-winkel in Mechelen, één in St Niklaas en één in Luik werden opgericht. In een historiek van de GIB-groep wordt eveneens gesproken over een vestiging in Brugge. (9)

 

Onder sekwester en verkoop


Een reclame uit 1914

Het uitbreken van Wereldoorlog I zou miljoenen levens over hoop gooien en beëindigen. Na de capitulatie van de Duitse Keizer werd de rekening aan de invaller gepresenteerd. Wie foto´s ziet van de verwoestingen in steden als Ieper, Leuven of Dendermonde zal begrijpen waarom. Dan hebben we het nog niet eens over de talloze monumenten verspreid over het grondgebied van België, die keurig de namen opsommen van al de slachtoffers van bombardementen en terechtstellingen. Daarnaast waren er nog eens duizenden mensen die als gevolg van al de ontberingen tijdens de oorlogsjaren voortijdig overleden waren.

In Antwerpen woonde een zeer uitgebreide Duitse gemeenschap. (er worden schattingen van ongeveer 8000 naar voren geschoven, waaronder zowel tot Belg genaturaliseerde Duitsers als immigranten.) Zoals kan gelezen worden in het artikel over het fraaie Grand Hotel Weber werd na 1918 van elk van hen een dossier aangelegd, waarin nagegaan werd hoe ze zich tijdens de oorlog hadden gedragen. In het gecompliceerde geval van Nicolas Weber leidde dat tot het terugtrekken van zijn permanente verblijfsvergunning.

Ook voor de vestiging van Leonhard Tietz waren er belangrijke wijzigingen op til. Leonhard Tietz zelf zou het allemaal niet meer meemaken. Hij overleed in 1914, en werd toen opgevolgd door zijn oudste zoon Alfred Leonhard. Deze was zeer goed voorbereid op deze taak. Hij studeerde aan de universiteit van Keulen, en kreeg ondermeer les van Eugen Schmalenbach, één van de belangrijkste pioniers op het vlak van de opkomende moderne management- eb boekhoudingstechnieken. Alfred Tietz vervolmaakte zijn opleiding in verschillende belangrijke Amerikaanse grootwarenhuizen. (10)

Voor zover we hebben kunnen natrekken bleven de Belgische Tietz-winkels tijdens de Eerste Wereldoorlog gewoon open. Het is echter hoogst waarschijnlijk dat het aanbod geleden heeft onder aanvoerproblemen en allerhande restricties ten voordele van de militairen. Omdat de Duitse invasielegers zo´n spoor van vernieling hadden getrokken in ons land, werden alle goederen van Duitsers in België onder sekwester geplaats. Dit gold ook voor de verschillende winkels van Leonhard Tietz. De Belgische staat verkocht ze in 1920 aan de familie Bernheim, de stichters van de Innovation.

De families Bernheim en Meyer –afkomstig uit de Franse Elzasstreek waren in 1897 met hun eerste winkel begonnen in de Brusselse Nieuwstraat. Later volgden vestigingen in Luik, Gent en Verviers. Het was echter wachten tot na WO I, eer de opkomende groep ook een vestiging in de Scheldestad kon openen, door de winkels van Tietz over te kopen. In 1919 werd de naam van deze keten in “Les Grands Magasins A l’Innovation herdoopt. Tot op de dag van vandaag is de Innovation in het voormalige Antwerpse consumentenpaleis van Leonhard Tietz gehuisvest. (11)

   

Ook de Tietz-winkel in de Brusselse Nieuwstraat werd aangeslagen en doorverkocht aan de Bernheims. In 1920 voegden deze hun kleinere winkel samen met het door hun aangekochte Tietz-gebouw. Zo ontstond één groot aaneengesloten commercieel geheel. Het was deze sterk uitgebreide Innovation, die in 1967 op zo´n tragische wijze de wereldpers haalde. Honderden mensen kwamen toen om in een verschrikkelijke brand, waarvan de beelden een hele generatie Belgen zeker zal zijn bijgebleven.

 

Sporen uit het verleden

  

Het door Jozef Hertogs ontworpen winkelgebouw en de elektriciteitswinkel Moyson werden in 1983 wettelijk beschermd. In 2009 besloot Minister Geert Bourgeois niet alleen geld uit te trekken voor de restauratie van het Militair Hospitaal van Antwerpen (zie elders op Retroscoop), maar ook voor het fraaie gebouw van Tietz/Innovation aan de Meir. Dat geld moet dienen om de onaantrekkelijke betonnen luifel uit de 1950’s en andere storende moderne elementen te verwijderen. Vooralsnog zijn deze werken nog niet aangevat. De eigenaars van het pand hebben 5 jaar de tijd om die werken uit te voeren. We kijken dan ook met spanning uit naar het eindresultaat !  (12)

Behalve op de Meir zijn er -voor zover bekend- nog op twee plaatsen in Antwerpen sporen die aan het Tietz-tijdperk herinneren. Eén daarvan is een muurreclame op de zijgevel van een uitspringend huis in de St Bavostraat 55 in Wilrijk. Voor WO 1 heette deze nog Bergstraat, en gold het als een belangrijke invalsweg naar Antwerpen. In 2010 werd deze reclame vakkundig gerestaureerd door Christine De Wilde. Het goed onderhouden huisje waarop deze muurreclame te zien is, huisvest de Kulturele Werking St Bavo vzw, alsook het Kaadeebee Kafee, dat enkel zondag tussen 9 en 14 u serveert.



Wat natuurlijk meteen opvalt, is dat deze muurreclame in het Frans is opgesteld. Verwonderlijk is dat niet, omdat de Tietz-winkels zich niet meteen tot Jan met de Pet richtten (eerder tot Jean et son "Tits")

Er bestaat nog een tweede spoor uit het afgesloten Tietz-hoofdstuk, dat men in de Otto Veniusstraat kan aantreffen. Deze straat is een zijstraat van de Meir, waarvan één hoek door de vroegere elektriciteitswinkel Moyson wordt ingenomen. Wie dit straatje inwandelt, zal op een gegeven moment een klein rood bakstenen gebouwtje aan zijn rechterkant zien, waarop vervaagde teksten nog aan het Tietz-tijdperk herinneren.

  

Zoals de foto laat zien, heeft dit gebouw anno 2011 twee toegangsdeuren. De kleur van de baksteen boven de bruine deur laat zien dat er lang geleden verbouwingen hebben plaats gevonden. Waar zich nu de bruine deur bevindt, moet vroeger een ingang zijn geweest van de "Passage Tietz". (het woord Passage is verweerd maar toch nog goed te ontcijferen). In deze passage bevond zich ondermeer een coiffurezaak, die afhing van de Tietz-vestiging. 

De grote poort met het rolluik was volgens het nog leesbare opschrift de "entrée des marchandises". Dezelfde groepering die de muurreclame in Wilrijk heeft laten restaureren, ijvert nu ook voor de restauratie van deze opschriften.

)

Epiloog

Vanaf 1918 zat de opmars van Tietz in Belgë er dus helemaal op. Het familiebedrijf concentreerde zich vanaf dan volledig op Duitsland, tot de NSDAP aan de macht kwam. De winkels werden in 1933 voor een som flink onder de werkelijke waarde gedwongen afgestaan. De meeste aandelen kwamen in handen van drie banken: de Deutsche Bank, de Commerzbank en de Dresdner Bank. Omstreeks die tijd telde de winkelketen om en bij de 15 000 werknemers, verspreid over een 40-tal winkels in Duitsland.

  

De Tietz-familie ontsnapte aan een waarschijnlijke dood dank zij hun geloofsgenoot Abraham Frowein, voorzitter van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC). Hij werd door de Tietz-familie aangeworven om over hun bezittingen te waken. Daartoe behield deze ook een zeker percentage van de aandelen, wat hem een "droit de regard" of kijkrecht gaf. Frowein slaagde erin de familie Tietz tijdig te laten emigreren, en zorgde ervoor dat ze in het buitenland op een stevige financiële basis konden terugvallen.

De Dresdner Bank stelde Georg Karg als topmanager van de onteigende winkels aan, hetgeen hij tot zijn dood in 1972 zou blijven. Dat Karg na de oorlog geen ontslag diende te nemen laat vermoeden dat hij voldoende afstand had weten te bewaren van de NSDAP tijdens de donkere oorlogsjaren. Karg veranderde ondermeer nauwelijks iets aan de besluitvormingsstructuur en organogram, zoals deze onder Tietz hadden bestaan. 

 40 van de 45 onteigende winkels van de Tietz-familie werden tijdens de oorlog totaal verwoest. Uiteraard raakte de familie ook al haar bezittingen in het na-oorlogse Oost-Duitsland kwijt. Na Wereldoorlog 2 kreeg de familie Tietz 5 miljoen DM ter compensatie voor het geleden verlies. Het is ons onduidelijk of deze som een (meer dan) faire rechtzetting was, of maar een deel van het geleden financieel verlies compenseerde. Het was ook weer Frowein die de onderhandelingen voerde om deze schadevergoeding te bekomen.

Het zou ons veel te ver leiden om de na-oorlogse evolutie van de distributiesector in België hier in detail te behandelen. Na het verdwijnen van belemmerende wetgeving gaat het ondermeer over het verschijnen van super- en hypermarkten alsook zelfbediening in de 1950´s, en de eerste shopping centra van het land op het einde van de 1960´s. Het bevoorraden van steeds grotere winkels maakten op den duur een verplaatsing naar de buitenkant van stadskernen interessant, en het toenemend aantal auto´s liet dit ook toe. Een andere evolutie was het zeer sterk gedaald belang van een aangename koopomgeving te scheppen. De tijd van weelderig versierde verkoopspaleizen was definitief gedaan. De grote brand van de Innovation in 1967 bracht trouwens ook aan het licht hoe gevaarlijk zulke oude gebouwen wel waren.

De overgebleven Duitse winkels van de Tietz-familie werden in 1953 in de groep Kaufhaus ondergebracht. Georg Karg bleef aan het hoofd van deze keten in heropbouw. Het is ons vooralsnog niet duidelijk of de Tietz-familie haar schadevergoeding van 5 miljoen DM gebruikt heeft, om aandelen van Kaufhof te kopen. 

Interessant is wel, dat één van de huidige pijlers van de investeerdersgroep Kaufhof Galeria noemt: en dat is nu net de groep die de Innovations in 2001 overkochten, inclusief die in de Meir. De Kaufhof-groep –zelf een onderdeel van de zeer machtige Metro Holding AG heeft trouwens haar zetel in de Leonhard Tietz-straat in Keulen. Metro heeft de volgende bedrijven in haar portefeuille:

- Vobis Microcomputer
- Media-Markt-Saturn Group
- Reno shoe stores
- DineA caterers
- Kaufhalle AG´s discount department stores. (13)

Benieuwd dus of er vandaag de dag nazaten of familieleden van Tietz in de Kaufhof of Metro Groep zitten. Dit zou immers betekenen dat de cirkel voor wat betreft het verkoopspaleis op de Meir weer helemaal rond zou zijn...

(

Ter afsluiting: nog wat beeldmateriaal...


Roof garden...
Zeg niet te gauw dat Antwerpen geen groene stad is... 
 

 

Voetnoten

Voor meer informatie zie ondermeer: Leonhard Tietz Belgien, een website met interessante afbeeldingen over correspondentiestukken van Tietz Antwerpen en Brussel