Hoe is men er toch toe gekomen om de psalmen te gaan berijmen in de volkstaal als 'liederen' die gezongen kunnen worden. Hiervoor twee opstellen.
De een gaat in op de voorgeschiedenis en de setting
De ander op de drukken en edities
Où que me fais chanter en divers tons
Psaumes divins, car ce sont tes chansons. -
De psalmen zijn dus eerst liederen van de hervormingsgezinde kringen in Parijs en omgeving. Ook de nadrukkelijke vermelding dat Marot deze naar het Hebreeuws heeft herdicht (zo reeds in 1533) verraadt de invloed van de groep van Meaux en haar humanistisch ideaal van de terugkeer naar de bronnen. Men kan zelfs vrij zeker de naam van François Vatable hieraan koppelen. Hij immers was in die kringen de man die perfect het Hebreeuws beheerste, Marot zelf zeker niet. Die hield zich met andere dingen bezig: bij voorkeur met gedichten en vrouwen. Over de diepgang van Marot’s religieuze overtuigingen verschillen de wetenschappers nogal van mening.
C. A. Mayer noemt de psalmen een ‘modegril’ en Clements spiritualiteit oppervlakkig (La réligion de Marot, Genève 1960, m.n. p 133vv). M. Screech daarentegen verkondigt de opvatting dat Marot de laatste 20 jaar van zijn leven een overtuigd evangelisch christen was (Michael A. Screech, Marot évangelique, Geneve 1967, p 120). Terecht merkt Lenselink als hij dit onderwerp kort aanroert op, dat het van beiden eigenlijk onvergeeflijk is dat zij Marot’s psalmberijmingen niet inhoudelijk bij hun analyses hebben betrokken (S.J. Lenselink, les Psaumes de Clement Marot, Assen, 1969, p. 44)
Hoe dit ook zij: Marot schroomt niet om in 1537 toe te geven aan de roomse druk en zijn hervormingsgezinde opvattingen te verloochenen om terug te kunnen keren naar zijn vaderland. Net als later Henry IV zegt hij : Paris me vaut bien une messe. Na openbare vernedering (verootmoediging en schuldbelijdenis) in Lyon in ere hersteld en vervolgens hofdichter van François I-er, waar op hij niet weinig trots is. De titel verschijnt op zijn publicaties (valet du chambre du Roy) en tegelijk biedt hem dit ene zekere bescherming tegen de blijvende aanvallen vanuit de Sorbonne. Zijn eerste officiële editie met psalmberijmingen is opgedragen aan die koning, overigens evenals Calvijns eerste editie van zijn leerboek over de ware christelijke religie: ‘l’Institution de la foy chrétienne’.
Maar eerst moeten we nog even via het Duitse taalgebied passeren. Er werd namelijk altijd al gezongen in de kerk. In kloosters en kerken zong men naast de liturgische zang (gregoriaans) ook talloze hymnen. In ‘hymnaria’ werden ze verzameld en gedrukt vanaf het einde van 15de eeuw. Buiten de liturgie om waren er de ‘Leisen’ (volksliedjes) in omloop, waar men bijv. Maria-liederen op zong of Kerstliedjes (Noels) in de volkstaal. De Boheemse Broedergemeente was de eerste die een gezangboek in de volkstaal publiceerden. Nikolaus Decius vertaalde liturgische muziek in strofisch Duits en voorzag de tekst van een goed zingbare melodie (‘Gloria’: Allein Gott in der Höh sei ehr en ‘Agnus Dei’: O lamm gottes unschuldig).l Ook Thomas Münzer (de voorman van de radicale reformatie, de doperse beweging) had al Latijnse hymnen in het Duits vertaald.
Het christelijk lied in de volkstaal is dus niet de uitvinding van Martin Luther, zoals vaak wordt beweerd. Neen. Maar anderzijds: Het is wel het genie van Martin Luther (rond Wittenberg) en Martin Bucer (rond Straatsburg, Elzas) geweest om hier systematisch en principieel gebruik van te maken voor de vormgeving van de protestantse eredienst. M.a.w. om ze binnen een weloverwogen liturgisch kader in te zetten.
Eerst verschijnen de gezangen op losse blaadjes. Later worden ze gebundeld en gedrukt.
In Neurenberg verschijnt in 1524 het boekje ‘Etlich Christlich Lider’ met acht gezangen, daarom ook wel het Achtliederbuch genoemd. Ook in 1524, maar met meer liederen worden in Erfurt kleine gezangboekjes gedrukt onder de titel: Enchiridion. Nog in 1524 publiceert in Wittenberg Johann Walter (Luthers vriend en cantor) het eerste ‘Chorgesangbuch’ een set van ‘stemboeken’ duidelijk bedoeld voor meer-stemmige koorzang. Luther schrijft een voorwoord voor dit eerste meerstemmige gezangenboek: ‘Geystliche gesangk Buchleyn’, Wittenberg 1524. Het eerste ordentelijk en bewust liturgisch geordende gezangboek voor de hervormde eredienst verschijnt in 1529 bij Joseph Klug. Dit was het ‘kerkboek’ voor Luthers parochie in Wittenberg. De lutherse eredienst met haar katholieke liturgie en rijke muzikale ondertoon, waarin zowel plaats is voor gemeentezang als professionele koorzang, is hiermee op de rails gezet.
Duidelijk hiervan onderscheiden, maar toch in origine er nauw mee verbonden is de reformatie in de Elzas. In Straatsburg staat zij onder gezag van de zeer geleerde Martin Bucer (of Butzer). Ook hij had veel oog voor liturgie en voor het belang van de gemeentezang, maar verkoos een andere koers te varen dan Luther. In zijn eerste gezangboek, dat bijna tegelijk met dat van Luther verschijnt: Teutsch kirchen Ampt (1524) is een compleet kerkboek, met aanwijzingen voor het inrichten van de eredienst, de bediening van de sacramenten en met liederen die gebruikt kunnen worden in de eredienst. In de eerste editie bevonden zich reeds enkele berijmde psalmen. Dit liturgiehandboek wordt tot 1537 minsten 12x herdrukt met een steeds groeiend aantal liederen. Psalter mit aller Kirchenübung. NB: Psalter ≠ Psalmboek. Psalter duidt op 'religieus liederenboek'. Idem voor het begrip 'Psalm', dat dus ook een 'gezang' kan zijn.
Dit is echter niet de enige bijdrage aan het Psalter van Bucer. Hij schreef ook een gezaghebben commentaar op de Psalmen, dat zowel bij Vatable (z.b.) als bij Marot zelf van invloed is geweest bij de keuzes die hij maakte als hij een wat onduidelijke passage in het frans moest versifiëren selon la vérité Hébraique…
Bucer had tevens het geluk twee zeer capabele muzikanten in zijn kerk te hebben: Matthias Greiter (c.1494—1550) en Wolfgang Dachstein (c.1487—1553), Greiter was cantor en Dachstein organist. Beiden gingen 1523/1524 met de reformatie mee. Greiters bijdrage aan het gezangboek van 1524 bedroeg zeven gezangen en vier liturgische stukken, waaronder de meloie voor psalm 119: Es sind doch alle selig alle die…, door Calvijn gebruikt voor psalm 36. Dachstein componeerde drie psalmmelodieën. Zijn beroemdste is ongetwijfeld de melodisering van psalm 137: An Wasserflüssen Babylon, dat in het Geneefse psalter bij de lofzang van Zacharias is terechtgekomen en in de Duitse liedboeken vooral bekend is door ‘Ein Lammlein geht und trägt die Schuld’ van Paul Gerhardt en later in de Hervormde kerken weer als melodie opduikt bij de lofzang van Zacharias.
Voilà: dit gezegd zijnde kan de ‘geboorte van het Geneefse psalter’ beschreven worden.
1. Clément Marot, Miroir de tres chrestienne Princesse Marguerite de la France, Royne de Navarre, Duchesse d'Alençon, avec le VIe pseaulme de David, translaté en francoys selon l’hebrieu par Clement Marot, Parijs, 1533
In deze gedichtenbundel opgedragen aan Marguerite van Navarra (zuster van de koning), Marot’s beschermvrouwe aan het Franse hof, komt een berijming van psalm 6 voor, één van de zeven boetepsalmen.
1. In de volgende jaren moet Marot er meer hebben berijmd. (omdat het zo’n succes was aan het hof en ieder er eentje wilde hebben?). Vraag: wilde hij eerst de zeven boetepsalmen doen ? Die waren het populairst. Of koos hij per gelegenheid een passende psalm? Opvallend is in elk geval dat Psalm 6 (traditioneel een boetepsalm) in het voorafgaande ‘argument’ (korte samenvatting van de inhoud) niet als een boeteepsalm wordt geïntroduceerd, maar in de mond wordt gelegd van iemand die ernstig ziek is en dan plots geneest.. , wat toch wel een ander belevingsveld is:
L'Affligé de longue Maladie (quant à la lettre) prie ardemment icy pour sa santé, ayant Horreur de la Mort, et desirant (ains que mourir) glorifier encore le nom de Dieu. Puis tout à coup s’esjouit de sa guarison recouverte et de la honte de ses ennemis.
De eerste 13 (zie onder) verraden niet veel: 1, 2, 3, 15, 19, 32 (boetepsalm), 51 (boetepsalm), 103, 114,115, 130 (boetepsalm), 137, 143.
Als Marot sterft zijn er 49 berijmd en dan blijkt dat 1-30 te zijn + 19 naar keuze. Hofkronieken (niet geverifieerd) melden dat de koning, de de hovelingen en courtisanes ze zongen op de melodie van allerlei populaires liederen begeleid met luiten, fluiten, harpen, spinetten en violen.
citaat uit een kroniek uit 1565: Pidoux I inleiding, VIII
2. Aulcuns pseaulmes et cantiques mys en chant, Straatsburg, 1539
19 psalmberijmingen, waaronder 13 (z.b.) van de hand van Clement Marot en de rest waarschijnlijk van de hand van Jehan Calvin. Verschijnt in druk met deels Duitse gezangmelodieën (ontleend aan het gezangboek van Straatsburg: Teutsch Kirchen ampt 1525 en volgende bundels), deels nieuwe melodieën.
3. Psalmes de David, Translatez de plusieurs autheurs, & principallement de Cle.Marot, veu, recogneu et corrigé par les theologiens, nommeement par M.F.Pierre Alexandre, concionateur ordinaire de la Royne de Hongrie. Antwerpen, 1541.
In deze bundel zijn 45 psalmberijmingen opgenomen: 30 van Marot (waaronder de 13 die reeds in 1539 verschenen). Opvallend. Tot die 30 horen nu de nrs. 1-15. Allen zonder melodienotatie, maar wel af en toe een zangaanwijzing dat het gezongen kan worden op een bekende melodie (Bij Marots psalmen maar 1 x: ps 10: sus, Dont vient cela). Telkens zijn het chansons. Lenselink heeft aangetoond dat Pierre Alexandre geen noemenswaardige correcties heeft aangebracht (tégen de veel nageprate these van O.Douen), maar enkel zijn ‘nihil obstat’ heeft verleend. De verschillen met latere edities wijzen er daarentegen op dat het oudere versies van de psalmen zijn. Door middel van een grondige vergelijking met allerlei handschriften (m.n. ms. 2337 uit de BNF) weet hij een tamelijk overtuigende dateringshypothese op te stellen. Daarbij wordt meteen duidelijk dat Marot z’n leven lang bezig is gebleven met z’n eigen psalmberijmingen. Bijschaven, verbeteren, en soms ook weer terugkeren naar een oorspronkelijkere versie etc… de parallelle editie in Lenselink van de verschillende versies laat dit alles heel mooi zien.
4. Trente Pseaulmes de David, mis en francoys par Clement Marot, valet de chambre du Roy. avec privilege. Paris 1541/1542 éd. E. Roffet.
Een kerkelijk privilege (gedateerd op 30 november 1541…
Après avoir veu la certification de trois docteurs en la faculté de théologie, qui ont veu et visité la translation de trente Pseaulmes facite et composée par Clement Marot, et attestent n’avoir riens trouvé contraire à la foy, aux sainctes escriptures, ne ordonnances de l’eglise, il est permis.
Een briljante opdracht aan François I..
Clement Marot, au Ryou trescrestien francoys premier de ce nom, salut….
Volgens dezelfde bron Pidoux I, VIII uit 1565 had de koning deze psalmen ook al als geschenk aan de verrassend op bezoek komende aartsvijand keizer Karel V cadeau gedaan toen die 1540 op weg van Madrid naar de Nederlanden (om wat beginnend oproer daar de kop in te drukken) via Parijs passeerde, bewijs overigens dat de psalmberijmingen nog niet exclusief in de hoek van de reformatie was terecht gekomen. Sommige auteurs kunnen de verleiding niet weerstaan om te suggereren dat de 30 psalmen van Marot in de Antwerpse druk van 1541 zijn terecht gekomen via het afschrift dat Karel V bij zich had toen hij in de Nederlanden arriveerde. (bijv. Hasper trekt deze conclusie: Beginsel, I, 495). Het feit dat het ‘nihil obstat’ is verleend Pierre Alexandre, hofprediker van Maria van Hongarije (= zus van Karel V, schoonzuster van Francois I, op dat moment regentes van de Nederlanden) moet dan deze hypothese versterken. Een hypothese wordt echter nooit een feit door op allerlei omstandigheden te wijzen.
Vanaf deze editie is het succes niet meer te stuiten. Overal verschijnen nu bundels met de psalmberijmingen van Marot (aangevuld met andermans werk). Vanwege het succes in calvinistische hoek (en ook wel vanwege bepaald uitdagende voorwoorden van uitgevers (of toch Marot zelf: bijv. het tamelijk kritsiche sermon du bon & maulvais pasteur dat aan de parallelle editie van 1541 te Antwerpen was toegevoegd op naam van Marot) stuitte het koninklijk gepriviligeerde psalmboek meer en meer op verzet vanuit roomskatholieke hoek (m.n. de universiteit van de Sorbonne (zeer ijverige ketterbestrijders) die het werk veroordeelde. In Toulouse stond de psalmen van Marot als sinds 1540 op de lijst van verboden boeken: de index).
NB: uitgave zonder muziek..
Marot moest weer vluchten en kwam uiteindelijk via een omweg in Genève terecht (november 1542). De 30 psalmen waren dus al klaar, de melodieën zijn echter nog ad libitum te kiezen. Verandering is echter op komst, zoals blijken mag uit de volgende twee edities van de 30 psalmen van Marot. Verder werken dus maar (in de nabijheid van een componist: Guillaume Franc) en nu op verzoek en met ondersteuning van Calvijn zelf.
5. La manyere de faire prieres aux eglises francoyses. tant devant la prédication comme apres, ensemble pseaulmes & canticques francoys qu’on chante aus dictes eglises &cetera, Straatsburg, 1542
Hierin zijn de 30 psalmberijmingen van Cl. Marot alle opgenomen, samen met ander liturgische materiaal. Als plaats van druk wordt Rome genoemd en als opdrachtgever de paus himself. Dit is echter provocerende joligheid van de drukker, haast ds. Pierre Brully zich uit te leggen. In werkelijkheid werd dit reformatorische ‘kerkboek’ in Straatsburg gedrukt. Het staat daarom bekend als de Pseudoromana, of het pseudo-roomse psalter. In tegenstelling tot de Genève-edities blijven enkele van de niet-Marot psalmen (die van Calvijn zelf dus) in Straatsburg langer in gebruik. Logisch: want dáár waren ze onder Calvijn al liturgisch ingevoerd èn ingeburgerd. Naast de 30 psalmen van Marot vinden we hier dus nog de 6 die meestal aan Calvijn worden toegeschreven: 25, 36, 46, 91 en 138) plus 3 niet-Calvijn, niet-Marot psalmen uit de Antwerpse editie (43, 120, 142). Veel van de nieuwe psalmen worden afgedrukt zònder melodie ! Als er al een nieuwe melodie is, dan is ze niet geneefs, maar opnieuw een contrefact van een reeds bekend gezang uit de Duitse Straatsburgse traditie.
lofzang van Simeon, dekaloog en credo = 1539
toegevoegd: gebed des Heren (Marot)
5. La forme des prieres et chantz ecclésiastiques auec la manière d'adminstrer las Sacremens, et consacrer le mariage, selon la coustume de l'Eglise Ancienne, Genève 1542
De 36 psalmen (30 Marot en 6 Calvijn) zijn tekstueel zo goed als identiek aan de psalmen uit de Straatsburgse editie (z.b. La manyere…) maar met aanpassing, vervanging en aanvulling van melodieën. De ontlening aan het Duitse Psalter wordt met deze uitgave dus secundair ten opzichte van nieuw melodie-goed. Van de Melodia Germanica zal enkel psalm 36 het uiteindelijk halen. Guillaume Franc (cantor en directeur van de muziekschool van Genève) moet degene zijn die de melodieën zal hebben geredigeerd en de nieuwe gemaakt.
NB ! De niet-Calvijn en niet-Marot psalmen uit Straatsburg staan nìet in deze editie.
lofzang van Simeon, dekaloog = 1539
toegevoegd gebed des Heren (Marot)
vervangen: Credo ( Marot)
6. Cinquante Pseaumes en francois par Clem. Marot. Item une Epitre par luy nagueres enuoyée aux dames de France [..] 1543.
(zonder plaats van uitgave of drukker, wrsch. Lyon)
De reeds bekende 30 psalmen, met revisies (revuez et corrigez par l’ Autheur ceste présente année…plus 19 (!) nieuwe psalmen y compris le Cantique de Siméon. (zo wordt de 50 volgemaakt).
Naast de reeds bekende opdracht aan Francois I nu ook een Epistre aux dames de France (Quand viendra le siecle doré / Qu’on verra Dieu seul adoré…)
En enkele nieuwe gedichten/liederen: dekaloog, Credo, gebed des Heren en La salutation Angélique (d.w.z. het Ave Maria - deel. I)
NB: alles zònder muziek
Aan deze uitgave is een geneefse druk voorafgegaan in 1543. Dit kan worden afgeleid uit de datering van het voorwoord van Jean Calvin dat later keer op keer wordt herdrukt: 10 juni 1543 èn dat niet voor deze particuliere uitgave van Clement Marots gedichten is geschreven, maar voor een kerkelijk uitgave van zijn berijmde psalmen èn uit een besluit van de Gemeenteraad van Genève, waarin een editie van de psalmen wordt gehekeld omdat het Ave Maria erin voorkwam. Calvijn zag daar blijkbaar geen probleem in, het stadsbestuur wel. Citaat (Pidoux, II, 20):
Psalmes de David, lesqueulx sont imprimé (sic !) avecque la game et les prieres de l’Eglises, mes pour ce qu’il fayct mention en icyeulx de la salutation angelique, resoluz que icelle soyt ostée, et la rest est trouvé bon, et que il ne soyt fayct faulte de cella oster
Verschillende edities verschijnen in Parijs, Lyon, Straatsburg en Genève in de jaren die volgen op de dood van Clément Marot (1544).
Vanuit Marots perspectief geldt van danaf: The rest is history
Hijzelf is waarschijnlijk einde 1543 uit Genève vertrokken. Over de omstandigheden waarin is niets bekend. Op 15 oktober pleit Calvijn nog voor hem bij de gemeenteraad in verband met een financiële tegemoetkoming zodat hij kan voortgaan met ‘amplir les seaulme de David’ . Calvijn krijgt de opdracht Marot mee te delen dat hij wat geduld moet hebben, Ordonné de luy dire que pregnent passience pour le present (Pidoux I, 23).
De naam van Marot valt voor het laatst in de annalen van Genève in december van 1543 in verband met een onderzoek naar ‘een predikant’ die zich met kaarten en dobbelen zou hebben ingelaten. (er is sprake van jeux des cartes, dés, en tricquetract). Het is een zeer duister verhaal. Iemand moet klacht hebben ingediend tegen ‘onbekende predikant’ wegens het meedoen aan verboden kaart- of dobbelspel. Een aantal getuigen wordt gehoord. De eerste (Tyvent Mathé) ontkent dat hij ooit gezegd heeft dat ‘hij best mag spelen, omdat de predikanten zelf ook spelen’. Wel geeft hij toe dat hij wel eens met een predikant uit Orleans heeft gespeeld om geld (cinq sols pour ung partie) . Zeker nooit met een predikant van Geneve, want dan zou hij hem zeker herkend hebben en weten te zeggen of het Monsieur Calvin ou l’ung des aultres was. In het verdere onderzoek blijkt Marot betrokken partij. Het onderzoek spitst zich toe op het huis van een zekere Hugoneri, waar geregeld gespeeld zou worden. Alle betrokkenen worden gehoord als getuige op zoek naar die mysterieuze predikant. (NB: Marot wordt niet gehoord: was hij op dat ogenblik al niet meer in Genève?)
Noble Francoys Bonivard (seigneur de Saint Victeur) woonde bij Hugoneri en geeft bij ondervraging grif toe dat hij af en toe dobbelt dat laatste echter volgens eigen getuigenis ‘pour passer le temps, cause de sa veilliesse’. Nooit met laag volk, trouwens, enkel in goed gezelschap, met ‘gens de bien’. Een predikant ? Never ! … il n’a joya jamays avec ung prescheur de la parolle de Dieu. Als de huiseigenaar M. Hugoneri dan wordt ondervraagd, bevestigt hij dat Bonivard af een toe een ‘tafeltje’ heeft gespeeld (gedobbeld dus) en dat maystre Clement Marot enkele keren heet meegespeeld te hebben, maar enkel trictrac. Nooit heeft hij een predikant gezien, noch van de stad noch van buiten.
Als de vrouw des huizes wordt ondervraagd bevestigt zij in grote lijnen het verhaal. Samen met een zeker Curtiti moet hij – ongeveer een maand geleden – onverwacht in het huis van dhr. Hugoneri zijn binnengevallen om vervolgens uitgebreid te souperen ebben onder het genot van een quarteron de vin. Die avond was ook Tyvent Mathé, de Cholex (tissotier) aanwezig. Bonivard mogen we er ook vast wel bij denken, want hij woonde daar. Zij herinnert zich dat zij hen een tafel heeft verschaft en later dobbelstenen heeft geleend. Tyvent Mathé heeft haar daarbij geholpen. Ook zij heeft nooit een predikant gezien.
conclusies: Geviseerd wordt Marot niet, evenmin trouwens de anderen die in hun getuigenis impliciet bekennen dat zij zelf gedobbeld of gekaart hebben. Men is enkel op zoek naar de identiteit van de ‘predikant’ die daar zou moeten zijn geweest. Het onderzoek evolueert echter in de richting dat er helemaal geen predikant bij was, maar dat iemand Marot voor een predikant moet hebben gehouden. (vanwege zijn kleding ? of zijn bekendheid ? of….) Zoals gezegd: Het feit dat Marot zelf niet wordt gehoord duidt er misschien op dat hij op dat moment (midden december 1543) al niet meer in Genève is.
1545 wordt in Straatsburg het dienstboek heruitgegeven, nu met 50 psalmen en francoys, par C. Marot, maar dat is niet correct. Het zijn er wel 50, maar niet allemaal van Marot en sommige zelfs dubbelop.
1546 Cinquante deux pseaumes de David , Paris (compleet Marotpsalter + 3 extra psalmen en nog wat andere bijbelse liederen)
1546 verschijning van de eerste polyphone bundel met 31 psalmen. Pierre Certon (uniek exemplaar verloren gegaan) en/of Anthoine Mornable zijn de componist. Uit de onvolledige overlevering van stemboekjes kan afgeleid worden dat de melodieën ergens tussen Straatsburg 42 /Geneve 42 en de Bourgeois-editie van 1547 moeten gesitueerd worden. Dan breekt het jaar van Bourgeois aan:
1547
PSEAULMES CINQUANTE, DE DAVID ROY ET PROPHETE, traduictz en vers francois par Clement Marot, & mis en Musique par Loys Bourgeois à quatre parties, à vois de contrepoinct egal consonante au verbe […] Imprimé à Lyon chez Godefroy & Marcelin Beringen […] M.D. XLVII.
De psalmen van Marot worden in bijbelse volgorde gedrukt maar gewoon doorlopend genummerd.
Een prachtige brief aan André Chevenard (met lofprijzing op Marots kunde!) gaat vooraf. In hetzelfde jaar verschijnt ook bij dezelfde uitgevers van Bourgeois:
De melodieën zijn de geneefse… Oók enkele nog niet eerder van melodie voorziene psalmen zijn hierbij: bijv. psalm 18 krijgt hier van Bourgeois de melodie de tot op vandaag gezongen wordt.
LE PREMIER LIVRE DES PSEAULMES. composé par Loys Bourgeois en diversité de Musique : à scavoir, familiere, ou vaudeville : aultres plus musicales : & aultres à voix pareilles, bien convenable aux instrumentz…[..] imp…avec privilège du Roy pour cinq ans.
twee boekjes : 1 voor superius & tenor / 1 voor altus en bassus.
het betreft 24 psalmen van Marot in bijbelse volgorde maar doorlopend genummerd.
De muzikale melodieën zijn deels onafhankelijk van Geneve, deels geparafraseerd of vrij geciteerd, deels exact volgend
1542 - 1545 Guillaume Franc chantre, Hij zal later voor het psautier de Lausanne nog extra melodieën leveren. vertrekt (wegens te laag salaris) augustus 1545
1545-1552 Louis Bourgeois chantre sinds juli 1545
24/ 5/ 1547: Louis Bourgeois vraagt burgerrecht aan
1548 Théodore de Bèze (Beza), theoloog en dichter, neemt op zich verder te werken aan het Geneefse psalmboek (op verzoek van Calvijn)
1558 e.v. Pierre Davantès chantre
7. De eerste bijdragen van Bourgeois en Beza
7a. Louis Bourgeois: Cinquante Pseaumes de David, Lyon 1547
7b. Théodore de Bèze: Trente quatre pseaumes de David nouuellement mis en rime francoise au plus pres de l'Hebrue, par Th. de Besze de Vezeley, en Bourgogne. Genève, 1551
34 nieuwe psalmberijmingen van deze dichter-theoloog..
8. Pseaulmes octantetrois de David, mis en rime francoise. A savoir, quaranteneuf par Clement Marot, avec le Cantique de Simeon & les dix Commandements. Et trentequatre par Théodore de Besze, de Vezelay en Bourgongne, Genève, 1551
De redactie van de reeds bestaande melodieën (verbetering van fouten, terugbrengen van het aantal notenwaarden tot twee en correcties (?) van melodieën. De nieuwe melodieën zijn van de hand van Louis Bourgeois. De uitgave bevat een ‘Avertissement’ waarin Bourgeois verantwoording aflegt van zijn werkwijze.
1552 Louis Bourgeois verlaat Genève en vertrekt naar Lyon.
9. Octanteneuf Pseaulmes mis en rithme francoise &c.. Genève, 1556
Zelfde editie als 1551, maar met 6 nieuwe psalmen op reeds bestaande wijzen
Er volgen nog herdrukken (bijv. in 1559).
10. Les Pseaumes mis en rime francoise par Clement Marot & Theodore de Besze, Geneve, 1562
Het complete Geneefse psalter (150 psalmen + Lofzang van Simeon en de 10 geboden). 49 van Marot plus 101 van De Bèze. De melodieën zijn van Franc en Bourgeois en een zekere ‘Maistre Pierre’ (volgens P. Pidoux: Pierre Davantès, volgens anderen Pierre Dagues) die nieuwe melodieën heeft gemaakt bij de laatste reeks van Beza. In totaal 125 melodieën voor 150 psalmen. Omdat Genève inmiddels ook headquarters is van de reformatie drukt deze editie de andere hugenotenpsalters al spoedig van de markt. Gelijktijdige drukken verschijnen in Lyon (avec privilege A Lyon par Antonie Vincent) en Parijs (Par Adrian le Roy & Robert Ballard Imprimeurs du roy pour Anthoine Vincent, Avec privilege dur Roy). In 1564 ook ééntje in Antwerpen: de l ‘imprimerie de Chirstofle Plantin.
Voorbeelden van andere hugenotenpsalters:
10b. Psautier de Paris, 1551
Les cent cinquante Psalme du prophete royal David traduictz en rithme Francoyse par Clement Marot & autres Autheurs
naast Marot : Giles Daurigny (dictes le Pamphile)
10c. Psautier de Lausanne, 1565
Les Pseaumes de David, Mis en rime francoise par Clement Marot, & Theodore de Beze, Avec le chant de l’Eglise de Lausane, par Iaen Rivery pour Antoine Vincent
(150 melodieën voor 150 psalmen !).
10d. Psautier de Lyon, 1558
Les cent cinquante pseaumes dur royal prophete David. Mis en rithme Francoyse par Cl. Marot, & plusieurs autres ons Autheurs ; avec le Latin de chacun Pseaume en marge, A Lyon, par Iacques Croset
Lyon heeft deze editie in 1562 vervangen door de Geneefse. drukker Antoine Vincent was per slot van rekening drukker te Lyon.
REVISIES
Conrart-La Bastide.
door Valentin Conrart 1677-1679
- Le Livre des Psaumes en vers françois. Par Cl. Marot et Th. de Beze. Retouchez par feu Monsieur Conrart, Conseiller Secretaire du Roy . . . Première partie, 1677.
51 psalmen gereviseerd door Valentine Conrart. Hij was overleden 1675. Zijn werk werd voortgezet door Marc-Antoine Croziat, sieur de La Bastide.
- Les Psaumes en vers françois, retouchezsur l'ancienne version. Par feu M. V.Conrart, Conseiller . . . &c. , 1679
Het complete psalter, herzien. Eigenlijk een ‘nieuwe berijming’. Correcte benaming: versie: Conrart-La Bastide.
Bénédict Pictet ( Zwitser, editie 1694)
Charles Dombre (voor Louange & Prière, 1938)
Roger Chapal (voor Nos coeurs te chantent 1979 en Le Psautier francais, 1995)
Marc-Francois Gonin : Les Pseaumes de David (1998)
MEDEDELING ROBERT WEEDA:
Hier is het dan :
1) "Aulcuns pseaulmes..." is in 1539 verschenen ;
2) De teksten van Calvijn (ps. 25, 36, 46, 90 (=91), 113 en 138) zijn behouden in Strasbourg 1542 (behalve 113 en 138) en alle vervangen door de versies van Marot vanaf Genève 1543 ;
3) De muziek die Calvijn ervoor gekozen had (zie mijn recente boek* blz. 38) is behouden in Strasbourg 1542 en Strasbourg 1553, behalve ps. 46 in 1553, ps. 113 vanaf 1542 en ps. 138 vanaf 1542 (maar in 1553 wordt Calvijn nogmaals gepubliceerd onder de versie van Marot, met de aantekening "LE MESME PSEAUME en autre rime et autre mélodie" - zie het overzicht in *, blz. 146-151).
In Genève worden de tekstversies van Marot vanaf 1551 gepubliceerd met de melodie-herzieningen of -vernieuwingen van Loys Bourgeois.
Versies 1539 en 1562 (= 1551) heb ik in * tegenover elkaar gepubliceerd (blz. 134-145) ;
4) Overigens : naar ik meen te weten, is Bourgeois niet in de gevangenis terechtgekomen, maar naar Lyon vertrokken... en verder uit het oog verdwenen.