De Heldringstichtingen (Zetten)
uit: O.W. Dubois, Reddende Liefde… uitg Verloren
2010
p. 49-50
Ten slotte moge nog vermeld worden dat Pierson, die op
zondag ook nog tijd vond voor ziekenbezoek, veel aandacht aan het lied besteedde
en regelmatig, in ieder geval op feestdagen, zangdiensten belegde; ook zongen de
meisjes bij het uitgaan van de kerk 's morgens een Lied van dertien en ’s avonds
een lied van zeven coupletten. Veel gezongen liederen waren afkomstig uit de
door Pierson zelf gedichte Vluchtheuvelzangen die door de muzikaal
begaafde directrice mejuffrouw E. de Mol van Otterloo op muziek waren gezet. Zij
had zich hierbij zoveel mogelijk aangesloten bij de melodieën van grote
componisten als Mozart, Beerhoven en Schubert, waardoor de kinderen van de
Heldringstichtingen naast de teksten van de door en door bijbelse Vlucht
heuvelzangen melodieën hebben meegekregen die tot de culturele erfenis van de
mensheid behoren. Dit tekent de openheid van de Heldringstichtingen voor
cultuur, voor alles wat schoon, lieflijk en welluidend is.
p. 262
over de opleiding voor onderwijzeressen
De schone letteren
De aanstaande onderwijzeressen kregen een uitgebreide
algemene vorming. Vorming die, al hechtte men zeker waarde aan feitenkennis,
niet louter verstandelijk was, maar ook gericht op ontwikkeling van smaak, van
gevoel voor het goede, schone en ware, van kennismaking met de wereld van de
geest en de kunst. Het was natuurlijk vooral het literatuuronderwijs dat hier
een taak had . Het poëtische, het verhevene in de opleiding werd voor de meisjes
van het grootste gewicht geacht. Nodig was ontwikkeling van het
schoonheidsgevoel, van kennismaking met en toe-eigening van literaire kunst, een
noodzakelijk tegenwicht tegen louter verstandelijke vorming. Deze literaire
vorming was niet gering. De leerlingen maakten kennis met grote schrijvers als
Goethe, Schiller, Milton, Shakespeare, Byron en Longfellow en vele anderen.
Kennismaking met de schone letteren vond niet alleen op
school plaats, maar gebeurde ook op de woensdagavondlezingen die Pierson, die de
overtuiging koesterde dat niets zo vormend werkte als de omgang met grote
kunstwerken, in de winter hield en de meisjes, samen met hun leidsters en
directrices- voor wie dergelijke lezingen de vreugde van hun winteravonden waren
- binnenleidde in de wereld van de grote literatuur, van Homerus tot Goethe.
Meer dan één leerlinge heeft een blijvende indruk van deze lezingen behouden. In
een terugblik uit 1914 zag een leerlinge weer Shakespeare, Browning, Racine,
Vondel, Da Costa, Jacques Perk en zovelen meer weer voor haar geestesoog
voorbijtrekken en hoorde ze weer het zoete fluiten van Orpheus in de dessa. Dit
laatste verwees naar de beroemd geworden roman Orpheus in de dessa (1903)
van Augusta de Wit (1864-1939) die generaties lang op de literatuurlijsten van
middelbare scholieren heeft geprijkt. Weer een andere leerlinge, een meisje van
veertien jaar uit de eerste klas, werd diep getroffen door Piersons lezing over
de Faust van Goethe. Vermoedelijk zal niet elke toehoorster even gevoelig zijn
geweest...
|