Kerk & Leven 2018 10 24
In de Sint-Norbertusparochie in de Antwerpse wijk Zurenborg werd vorige zondag de eerste Bachcantatedienst van het werkjaar gevierd. Daarbij hoorden parochianen en publiek ook voor het eerst het pasgeïnstalleerde barok-orgel klinken. Dick Wursten, inspecteur voor het protestants-evangelische godsdienstonderwijs, leverde zoals steeds de bijbehorende homilie (lees die hier). En genoot mee.
Jozefien VAN HUFFEL
Barokorgels vindt hij doorgaans „briljanter” klinken, romantische exemplaren vaak „stoffiger”. Het orgel waar hij voor poseert terwijl hij ons dat toevertrouwt, heeft Dick Wursten op dat moment nog niet mogen beluisteren. Zou hij de toetsen mogen beroeren? „Ik leerde spelen op een harmonium, dat al snel vervangen werd door een elektronisch instrument, omdat ik niet bij de trappers kon. Op mijn dertiende gaf ik het op.”
– Wat was het eerste orgel in uw leven?
Het orgel in de kerk van mijn jeugd, in Nederland, waar we toen nog uit volle borst berijmde psalmen zongen, zoals de traditie voorschrijft. We leerden ze uit het hoofd, ook al waren ze voor kinderen onbegrijpelijk. De orgelbegeleiding was ook allesbehalve voorzichtig. Ze vulde de ruimte. Achteraf besefte ik dat het gevoel dat daarbij hoort langer blijft hangen dan welke tekst ook. Probeer ik me preken uit mijn jeugd te herinneren, officieel het belangrijkste onderdeel van een calvinistische dienst, dan kom ik niet verder dan een paar vreemde vergelijkingen van de predikant. Wat ik voelde door de muziek en de geloofservaring van geborgenheid en dankbaarheid die ik daarmee associeer, blijkt belangrijker. Het is dus jammer dat Kerken daar zelden in investeren, opdat mensen van nu over dertig jaar ook dergelijke herinneringen zouden hebben.

– Hoe kwam u terecht in Sint-Norbertus?
In 1986 belandde ik in Antwerpen als predikant van een geloofsgemeenschap vlakbij. Ik raakte betrokken bij de organisatie van concerten met religieuze barokmu- ziek. In cultuurhuizen hoorde ik immers prachtige uitvoeringen, maar ik twijfelde of de muzikanten goed wisten wat ze deden. Met Willem Ceuleers richtte ik in 2000 het Antwerps Collegium Musicum op. We gaven concerten die ook de historisch-spirituele dimensie van de muziek recht deden, onder meer in de Sint-Norbertuskerk. Zeven jaar geleden wilde organist Emmanuel Van Kerckhoven er iets met meer gewicht proberen, het uitvoeren van Bachcantates in de liturgie. Hij vroeg me om telkens toelichting te geven bij de cantate. Er bleek behoefte aan te zijn. Ik zie zelden zoveel dankbare mensen in een zondagsviering. De muziek vervult hier haar mystieke functie.
– Kan een parochie het in deze tijd nog verantwoorden te investeren in een orgel?
Het geld komt niet van de parochie of enkel van de parochianen. Er kwam een vzw, met bewoners uit de hele wijk en cultuurliefhebbers. Toen die een optie op het orgel nam, lag het geld er nog niet en ver klaarde iedereen de drijvende krachten gek. Maar wanneer kerkgemeenschappen krimpen en je blijft geloven dat ze belangrijk zijn, moet je dan niet net iets doen dat toekomstgericht is en vol van hoop? De muziek in kwestie floreerde in de zeventiende en achttiende eeuw. God bleef sindsdien dezelfde, de mensen lijken veranderd, maar hebben ten diepste nog dezelfde verlangens. We geloven dat Bachs muziek de boodschap van God communiceert en daarom moeten we ze op haar best uitvoeren. Met het barokorgel kunnen we herscheppen wat er indertijd gebeurde, drie eeuwen later.
– Hebben de Bachcantatediensten echter ook niet deels een ongelovig publiek?
Absoluut en eerst vroeg ik me af of ik voor hen dan een extra theatraal element was. Ik hoor echter steeds vaker dat zij ook voor de preek komen. Sommigen hebben een sfeerherinnering aan diensten uit hun jeugd en missen iets sinds zij de Kerk kwijtraakten, of de Kerk hen. Ik wil niet opscheppen, maar zij willen bezinningen op niveau, die uitdagen. Hoe nemen ze toch verantwoordelijkheid voor de gedeelde erfenis? Wat is menselijk leven?
Ik ben nu actief in het onderwijs en ik krijg vragen van mensen die met
de Bijbel in contact willen komen op een manier die hen niet afstoot. Ik kan hen
eigenlijk niet meenemen naar een plek waar dat gebeurt. Dat is jammer. Het gaat
nog te vaak over een God die wil dat we zus of zo leven en waar de taal die de
voorganger gebruikt niet communiceert.
Dat zit de werkelijke boodschap van God vreselijk in de weg en het staat
ver af van de realiteit van het leven. Kerken in crisis moeten mijns inziens
inzetten op de kracht van traditie. Het is logisch dat ze een ‘binnencirkel’ van
gelovigen vormen, maar daarnaast moeten ze op diverse manieren andere mensen
aanspreken, onder andere via religieuze muziek en verhalen. Toen ik nog vaker
preekte, probeerde ik vooral bijbelverhalen tot leven te wekken. Een liturgisch
leesrooster zit dat in de weg, want dan worden er telkens slechts enkele verzen
gelezen. Ik preekte ooit, vijftien jaar terug, wekenlang over de boeken Samuel.
Ze getuigen van een diep psychologisch inzicht en een grote taalbeheersing. Ze
zijn ouder dan het werk van Homerus, maar staan dichter bij mensen vandaag. Af
en toe word ik er nog over aangesproken. Daarom plan ik in het voorjaar in drie
Antwerpse protestantse kerken oratoria,
een concept met bijbelverhalen en muziek.