Uit het tweede boek van Lukas, hoofdstuk 16

11 Zo voeren we weg uit Troas en koersten regelrecht naar Samotrake en de volgende dag naar Neapolis. 12 Vandaar gingen we naar Filippi, een belangrijke stad in dat deel van Macedonië, een Romeinse kolonie. In die stad bleven we enkele dagen. 13 Op de sabbat gingen we de poort uit naar de rivier waar, dachten wij, de gebedsplaats was. We gingen er zitten en spraken de vrouwen toe die daar samengekomen waren. 14 Er zat ook een vrouw te luisteren die Lydia heette, een godvrezende vrouw uit de stad Tyatira, die in purper deed. De Heer opende haar hart, zodat ze in de ban raakte van Paulus’ woorden. 15 Toen zij zich met haar huisgenoten had laten dopen, nodigde ze ons uit: ‘Als u mij beschouwt als iemand die in de Heer gelooft, neem dan ook uw intrek bij mij.’ En zij drong er bij ons sterk op aan.

16 Onderweg naar die gebedsplaats kwam er eens een slavin op ons af die een helderziende geest had en met haar waarzeggerij voor haar eigenaren veel geld verdiende. 17 Zij liep Paulus en ons achterna en schreeuwde aldoor: ‘Deze mensen zijn dienaren van de allerhoogste God. Ze verkondigen u de weg naar de redding.’ 18 Dat deed ze vele dagen achtereen. Toen het Paulus te veel werd, draaide hij zich om en zei tegen de geest: ‘In naam van Jezus Christus beveel ik je uit haar weg te gaan.’ Op dat ogenblik ging hij weg.
19 Toen haar heren hun hoop op inkomsten vervlogen zagen, grepen ze Paulus en Silas vast en sleurden hen naar het stadsbestuur op het plein; 20 ze brachten hen voor de pretoren en zeiden: ‘Deze mensen brengen onrust in onze stad. Het zijn Joden 21 en ze verkondigen zeden en gewoonten die wij als Romeinen niet mogen overnemen of volgen.’ 22 Ook het volk keerde zich tegen hen en de pretoren rukten hun de kleren van het lijf en lieten hen met stokken afranselen. 23 Toen men hun een flink aantal slagen had toegediend, zetten ze hen in de gevangenis, en ze gaven de cipier het bevel om hen streng te bewaken. 24 Op dit bevel zette hij hen in de binnenste kerker en sloot hun voeten in het blok.

25 Rond middernacht zongen Paulus en Silas hun gebeden voor God, terwijl de gevangenen toeluisterden. 26 Plotseling deed zich een zo zware aardschok voor dat de fundamenten van de gevangenis schudden. Meteen gingen alle deuren open en sprongen bij iedereen de boeien los. 27 De cipier schoot wakker en toen hij de deuren van de gevangenis open zag staan, trok hij zijn zwaard en wilde hij zelfmoord plegen, omdat hij dacht dat de gevangenen ontsnapt waren. 28 Maar Paulus schreeuwde: ‘Doe uzelf geen kwaad, we zijn er nog allemaal!’ 29 Hij vroeg om licht, rende naar binnen en viel bevend voor Paulus en Silas neer; 30 daarop ging hij met hen naar buiten en zei: ‘Heren, wat moet ik doen om gered te worden?’ 31 Zij antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus; dan zult u gered worden, u en al uw huisgenoten.’ 32 En ze verkondigden het woord van de Heer aan hem en aan al zijn huisgenoten. 33 Nog op dat uur van de nacht nam hij hen mee om hun wonden te wassen. Meteen daarna liet hij zich met al de zijnen dopen. 34 Hij nam hen mee naar zijn woning en zette hun een maaltijd voor; met al zijn huisgenoten verheugde hij zich omdat hij nu in God geloofde.

35 Na het aanbreken van de dag stuurden de pretoren de lictoren om te zeggen: ‘Laat die mensen vrij.’ 36 De cipier bracht die woorden aan Paulus over: ‘De pretoren hebben laten weten dat u moet worden vrijgelaten. U kunt dus gaan en in vrede verder reizen.’ 37 Maar Paulus zei tegen hem: ‘Ze hebben ons, hoewel we Romeins burger zijn, zonder vorm van proces in het openbaar gegeseld en ons in de gevangenis gezet, en nu willen ze ons in stilte wegsturen? Geen denken aan! Laten ze zelf maar hier komen om ons in vrijheid te stellen.’ 38 De lictoren brachten deze woorden over aan de pretoren. Die werden bang toen ze hoorden dat het Romeinen waren. 39 Dus gingen ze naar hen toe, stelden hen in vrijheid en verzochten hun dringend de stad te verlaten. 40 Toen ze de gevangenis verlaten hadden gingen ze naar Lydia; ze troffen daar de broeders, spraken hen bemoedigend toe en vertrokken.

Willibrordvertaling (herziene editie 1995) vers 19 "eigenaren" vervangen door "heren".
© 1995 Katholieke Bijbelstichting