ingezonden brief aan het begin van het schooljaar n.a.v. de jaarlijks
terugkerende verzuchtingen van directies om de lessen godsdienst en
zedenleer maar af te schaffen (i.c. een artikel van directeur Verloo)
Beste redactie,
Als leerkracht protestantse godsdienst aan de Athenea van Antwerpen en
Hoboken, heb ik met meer dan gewone interesse het artikel gelezen over
de het al dan niet afschaffen van de vakken godsdienst/zedenleer in het
openbare onderwijsnet.
Laat ik beginnen met uit te spreken dat ik de verzuchtingen van directeurs (en de lesroostermakers) begrijp. Het zijn ‘buiten-gewone’ vakken en dus zowel praktisch als principieel lastig te kaderen in het gewone schoolgebeuren. Chapeau dus voor de roostermakers, omdat ze er toch elk jaar weer in slagen om een bevredigende oplossing te vinden voor wiskundig soms onoplosbaar lijkende combinaties van les- en leerkrachtroosters.
Principieel begrijp ik directeur Verloo ook wel. Voor het Franse model van laïcité valt veel te zeggen (vooral op papier, de praktijk is ook daar veel complexer, want de werkelijkheid weerbarstiger), maar dat is eigenlijk allemaal van weinig belang. Dat is een theoretische discussie. De realiteit is dat België (incl. Vlaanderen) in de 19de eeuw een ander model heeft gekozen om om te gaan met levensbeschouwing en godsdienst en dat model grondwettelijk heeft verankerd. Het verschil met Frankrijk is dat in België levensbeschouwingen (al dan niet religieus gemotiveerd) worden beschouwd als meer dan een privé- aangelegenheid en dat dus de overheid een regulerende opdracht heeft ten aanzien van de levensbeschouwingen die zich manifesteren in de publieke ruimte (wat u privé gelooft, daar heeft de overheid inderdaad geen zaken mee). België gaat zelfs nog een stap verder. Aanbieden van levensbeschouwelijke (confessionele, maar ook niet-confessionele) impulsen wordt zelfs gestimuleerd door de overheid. Dergelijke organisaties kunnen– mits transparant en representatief opgezet –subsidie krijgen van de overheid voor hun werking. De achterliggende filosofie is dat een samenleving baat heeft bij een constante bezinning op waarden (en bijbehorende normen) die het samen-leven bepalen en mensenlevens oriënteren.
Daarom vind ik de oproep van directeur Verloo om de de vakken LBV af te schaffen, hoezeer ook begrijpelijk vanuit organisatorisch oogpunt, kortzichtig vanuit maatschappelijk oogpunt. Met alle respect: de gegeven motivatie: “levensbeschouwing is iets voor je vrije tijd” miskent dat onze samen-leven doortrokken is van levensbeschouwelijke aspecten en daar houden we maar beter rekening mee.
Waar leef je voor? Waar werk je voor? Wat vind je belangrijk, wat niet? Hoe ga je om met andere opvattingen? Waarom zou je wel/niet discrimeren? Wat doe je met mensen in nood, verweg/ dichtbij? Hoe ga je om met andersdenkenden? Ik noem maar een paar maatschappelijke vragen die een levensbeschouwelijke aspect hebben.
Onze kinderen en jongeren hebben dus geen behoefte aan minder levensbeschouwing op school, maar aan meer en mijn droom is dan ook niet dat de vakken LBV afgeschaft worden, maar dat ze meer in het gewone lessenpakklet worden geïntegreerd. Niet de levensbeschouwelijke lessen moeten worden afgeschaft, maar de apartheid ervan. Het positief leren omgaan met soms conflictueuze levenbeschouwingen is één van de grootste uitdagingen waar wij in de 21ste eeuw voor staan. Zou een school in zijn pedagogisch project daar dan niet bijzondere aandacht (en tijd en geld) aan moeten besteden?
Dick Wursten (leerkracht protestantse godsdienst - 2007)