de Klippen des Nationalismus

   
   

Home
Vlaams activisme
Duitstalige kerken
Kerk in Oorlogstijd

de Klippen des Nationalismus

uit Antoon Vrints, De 'Klippen des Nationalismus'. De Eerste Wereldoorlog en de ondergang van de Duitse kolonie in Antwerpen”, in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, nr. 10, 2002, p. 22-27.  Het volledige artikel kunt u downloaden op de website van SOMA (stichting Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij): http://www.cegesoma.be/cms/cahiers10_nl.php?

interessant is vooral het verschil tussen de Deutsche Evangelische Gemeinde aan de Lange Winkelstraat, die vrij snel geheel verduitst en waar de tegenstanders in stilte de aftocht (moeten) blazen, en de heftige discussie in de tweede Duitse kerk, de Christuskirche, waar zowel een groep zich afscheidt en in 1915 reeds eigen diensten in het Frans begint in de Vlaamse kerk (zie de algemene schets), terwijl enkele invloedrijke leden in de Verwaltungsrat (bestuursraad van de 'Kerkfabriek') van de Christuskirche blijven ijveren om de "klip van het nationalisme" te omzeilen. De namen van Schuchard en Davidis moeten hier genoemd worden... Afin oordeel zelf: lees zelf.

Voor het Kerkblad BAND van nov. 2014 heb ik het verhaal nog eens naverteld in wat vloeiender stijl: kerk in oorlogstijd

persoonlijke noot: ik vermoed dat de archiefstukken die bewaard zijn uit deze periode afkomstig zijn van dhr. Curt Davidis zelf. Is hij misschien degene geweest, die na de oorlog ervoor gezorgd heeft dat zoveel kostbaar materiaal gebundeld is en gearchiveerd, incl. allerlei zeer interessante curiosa zoals programmaboekjes van concerten, vieringen, correspondentie en kranten? Het archief is te raadplegen in de kerk van de Lange Winkelstraat 5, de inventaris staat online. Hoe dat ook zij, de historisch, cultureel en kerkelijk reeds zeer interessante geschiedenis van de Christuskirche, heeft zo een morele lading gekregen, die de moeite is om ook in de 21ste eeuw niet vergeten te worden.

...

IV. Nationale spannung : de Duitse evangelische gemeenten in bezet Antwerpen

Er bestaan slechts weinig bronnen die een kijk bieden op de meningsverschillen binnen de Duitse gemeenschap tijdens de Eerste Wereldoorlog. Door een gelukkig toeval bleven echter wel de archieven van de twee Duitse protestantse kerken bewaard. De debatten die zich binnen de kerken afspeelden, kunnen wellicht als exemplarisch gelden voor de verdeeldheid van de Duitse gemeenschap. Bij het uitbreken van de oorlog vielen, zowel in de Duitse Evangelische Kerk van de Lange Winkelstraat als in de meer orthodoxe Christuskirche in de Bexstraat, de activiteiten volledig stil. De meeste gemeenteleden  moesten, samen met de twee dominees, de stad verlaten. Beide kerken kwamen in een verdacht daglicht te staan en werden meermaals onderzocht op spionnen 58 De Duitse militaire overheden moesten na hun intrede het Duitse godsdienstig leven weer volledig Antwerpen bij de aanvang van de bezetting op poten zetten.  Zo kwam op 15 november dominee Eichler van de Lange Winkelstraat terug, op verzoek van de Kommandantur van de vesting Antwerpen. In zijn kerk werden, in afwachting van de komst van de aalmoezeniers, diensten gehouden voor de Duitse militairen. Na de komst van Garnisonspfarrer Holstein en Gouvernementspfarrer Schowalter einde november werden de militaire diensten verplaatst naar de Christuskirche. Wat beide gemeenten gemeen hadden, was dat ze contacten met de bezettende macht niet konden of wilden vermijden. Het herstel van de Duitse kerken kon op de actieve steun van het Gouvernement-generaal rekenen. In de ogen van vele Belgen moet deze verstrengeling reden genoeg zijn geweest om beide gemeenten ervan te verdenken volledig de Duitse kaart te trekken. Niet ten onrechte trouwens, zoals uit het volgende blijkt.

Dominee Eichler van de Deutsche evangelische Gemeinde kon zich sinds de aankomst van de aalmoezeniers volledig toespitsen op zijn gemeenteleden die stilaan uit hun ballingsoorden naar de stad terugkeerden. Ondanks de oorlogsomstandigheden bleef zijn gemeente met volle overgave de Kaisergeburtstag vieren. Bij deze gelegenheid waren de toplui van de Duitse besturen van Antwerpen aanwezig, wat allesbehalve in de smaak viel van de Antwerpenaars. Bovendien werkte de gemeente voluit mee aan het bezoek van von Bissing aan de Allgemeine deutsche Schule in 1917. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Belgen en belgisch gesinnte Protestanten uit de kerk wegbleven. Toch gingen slechts drie families over tot het formele uittreden uit de kerk; velen stelden zich afwachtend op. Blijkbaar weigerde een gedeelte van de gemeente zich in te schrijven in Eichlers Duits-nationale logica. Het wegblijven van hen die zich niet in eerste instantie Reichsdeutsche voelden, was voor Eichler de  rechtvaardigingsgrond om zich in zijn diensten eenduidig pro-Duits op te stellen. Met instemming van de Kirchenvorstand werd besloten niet langer te bidden voor Albert I, maar enkel voor de Duitse keizer en de Duitse overwinning. Dominee Eichler werd door de Duitse besturen ook ingeschakeld in de Flamenpolitik. Hij werd hierin echter niet gevolgd door zijn gemeenteleden.

In de Christuskirche was de situatie geheel anders. Dominee Frick had na zijn vlucht dienst genomen in het 27ste Infanterieregiment in Halberstadt. Vanaf 1 september 1914 werd hij Garnisonspfarrer van de vesting Luik en kon dientengevolge slechts zelden in Antwerpen aanwezig zijn. De Kirchenvorstand kwam met dominee Holstein tot de afspraak dat deze, naast zijn militaire taken, ook de zorg voor de gemeente van de Christuskirche op zich zou nemen. Waar in de Lange Winkelstraat de tegenstanders van de Duits-nationale opstelling de kerk eenvoudigweg verlieten, kwam het in de raden van de Christuskirche tot een lang aanslepend conflict. Vanaf het eerste oorlogsjaar werd de gemeente verscheurd door meningsverschillen tussen Duits- en Belgischgezinden. Hoewel het kerkbestuur, de Kirchenvorstand , zich officieel neutraal opstelde, verborg het zijn Duits-nationale sympathieën niet. Mensen die het niet eens waren met deze koers, namen . aus politischen Gründen . ontslag als lid van de Kirchenvorstand . Ook vele gelovigen wensten niet langer in de kerk gezien te worden. Van de 456 families die op 1 januari 1914 deel uitmaakten van de gemeente, verbleven er op 31 mei 1915 274 in Antwerpen. Hiervan betaalden slechts 103 families hun bijdrage, terwijl 30 à 40 families wegbleven om politieke redenen. Onder deze laatste categorie treffen we belangrijke families van Duitse oorsprong aan zoals Bracht, Bunge, Gerling, Kreglinger, Nieberding, Nottebohm en Osterrieth. De meesten onder hen bezochten voortaan de nabijgelegen Belgische Missiekerk. (deze zin behoeft correctie: zij gingen mee in het initiatief van Oboussier om franstalige diensten te houden in de buurkerk (nr. 13) onder leiding van ds. Kennedy Anet van de Belgische Christelijke Zendingskerk. Na de oorlog vormde deze groep zich om tot zelfstanding franstalige zendingskerk van Antwerpen. DW)  Wel zagen ze er uit loyaliteit op toe openlijke opschudding te vermijden. Anderen bleven binnen de gemeente en drongen aan op een voorzichtiger koers. Zo schreef Alfred Schuchard, vice-voorzitter van de Verwaltungsrat van de kerk aan de Kirchenvorstand dat er een vergadering van de gemeenteleden moest gehouden worden over . die nationale Frage. Schuchards opstelling was duidelijk : de Christuskirche werd door de Belgische staat erkend en gesubsidieerd en behoorde tot de Belgische synode. In zijn ogen was de gemeente geen Duitse, maar een Duitstalige Belgische. In geen geval mochten de vaderlandse gevoelens van de Belgische leden gekrenkt worden. De Kirchenvorstand weigerde, gezien de oorlogstoestand, tot de bijeenroeping van een Gemeindeversammlung over te gaan. De opstelling van de Kirchenvorstand , die door Frick gedeeld werd, was bijzonder dubbelzinnig. Hij wenste geen uitspraken te doen over . die nationale Frage ., maar tegelijkertijd was het bijzonder duidelijk waar zijn sympathie lag. Fundamenteel was hij het oneens met Schuchards stelling dat de gemeente Belgisch was. Immers, ze werd gesticht en gefinancierd door Duitsers en stond als Duitse gemeente bekend. De aansluiting bij de Belgische synode was slechts een formaliteit die geen afbreuk deed aan het Duitse karakter van de gemeente. Trouw aan Duitsland was zeker in oorlogstijd vanzelfsprekend.

Het aanhoudend verzet van de Verwaltungsrat van de kerk die uit twee Belgischgezinde leden bestond, Schuchard en Davidis, tegen de Duitsgezinde koers, dwong de Kirchenvorstand uiteindelijk toch op 31 mei 1918 een vergadering van de gemeenteleden bijeen te roepen. Politieke tegenstellingen, met name de . Klippen des Nationalismus ., hadden de gemeente in zulke diepe crisis gestort dat zulks niet langer kon uitblijven. Immers door de moeilijkheden, was dominee Frick geneigd in te gaan op een aanbod van de lutherse gemeente van Elberfeld om aldaar dominee te worden. Het lijkt er sterk op dat Frick door te dreigen Antwerpen te verlaten, de gemeente onder druk wenste te zetten om definitief voor een pro-Duitse koers te kiezen. Directeur Gaster van de Allgemeine deutsche Schule vertolkte de Duitsgezinde stroming in de vergadering : dominee Frick moest blijven en Schuchards verzet tegen Fricks houding werd resoluut van de hand gewezen. C. Davidis verdedigde, als enige, Schuchards opstelling en werd dan ook in een minderheidspositie gedwongen; alle overige leden stemden voor het behoud van Frick als dominee en tegen de ideeën van Schuchard. Bovendien werd Schuchard en Davidis een groot deel van hun mogelijkheden tot verzet ontnomen. De vergadering besliste dat de Verwaltungsrat herkozen moest worden. Indien de leden ervan, Schuchard en Davidis, hier niet op ingingen, ging de bevoegdheid over op de -overwegend Duitsgezinde- Kirchenvorstand .

Frick bleek onder deze omstandigheden bereid om te blijven. Hij maakte van de minorisering van zijn tegenstanders gebruik om de gemeente definitief op een Duitse koers te zetten. Hij pleitte voor een vereniging met de gemeente van de Lange Winkelstraat en, belangrijker, voor het verlaten van de Belgische synode en een aansluiting bij de preussische Landeskirche . Dit voorstel werd door de vergadering op scepsis onthaald. Met name vreesde men voor de financiële gevolgen. Bovendien hoopte men na een Duitse zege het contact met hen die afstand van de kerk genomen hadden, weer te herstellen. Gedurende de zomer bleef dominee Frick tevergeefs pleiten voor de aansluiting bij de Pruissische kerk om . den deutschen Charakter . van de gemeente te verzekeren 72 . Frick vreesde met name de minorisering van de Duitse kerken te Antwerpen binnen de Belgische synode, aangezien de Brusselse Duitse kerken op het punt stonden de Synode te verlaten en Luik waarschijnlijk Duits bleef 73 . Bij . nationalpolitischen Gegensätzen . binnen de gemeente, zou de Duitse meerderheid niet op steun van de Synode kunnen rekenen. De . sehr geringe belgische Minorität . zou bij een Duitse nederlaag wel eens de kerk voor zich kunnen opeisen. Beter kon men nu, tijdens de oorlog, de gemeente veilig onder de hoede van de preussische Landeskirche stellen. Een Duitse kerk binnen de Belgische synode zou na de oorlog trouwens onmogelijk worden, aangezien de Belgische regering nog slechts dominees met de Belgische nationaliteit in de Synode zou aanvaarden. In een Vlaamse synode, waarvan in het kader van de Flamenpolitik sprake was, had Frick evenmin een goed oog. De aansluiting zou tenslotte definitief een einde maken aan de dubbelzinnigheid waarin de gemeente verkeerde en aan de door de oorlog onverdraaglijk geworden nationale tegenstellingen.

Voor het najaar van 1918 werden buiten een aantal verkennende gesprekken, geen concrete stappen ondernomen. De ineenstorting van het westelijk front bracht de hele discussie in een stroomversnelling. Op 7 oktober 1918 werd een vergadering van de gemeenteleden bijeengeroepen, waar iedereen, behalve de Belgisch gezinde C. Davidis, het eens werd dat nu haast moest gemaakt worden met de unificatie en de aansluiting bij de preussische Landeskirche 74 . Over de eenmaking van beide Duitse gemeenten bestond een princiepsakkoord, maar de doorvoering ervan stootte nog op praktische bezwaren. Over de Angliederung bij de Landeskirche werd overleg gepleegd met de Duitse overheden in Brussel, die positief stonden tegenover het plan. Men legde daarbij sterk de nadruk op de strategische rol die de kerk kon spelen in het naoorlogse Antwerpen als eine stille ebenso starke Förderin und Hüterin deutschen Erbes und deutschen Wesens 75 . Bedoeling was dat op de gemeentevergadering van 29 oktober 1918 het besluit tot Anschluss genomen zou worden. Op die vergadering bleek het echter onmogelijk nog geldige besluiten te nemen, aangezien het gros van de leden, samen met de terugtrekkende Duitse troepen, de stad reeds verlaten had 76 . De Kirchenvorstand restte niets meer dan de Verwaltungschef für Flandern te vragen een som in Berlijn te deponeren om na de oorlog het Duitsevangelisch leven te Antwerpen van nul weer op te bouwen. 

...