“de islam…?”
essentialisten vs. relativisten
In onze samenleving waar veel
culturen samen moeten/mogen bestaan, speelt de cultuur die gekoppeld
wordt aan de islam een steeds grotere rol. Nochtans is die godsdienst
nogal diffuus. Welke cultuur is dat precies, waar staat dat voor?
Minimalistische en maximalistische opinies staan naast elkaar. Ik wil
hier één punt naar voren halen.
Sommigen (gewoonlijk
‘multiculturalisten’ genoemd) beweren dat je niet kunt spreken
over “de islam” zoals veel islamkritische geesten plegen te doen.
Soms brengen ze hun opvatting uitdagend onder woorden en zeggen dan: “De
islam bestaat niet”. Waarop de andere zijde meestal repliceert door het
tegenovergestelde te beweren en vervolgens een korte samenvatting te
presenteren van het “wezen der islam”. Je waant je soms in de 19de eeuw,
toen er ook allerhand boeken verschenen over ‘Das Wesen des Judentums’
etc…, maar dit geheel terzijde. Beide groepen (essentialisten en
relativisten) hebben niet door dat ze zich hebben laten vangen in een
foutieve vraagstelling, die – helaas – ook tamelijk heilloos is. Dat ze
enkel nog op elkaar kunnen inhakken (welles/nietes) is voor een
betrokken & alerte deelnemer een betrouwbaar teken dat het tijd wordt
een metapositie in te nemen.
Tip to do the trick:
kijk naar wat ze eigenlijk willen zeggen, welk belang ze hebben, wat ze
nastreven en analyseer dan opnieuw hun uitspraken. Ik doe dat nu maar
eens ad bonam partem.
1. Zij die zeggen “… maar de
islam bestaat toch eigenlijk niet” of “maar dat zijn extremisten, de
meeste moslims zijn toch…” ; die mensen zijn – lijkt mij – niet bezig
met een onderzoek naar de islam, maar zijn meestal bevlogen
maatschappelijk werkers. Eigenlijk willen zij zich helemaal niet over
godsdienst of het al dan niet bestaan van een dominante leer uitspreken.
Zij doen geen ontologische (of theologische) uitspraken over het bestaan
van (of het wezen van) de islam. Wat ze met de uitspraak (‘de
islam bestaat niet’) willen aangeven is dat het volgens hen niet echt
veel obrengt om het altijd maar (te pas en te onpas) over ‘de islam’ te
hebben.
2. Zij die volhouden dat ‘de
islam’ wel degelijk bestaat, hebben meestal ook een ander belang dan en
godsdiensfenomenologische vasttelling te doen. Die belangen kunnen nogal
verschillen, de drijfveer daarentegen, de ‘aanleiding’, het vuur aan het
lont is een onrust, een grote bezorgdheid, angst. Zij hebben bijv.
gezien en soms ervaren (vertekend misschien, maar als ervaring reëel),
dat er nogal wat geweldspotentieel in de wereld is dat zichzelf
nadrukkelijk met ‘de islam’ verbindt. En wie kan ze ongelijk
geven.
De kern van de zaak: Laten we ons
niet blindstaren op het belang van levensbeschouwing op zich. Daar zijn
de meeste mensen echt niet zo mee bezig en al helemaal niet op het
niveau van bewuste reflectie. Zij zijn veeleer bezig met ‘leven’ en in
veel gevallen zelfs ‘overleven’. Een beetje meer argwaan tegen de
‘vergodsdienstiging’ van het maatschappelijk debat over diversiteit zou
gezond zijn. Ook de geseculariseerde West-Europese kerk bewijs je
daarmee een dienst. Heel die aandacht voor ‘godsdienst’ en hoe
belangrijk dat wel niet is voor de ‘identiteit’ is immers koren op de
molen van fundamentalisten, die de gelegenheid aangrijpen om hun verhaal
te versterken. Men trompettert weer rond dat ‘Jezus het antwoord is’
(What was the question?). De gezonde gêne om al te simplistische
geloofsopvattingen te uiten (jaren 1980-90) verdwijnt ook in Europa als
sneeuw voor de zon (Holy
Ignorance), naarmate de vergodsdienstiging van het
maatschappelijk debat om zich heen grijpt.
Terug naar de islam: de protagonisten
van een zelfbewuste, militante islamidentiteit zijn de doelgerichte en
bewuste actoren – om niet te zeggen: agitatoren – van de
‘vergodsdienstiging’ van de sociale tegenstellingen en culturele
conflicten. Zij zijn bovendien de kampioenen van ‘de identiteit’, die
zij zien als een tamelijk stabiele en goed te definiëren kern van de
menselijke persoon. Veranderen doet die nauwelijks; ze kan enkel
‘groeien’ en zich ‘ontwikkelen’. Hoort u hoe gesloten dit klinkt? Ik zou
zeggen: identiteit is per definitie beweeglijk, sterk contextueel
bepaald, en zelfs multi-faceted (voor
meer hierover). De kampioenen van een op godsdienst berustende
identiteit hebben de wind in de zeilen: Zij verpakken hun sectarische
verhaal als een verantwoorde en zelfs toe te juichen bijdrage aan de
culturele diversiteit van onze samenleving. Dat ze onderwijl een
‘geconstrueerde zich sluitende identiteit’ promoten, die dualistisch is
(wij vs. de wereld) verhullen ze omdat ze hun verhaal inkleden met
pluralistische en individualistische slogans. Voelt u hoe krom dit is:
Die laatste twee zaken zijn afkomstig uit het libertaire gedachtegoed,
dat zij vanuit hun geloof te vuur en te zwaard bestrijden. Dat in België
de ‘georganiseerde vrijzinnigheid’ zich in dit paradigma heeft laten
opsluiten, zou je – vergeef me de bijbelse beeldspraak – willen
bestempelen als ‘de verkoop van de ziel aan de duivel’.
Deze identitaire op
godsdienst gesteunde sociale profilering lijkt mij een niet te
onderschatten maatschappelijk fenomeen. Zij paralyseert het
maatschappelijk debat en werkt versluierend als het gaat om het opsporen
van de reële problematieken. Die twee effecten samen zijn een serieuze
handicap om met ‘alle mensen van goede wil’ doelgericht en efficiënt
beleid op te zetten.
Dat de ‘essentialisten’ dit discours
voeren, ligt in de lijn der verwachting. Dat veel relativisten
(multiculturalisten) hierin meegaan is zeer jammer. Ook zij zijn vaak –
goedbedoeld – kampioenen van een identiteit die gekoppeld wordt aan
religie,i.c. moslim zijn. Terwijl het toch veel verstandiger is
om gewoon als uitgangspunt te nemen: godsdienst is een mensenzaak (of 'g
o d' dat is, dat is nog wat anders. Wovon mach nicht reden kann...).
Elke religie of levenfilosofie (ook de
niet-rituele of on-georganiseerde) kan dan
heel nuchter benaderd worden, nl. als
een menselijk fenomeen. Dit betekent niet dat godsdienstige inspiratie
in het persoonlijke leven van mensen – qua individuele personen of qua
privé genootschappen – van geen tel kan zijn. Het betekent dat het
godsdienstige leven – via zijn functionarissen en dignitarissen, zijn
ideologen en zijn leraars – geen dominante inmenging in het bestaan van
de burger mag veroorzaken. |