Dit boek van Wim Van Rooy (1947, publicist)
deed al voor z’n verschijnen stof opwaaien omdat uitgeverij
Pelckmans/Polis op het laatste moment de publicatie weigerde. De
Groningse eenmansuitgeverij van Tom Zwitser,
De Blauwe Tijger, bracht
het boek dan maar op de markt. Gedroomde reclame voor een boek en de
eerste druk was dan ook al uitverkocht voor het boek officieel
gepresenteerd werd op 5 november.
Het boek is een 644 bladzijden lange
cri de coeur van Van Rooy gericht tegen de policor-optimisten
(politiek-correcte opinieleiders wereldwijd, maar in België e
n
Nederland in het bijzonder). De auteur verwijt hen dat ze de
waarheid over de islam bewust of onbewust toedekken en zo de
ondergang van Europa voorbereiden. In elk van de 84 hoofdstukken
passeren een viertal thema’s de revue (in een wisselende mélange):
het endemische karakter van het islamitisch antisemitisme (incl.
anti-Israel), de islam als een principieel krijgszuchtige ideologie,
de kwaadaardige domheid van de intellectuele elite (de reeds
genoemde postmoderne policors) en de intellectuele autobiografie van
de auteur. De auteur heeft over de eerste drie punten pertinente
dingen te zeggen, die echter door de gehanteerde stijl niet echt
overkomen. Ook lijkt het me correct dat in de Vlaamse pers (i.t.t.
de Nederlandse pers) wat de islam betreft er inderdaad sprake is van
overgevoeligheid en een pensée
unique. Moraliserende
editorials en betuttelende opiniestukken vertellen de lezers
veeleer ‘hoe ze moeten denken over…’ dan dat ze de realiteit raken
en die voorzien van een context en duiding.
Juist daarom is het jammer, dat het boek
onleesbaar is. Het heeft namelijk geen structuur. Het gaat de hele
tijd over alles, terwijl het onderwijl nergens naartoe gaat. De
inhoudsopgave vermeldt wel 84 hoofdstukken, maar de titels hebben
nauwelijks verband met de daaropvolgende tekst. Ze lijken er wel
post factum associatief tussen geplakt. Verder worden er
indrukwekkende veel autoriteiten geciteerd en auteurs bij name
genoemd, maar zoek je in de korte literatuurlijst achterin naar een
titel, dan staat die er 9 op de 10 keer niet bij. Voetnoten die een
geciteerde bron traceerbaar zouden maken ontbreken ook. Omdat er
tenslotte ook geen personen- of zakenregister in het boek is
opgenomen, kun je enkel verdwalen in dit boek en is het onjuist om
over een ‘goed gedocumenteerde studie’ te spreken.
Overigens is het boek bij vlagen zeer
vermakelijk, cabaretesk, m.n. als Van Rooy de policors van deze tijd
van invectieven en typeringen voorziet. In zijn selectie is hij niet
kieskeurig. Links en rechts moeten het evenzeer ontgelden, sterker
nog: Er zullen niet veel schrijvers in het Nederlandse taalgebied
zijn, die niet door Van
Rooy worden getaxeerd en geklasseerd volgens islam-gevoeligheid. Wie
dus houdt van scheldproza, die leze dit boek. Wie een analyse van de
identité malheureuse van
de Westerse samenleving wil lezen, die kan wel betere boeken vinden.
Wie zich wil buigen over de al-dan-niet compatibiliteit van
islam/moslims en West-Europa, die doet er goed aan om de vragen die
Van Rooy oproept in zijn onderzoek mee te nemen, maar zal zelf zijn
studietraject moeten bepalen.
DW