|
|||||||||||||||||||||||||
Polyfone muziek rond
en
interkerkelijke bezinning op
Maria
Koor van het Antwerps Collegium Musicum o.l.v. Willem Ceuleers sprekers: E.H. Paul Pas (voormalig pastoor Pius X-parochie in Wilrijk) Ds. Dick Wursten (predikant Antwerpen-Oost)
Sopranen: Frieda Vermeulen, Cathy Closset, Daniëlle Van de Vloet, Hilde De Bleser Alten: Helleke van Leemputten, Wina Boey, Els Caremans, Sigrid Wessels Tenoren: Eddy Moonen, Walter Bosmans (met dulciaan...?), ? Bassen: Jan van Gassen, Andoni Michelena, Willem Ceuleers
4. Alleluia. Ave Rex noster [Gregoriaans] Liturgisch: Dit hallelujah met het vers "Ave Rex" wordt gezongen tijdens votiefmissen die het lijden van Christus gedenken op weekdagen buiten de vastentijd. Kenmerkend voor het Hallelujah is de lange melodische lijn (melisme) op ‘lé’. De melodie is dorisch (eerste modus, gekenmerkt door evenwicht en waardigheid) Omdat de afstand tussen de hoogste en laagste toon (ambitus) klein is (enkel op ‘crucifigendum’ (!) wordt de sixt overstegen) krijgt het gezang een zeer ingetogen karakter: passend bij het ‘Agnus Dei’ waarnaar het slot refereert.
5. Het getuigenis van Lucas over Maria (Paul Pas)
6. Ave maris stella [Guillaume Dufay, ca 1400- 1474] Guillaume Dufay (Henegouwen?) was in 1409 koorknaap aan de kathedraal van Kamerijk/Cambrai, daarna zanger in Pesaro, Laon (1424-1426) en Bologna en werd in 1428 lid van de pauselijke kapel in Rome (later Firenze). In 1436 keerde hij terug naar z’n roots, was als kanunnik verbonden aan de kathedraal van Kamerijk en van 1450-1458 ook nog in dienst van de hertog van Savoie in Chambéry. Hij overleed op 27 november 1474. Vooral als kerkmusicus was hij zeer beroemd. Zijn werken zijn doorgaans zeer complex en virtuoos. De hymnen echter zijn homofoon gezet met slechts enkele versieringen. Ave Maris Stella is een zeer populaire liturgische hymne van onbekende origine. Aangezien de tekst van deze hymne voorkomt in de Codex Sangallensis, een 9de eeuws manuscript (Sankt Gallen) dateert men de compositie meestal ook rond die tijd. De hymne heeft vanouds een plaats in het officie van de Vespers van Mariaanse feestdagen. De Maria-titel ‘sterre der zee’ is zeer oud, maar nog steeds niet bevredigend verklaard. In aanmerking komt nog het meest een overschrijffout: Hieronymus stelde in 390 in zijn ‘liber interpretationis Hebraicorum nominum’ dat de naam ‘Maria’ verklaard kan worden als ‘stilla maris sive amarum mare’ (= ‘druppel der zee’ of ‘bittere zee’), waarbij latere afschrijvers ‘stilla’ in ‘stella’ zouden hebben veranderd. Bij Isidorus van Sevilla, Beda etc. is ‘stella maris’ al een vaststaande titel in de betekenis van illuminatrix: ‘zij die licht geeft in duistere omstandigheden’. De tegenstelling Eva – Maria, waarbinne Gabriels begroeting (Ave) de ommekeer inluidt in de geschiedenis van de mensenkinderen (die begint bij de oermoeder Eva) wordt al gevonden bij Irenaeus van Lyon (geb. ± 130) in een geschrift ‘tegen de ketterijen’ (i.c. een ketterij die het werkelijk mens-zijn van Christus betwijfelde, later onder de verzamelnaam gnostiek geordend. Maria als garant voor het waarachtig mens-zijn van Christus). J.W. Schulte Nordholt (1920-1995) maakte een metrische vertaling in 2x zoveel verzen. Stalpart van der Wielen (1579-1630) hield gelijke tred met het Latijn maar moest daarvoor zijn toevlucht nemen tot staccato-achtige nominale zinnen:
Beider poging zegt toch wel iets over de compacte zeggingskracht van het Latijn. Van het Ave Maris Stella van Dufay bestaan er twee verschillende versies van de tweede stem: de ene is een faux-bourdon (de tweede stem wandelt in parallelle kwarten mee met de eerste stem), de andere versie heeft een vrije partij die de derde stem vaak kruist. In de uitvoering hoort u bij de 5de strofe de drie stemmen met faux-bourdon, in de 7de strofe hoort u de vrije partij. Bij de oneven verzen hoort u Dufay, bij de even verzen het Gregoriaans.
7. Ave Christe, immolate [Josquin Desprez, ca 1440-1521] Josquin Desprez (geboren in Vermandois = een graafschap in Picardië), achtereenvolgens zanger van de kathedraal te Milaan (1459-1472), in dienst van de paus te Rome (1486-1495 (mogelijk ook later...), waarschijnlijk van 1501-1503 in dienst van de koning van Frankrijk, Louis XII. Zeker in 1503 kapelmeester te Ferrara, in 1504 provoost in de Condé. Vandaaruit waarschijnlijk contacten met het hof van Margaretha van Oostenrijk in Mechelen (waar Pierre de la Rue actief was). Over Josquins laatste jaren weten wij niets. Hij stierf in 1521. Josquin verstond de kunst om met weinig stemmen het hele scala van intimiteit tot monumentaliteit te bespelen. Martin Luther behoorde tot zijn grootste fans en noemde hem "der Notenmeister", omdat hij "met de noten deed wat hij wilde, terwijl de anderen moesten doen wat de noten wilden" (d.w.z. zich moesten plooien naar de wetten van het contrapunt). De verbinding tekst-muziek is vaak optimaal. Het motet Ave Christe, immolate bestaat uit 2 delen. Het eerste deel is een Passiegedicht, het tweede een daarmee los verbonden gebed (in proza). Opvallend is hoe Josquin beide teksten muzikaal aan elkaar verbindt door in beide delen tekstfragmenten te voorzien van vergelijkbare of zelfs dezelfde muziek. Let bijvoorbeeld op "redemisti" uit het eerste en "electorum" uit het tweede deel. Erg typisch voor Josquin is ook de tekstbehandeling in stemparen (sopraan en alt wisselen af met tenor en bas); de volle vierstemmigheid reserveerde hij voor het einde van een zin, om deze zo beter te markeren, of geheel homofoon bij een enkel woord. Hij behandelde de tekst in principe syllabisch (1 lettergreep = 1 toon), dit in tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s. Door deze werkwijze is zijn muziek ook auditief erg overzichtelijk, wat de verstaanbaarheid van het woord erg bevordert. Zijn compositiestijl heeft verschillende van zijn jongere collega’s, bv. Pierre de la Rue en Clemens non Papa, beïnvloed.
8. Momentopnamen uit de theologische carrière van Maria (Dick Wursten)
9. Ave Regina coelorum [Pierre de la Rue, ca 1460-1518) Pierre de la Rue (Doornik?) was van 1482-1485 als tenorzanger verbonden aan de kathedraal van Siena, van 1489-1492 idem aan de kathedraal van ’s-Hertogenbosch. Daarna is hij in dienst van verschillende elkaar opvolgende hoven: 1492 Maximiliaan van Oostenrijk; 1493-1506 Philips de Schone (1501-1503, 1506 reizen naar Spanje), 1506 bij diens weduwe: Johanna de Waanzinnige; 1508-1514 Margaretha van Oostenrijk (Mechelen). Haar lievelingscomponist... zie haar beroemde chansonboek, waarin Tous les regretz..., 1514-1516: aartshertog Karel; 1516-1518 trekt zich terug in Kortrijk (waar hij zich in 1501 een prebende verworven had), kanunnik van de O.L.V. kerk. Zijn echte naam is niet bekend (Peter van Straaten, Pieter van der Straeten ?). In zijn muziek blijkt hij op talloze manieren verbonden met Josquin Desprez. Hun werken werden ook vaak samen uitgegeven. Hoewel vooral bekend als chanson-componist zijn ook zijn religieuze werken niet te onderschatten. Zij kenmerken zich door een groot gevoel voor lineariteit, en zijn vaak pareltjes van ingehouden expressiviteit. Ave Regina Caelorum is een populaire Maria-antifoon uit de 12de eeuw uit de monastieke traditie. Auteur onbekend. Als afsluitende antifoon voor de completen is het in gebruik sinds de 13de eeuw. De antifoon wordt traditioneel gereciteerd vanaf Maria-lichtmis (2/2) tot witte donderdag. In de versie van De la Rue houdt de tenor een zeer vrije parafrase van het Gregoriaanse gezang (soms maar met enkele tonen of toongroepen). De overige stemmen imiteren af en toe de tenor maar gaan meestal hun eigen weg. Dit stuk moet zeer populair geweest zijn, ook in Lutherse middens, gezien de uitgave van de Wittenbergse muziekdrukker Georg Rhau in zijn verzamelbundel met motetten Symphoniae jucundae uit 1538 met een voor de protestanten ‘aangepaste’ tekst: Maria moest wijken voor Jezus (Ave apertor coelorum). Op deze manier heeft de Lutherse reformatie heel wat rooms erfgoed (bijv. veel oudkerkelijke hymnen) proberen mee te nemen in haar eigen traditie. (‘christlich bessern’ noemde Luther deze praktijk), inclusief enkele Maria-hymnen. In deze zelfde bundel van Rhau (met voorwoord van Luther) komt overigens het eerste deel van het Ave Maria voor (= zonder ‘ora pro nobis, want haar middelaarschap en voorbede was niet nodig: Christus alleen, Christus genoeg) en een onvervalste hymne op Maria’s maagdelijkheid: inviolata, integra et casta es Maria... Tegen deze opvatting (= Maria’s eeuwigdurende maagdelijkheid) had Luther geen bezwaar.
10. Mariale lofzangen en het ‘Weesgegroet’ (Paul Pas)11. #9; Ave fuit prima salus [Jean Mouton, 1459-1522] Jean Mouton werd rond 1460 te Hollouigue geboren, vanaf 1477 opgeleid in de Notre-Dame te Nesle, 1483 priester gewijd. In 1500 werd koraalkapelmeester in de kathedraal te Amiens; in 1501 idem in de Collegiale kerk St. André te Grenoble. Vanaf 1502 (waarschijnlijk) lid van de kapel van koningin Anne van Frankrijk (na haar dood, 1514, waarschijnlijk ingelijfd in de kapel van Frans I). Mouton stierf op 30 oktober 1522 als kanunnik in St.Quentin. Zijn werken zijn terug te vinden over gans Europa. Mouton wordt geacht leerling te zijn van Josquin Desprez en was zelf leraar van Adriaen Willaert, die later enkele van zijn missen aan zijn leermeester opdroeg door zelfde thema’s te gebruiken (‘parodie-missen’ als huldeblijk).
Ave fuit prima salus is een zogeheten getropeerd ‘Ave Maria’. Troperen (= muzieknoten met of zonder tekst invoegen in voorhanden liturgisch materiaal) was een geliefde techniek in de Middeleeuwen, bron van vele hymnen en mooie kerkmuziek. Het eerste woord van elke strofe vormt samengezet het complete Ave Maria (woord-acrostichon). Van de 17 strofen gebruikte Mouton enkel de eerste 6. Elke strofe eindigt met een cadens op de woorden ‘Ave Maria’. Bijzonder is het gebruik van faux-bourdon (een melodie zingen in parallelle kwarten), eerst tweestemmig op de woorden "coeli coelorum curia", daarna driestemmig op "dulcis Ave Maria". Ook opvallend is het gebruik van de modus sexquialtera (= 3 tellen per maat in plaats van 2) op de laatste herhaling van de tekst "Prae cunctis coeli civibus".
12. Omtrekkende bewegingen rond Maria, een protestantse stem (Dick Wursten)
13. Ave sanctissima Maria [Heinrich Isaac, ca. 1450-1517]
Heinrich Isaac (1450 Vlaanderen: ‘Henricus Yzac de Flandria’), opleiding onbekend. In 1484 bij aartshertog Sigismund (Innsbruck) daarna in Firenze, waar hij zanger was in verschillende kerken (en bij de Medici?). Rond 1495 in Pisa, dan aangeworven door keizer Maximiliaan I: 1496-1512 hofcomponist te Wenen & Innsbruck. Van 1507-1508 in Konstanz ter gelegenheid van de ‘Rijksdag’ aldaar (begin verzamelbundel Choralis Constantinus), van 1512 tot 1517 diplomaat van de keizer in Firenze (= op rust gesteld). Isaac liet een rijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand oeuvre na. Het beroemdst is hij echter vanwege het lied: Innsbruck ich musz dich lassen.
Ave sanctissima Maria kenmerkt zich door de cantus firmus in de tenor. Het is dezelfde melodische lijn die Senfl gebruikte in zijn gelijknamig motet. Isaac behandelt deze melodie ritmisch echter veel vrijer dan Senfl (die de melodie liet verschijnen in lange noten), zodat deze op het gehoor nauwelijks valt te onderscheiden van de andere stemmen. De tekst is niet-liturgisch toewijsbaar en bevat zowel verwijzingen naar het Ave Maria als het Regina coeli
14. #9; Ave rosa sine spinis [Ludwig Senfl, 1486-1543] Ludwig Senfl, geboren 1486 (Zürich, Basel?), opgeleid in de keizerlijke kapel van Maximiliaan I, waar hij als kapelmeester Isaac opvolgde tot de ontbinding van de kapel (1519) Augsburg (publicatie van zijn werk), 1523-1543 in dienst van hertog Wilhelm IV van Bayern (München). Het meest bekend werd Senfl met zijn polyfone Duitse liederen. Ook verzorgde hij uitgaven van zijn leermeester Isaac. Hij schreef echter ook motetten, missen en magnificats en onderhield contacten met vooraanstaande theologen, theoretici en humanisten. Beroemd is zijn correspondentie met Martin Luther, die hem (hoewel in dienst van een zeer roomse hertog) om een polyfone zetting van de antifoon uit de avondpsalm durfde vragen (ps. 4:9). In die brief maakt Luther terneergeslagen indruk. Senfl bezorgde Luther die zetting per kerende (smokkel?-)post èn deed er nog een zetting bij van Luthers eigen levensmotto: non moriar sed vivam, et ennarabo opera Domini (ps. 118,17). [WA, brief nr. 1727]Ave rosa sine spinis is een 5-stemmig werk waarbij de tenor als cantus firmus de tekst zingt op de melodie van het chanson Comme femme. De tekst is een tropering van Gabriels begroeting van Maria: Ave Maria etc... Er is geen aanwijsbaar specifiek liturgische gebruik voor dit muziekstuk, waarmee het – net als het voorgaande – een motet wordt, dat op alle Maria-feesten kan worden gezongen. In onze uitvoering zal de cantus firmus instrumentaal versterkt worden.
Het Antwerps Collegium Musicum (A.C.M.) is in 2000 opgericht en groepeert instrumentalisten en zangers die geïnteresseerd en gespecialiseerd zijn in de beoefening van oude(re) muziek. Niet een puristische opvatting omtrent een authentieke uitvoering is hun uitgangspunt, maar het verlangen om samen ‘goede’ muziek te maken en uit te voeren, liefst in een zo optimaal mogelijke context. Het A.C.M. is gespecialiseerd in concerten met een meerwaarde: concerten waar de muziek geplaatst en geduid wordt. Voor religieuze muziek betekent dit dat men streeft naar meditatieve concerten, waar iets van de oorspronkelijke bedoeling en/of liturgische setting van de muziek weer tot z’n recht kan komen. recente en toekomstige activiteiten van het A.C.M. Ø februari 2002 Bachcantate ‘Ich habe genug’ (BWV 82) voor/rond Maria-Lichtmis in Mechelen en Antwerpen (Evg.Lutherse Kerk)Ø februari 2002 ‘Anthems’ van Purcell in de Anglicaanse kerken van Antwerpen (Gretrystraat) en Brugge (Keersstraat)Ø 23 juni 2002: gevarieerd verjaardags- en jubileumconcert in St. Catharinakerk te Sinaai (15.30 uur)Ø 26 & 27 oktober 2002: muziek voor koor a capella uit de Tudor-tijd: Robert Fayrfax e.a.Leebrugstraat 11, 9112 Sinaai. http://home.worldonline.be/~wursten/acm.htm tel: 03/216.26.68 – fax : 03/772.44.81 – e-mail : dick%40wursten.be
De Antwerpse Raad van Kerken (A.R.K.) wil in concreet gestalte geven aan de eenheid van de Kerk. Naar de verschillende kerken toe tracht ze dit doel te bereiken door zich in te zetten voor een consequente gezamenlijke bezinning op vragen aangaande geloof en leven. Verschillen worden daarbij respectvol benaderd en eerder als een kans op verrijking gezien dan als een breekpunt. De A.R.K. wil ook de verantwoordelijkheid van de Kerk voor de maatschappij serieus nemen door in de samenleving af en toe gemeenschappelijk naar buiten te treden, zowel door een platform te bieden als metterdaad. Zo participeerde de A.R.K. actief in het tot stand komen van de recente ‘vredesoproep aan de Stad Antwerpen en haar inwoners’ en plant zij binnenkort een forumavond over het thema: ‘De schepping, mij’n zorg!’ (30 mei, van19.30 - 22.00 uur in de Priorij Regina Pacis, St. Amelbergalei 35, te 2900 Schoten).Secretariaat: dhr. W. Gommeren: Herentalsebaan 57, 2150 Borsbeek, 03/321.76.91
Illustratie voorzijde: Maria tijdens de Annunciatio (Fra Angelico; ca. 1400-1455, San Marco museum, Florence) |
|||||||||||||||||||||||||