Vanaf Vincent's eerste schreden
richting Belgiën is de persoon van Ds. Van der Waeyen Pieterszen belangrijk.
Naast diaken in Antwerpen en Brussel, bestuurslid van de Vlaamse
Opleidingsschool (waar hij Vincent leerde kennen), was hij evangelist/predikant
(op singuliere gaven) in Mechelen en Horebeke. Van opleiding echter
was hij kunstschilder.
Zijn kerkewerk deed hij letterlijk pro Deo, zijn inkomsten haalde hij
voor een groot deel uit de verkoop van zijn schilderijen.Als bestuurslid is hij
de persoon die (met Nicolaas de Jonge) correspondeert met de Vincent's vader en
die hem vervolgens ook ontvangt en toelaat tot de Opleidingsschool in Brussel.
Hoewel geen docent ontstaat er een 'vriendschap' tussen beide kunstenaars, de
oude wijze man en de wanhopig zoekende adolescent. Verschillende malen bezoekt
Vincent de dominee, als laatste in Horebeke [brief aan zijn broer op 5-8-1879].

Met Van der Waeyen heeft Van Gogh
altijd een goede band gehad. Van der Waeyen Pieterszen schilderde vooral
landschappen ("in den trant van Schelfhout of Hoppebrouwers" dixit Van Gogh, die
nog toevoegde dat hij "wel verstand van kunst" had), maar ook graag
ambachtslieden en bejaarden. Zijn biografie en een korte schets van de
geuzenhoek zijn overgenomen uit: J. Arnold De Jonge, De Geuzenhoek te
Horebeke van geslacht tot geslacht (uit. protestants historisch museum
"Abraham Hans" vzw, Horebeke, 1993). Een korte versie van
de geschiedenis van de Geuzenhoek gaat daarvan vooraf.
Voor de aardigheid heb ik tot slot
het gedicht van Julius Vuylsteke over de
geuzenhoek toegevoegd, dat hij in 1872 publiceerde ter gelegenheid van de
Brielsche feesten en de 'nieuwe kerk' in Horebeke (uit het Volksbelang).

Jaren 1870… Ds. J.H.C. Wagener is actief in Horebeke en
brede omgeving. Hij houdt Engelstalige diensten in Kortrijk, en wordt door dhr.
Tant (industrieel) naar Roeselare gehaald om daar een protestantse kerk in
wording te begeleiden. In 1879 vertrekt hij naar Antwerpen.
Zijn opvolger wordt Abraham Van der Waayen Pieterszen, een
niet-theoloog. Hij is in 1817 geboren te Middelburg en heeft er de kunstacademie
gevolgd. Twintig jaar oud trekt hij naar Antwerpen om er zich te vervolmaken als
kunstschilder. Daar wordt hij meteen opgenomen in de kerkelijke activiteiten:
leiding van de zondagschool en diaken (1844-1857). Later verhuist hij naar
Brussel waar hij directeur wordt van een weeshuis. Hij wordt in het
evangelisatiecomité van de synode verkozen om de contacten te onderhouden met de
verschillende evangelisatieposten die hij regelmatig bezoekt. Hij vervangt
regelmatig de predikant van de Vlaamse kerk en is van 1860-1867 hoofdredacteur
van het officiële blad van de synode, l’Union. Tussendoor
schildert hij nog altijd om een inkomen te hebben want al het andere is
liefdewerk. Hoewel hij geen theologische studies heeft gedaan, geniet zijn werk
zulk een algemene achting dat hij in 1870 tot voorganger van Mechelen wordt
benoemd in de plaats van Wagener die naar Horebeke is vertrokken. In 1876 wordt
Pieterszen ingezegend tot predikant zonder examen te moeten afleggen. In 1879
komt hij weer in de plaats van Wagener, nu te Horebeke. Hij verovert er de
harten van groot en klein. Maar de vreugde is van korte duur, hij wordt ziek en
overlijdt binnen het jaar. Hij mag het nog meemaken dat de school erkend wordt
als tweede gemeenteschool waardoor haar voortbestaan verzekerd schijnt. Nog een
merkwaardige gebeurtenis waarvoor de gemeente die alles opmerkt, allicht geen
verklaring zal hebben gehad: op zekere dag komt een landloper in de pastorie op
bezoek en blijft er een nacht over. Hoe konden onze mensen weten dat de mislukte
evangelieprediker Vincent van Gogh een grote verering en vriendschap voelde voor
zijn oudere kunstbroeder die hem heeft gesteund met raad en daad. Pieterszen
wordt begraven achter de nieuwe kerk en de gemeenschap laat op zijn grafsteen
beitelen: “En hij leidde hen tot Jezus”.
De Hervorming in de streek van Oudenaarde - De
GEUZENHOEK
Rond 1550 kwam het Calvinisme langs Doornik de streek
rond Oudenaarde binnensijpelen (doorgevers: tapijtwevers). In 1553 valt het
eerste slachtoffer van Petrus Titelmans (groot-inquisiteur van Vlaanderen en
deken van Ronse) en een jaar later wordt een calvinistische onderwijzer (Ghylein
de Meuleneere) in Oudenaarde verbrand... En dan gebeurt hetvolgende
DE
GEUZENHOEK TE KORSELE, St. Maria Horebeke
België is overwegend katholiek. Er is
echter een piepkleine protestantse enclave bij
Oudenaarde aan de Schelde. De gemeenschap krijgt de intrigerende naam de
Geuzenhoek. De bewoners zijn
nakomelingen van de bosgeuzen van Jacob Blommaert (geboren in Pamele bij
Oudenaarde). Deze kapitein was actief bij de inname van Den Briel op 1 april
1572 en van Vlissingen 6 april 1572. Protestanten en seculiere persoenen
voeren in Zuid-Oost Vlaanderen, daarna een hevig verzet. Vanuit de
dichtbegroeide wouden overvallen zij Spaanse soldaten. Net als de
watergeuzen in het noorden van de
Nederlanden worden zij de bosgeuzen
genoemd. Ze houden zich schuil in de dichte wouden.
En één van hun
leiders is Jacob Blommaert. Geboren 1534 te Pamele en overleden 1572 te
Oostwinkel. In 1572 verovert hij op verzoek van Willem van Oranje Oudenaarde.
De reis gaat via Oosterweel bij Antwerpen naar Oudenaarde, zijn
geboortestreek. Het lukt Blommaert, die dan waarschijnlijk het nieuws over de
Bartholomeüsnacht in Frankrijk net heeft
gehoord, met zijn legertje de stad op 7 september 1572 binnen te trekken in
Oudenaarde. Hij vormt een regering met Lutheranen, Calvinisten en Wederdopers.
Vier of vijf katholieke priesters worden in de Schelde gegooid en verdrinken.
Bestuurders worden opgesloten. In die tijd leven Calvinisten in veel plaatsen
rond Oudenaarde: in Berchem, Etikhove, Kerkem, Leupegem, Maarke, Mater,
Melden, Nukerke, Schorisse, Sint-Maria-Horebeke
and Zulzeke.
Slechts een week of
zes regeert Blommaert over de oude scheldestad. Onenigheid tussen de bewoners
versnelt de ondergang wanneer Spaanse troepen onder leiding van de hertog van
Alva in aantocht zijn. Zij nemen Oudenaarde, de geboortestad van Margaretha
van Parma, in en Jacob Blommaert vlucht opnieuw.
In Oostwinkel bij Eeklo tussen
Brugge en Gent wordt hij op 4 oktober vermoord. De schuilplaats waarin hij
zich bevindt wordt in brand gestoken. Zijn legertje keert na omzwervingen
terug in de omgeving van Oudenaarde en terroriseert de Spanjaarden vanuit de
bossen bij Korsele. (Zijn zoon, Pauwel Blommaert, was in 1611 eerste griffier
van de Staten van Zeeland).
Hun nakomelingen, trouwe
Calvinisten, vormen nu de bewoners van de Geuzenhoek.
Tussen 1572 en 1582
is Aalst en omgeving slagveld tussen opstandelingen en muitende Spaanse
troepen totdat Oudenaarde op 5 juli 1582 defenitief in handen van Spanje valt.
Al braken er betere tijden aan, eeuwenlang werd het protestantisme in Korsele
als een vijandige leer beschouwd. Vaak moest er in het geheim gekerkt worden.
Het oude kerkje in Horebeke, eigenlijk een boerderij, getuigt ervan. Het
bestaat nog steeds en is nu gemeenschapsruimte.
De Calvinistische
aanhangers in België leefden na de uitroeing van de Reformatie eeuwenlang
teruggetrokken in de Vlaamse Ardennen. Meer dan vier eeuwen heeft een kleine
protestantse enclave rond het Vlaamse stadje Horebeke gruwelijke vervolgingen,
armoede en discriminatie weten te overleven. Vooral dank zij steun uit
Nederland. Geloof, predikanten en geld moesten langs smokkelroutes door
Spaanse gebied naar Horebeke gebracht worden. Na de Spaanse pletwals waren
amper zeven georganiseerde kerken overgebleven in de streek van Oudenaarde.
Deze hervormden woonden in schamele hutten in een dunbevolkt en moeilijk
toegankelijk, moerassig gebied. Zij waren arm of onvoldoende ondernemend om de
grote stap naar het vrije noorden te wagen en probeerden te overleven door
vooral niet op te vallen en door zich af te zonderen. Een beetje zoals de
vervolgde Hugenoten in Frankrijk die zich in hun désert, in hun geestelijke
woestijn, terugtrokken. Van Lodewijk van Nassau kregen de calvinist in België
de schuilnaam
'De Vlaamse Olijfberg'.
Pas door ingrijpen
van de Nederlandse koning Willem I kreeg de gemeenschap in Korsele
(Geuzenhoek) toestemming een eigen begraafplaats in te richten. In de muur
ervan verwoordt een gedenksteen van de dank.
'Zelfs na hun dood zorgt Willem I Koning der Nederlanden voor zijne
onderdanen', staat er te lezen. De dodenakker ligt bij het oude kerkje en
het nieuwere kerkgebouw. Op nogal wat grafstenen lees je de naam Blommaert.
De Geuzenhoek,
de officiële naam is Korsele
(Corsele), ligt in de gemeente Horebeke die 2000 inwoners telt. (ca.
2006).
lange versie:
[J.
Arnold De
Jonge, De geuzenhoek te Horebeke, van geslacht tot geslacht, p. 6-9]
Rond 1560 is
Oudenaarde een zeer welvarende stad waar de tapijtweverij bloeit. De rederijkers
die nooit aarzelen om wantoestanden voor het voetlicht te brengen, dragen op hun
manier bij om de kerk in een kwaad daglicht te zetten. En in de kleine dorpen op
de rechteroever wonen talrijke kleine zelfstandigen, spinners, wevers en andere
handwerkers die onafhankelijker denken dan de gewone landlieden.
Niettegenstaande de gruwelen der inquisitie heeft de Hervorming zulk een
uitbreiding genomen dat in 1562 een eerste hagepreek wordt gehouden, weldra
gevolgd door andere. Deze godsdienstige bijeenkomsten in open lucht, waar
gewoonlijk aan honderden, zelfs duizenden toehoorders het Evangelie wordt
verkondigd, doen het Calvinisme in het volle daglicht treden. In 1564 predikt
Carolus Niellius in Sint-Maria-Horebeke.
In het woelige jaar
1566, op 30 of 31 mei, rukt Jan Tuscaen tijdens de mis in de kerk van Pamele de
hostie uit de handen van pastoor Désiré Waelkens en werpt ze op de grond terwijl
hij uitroept: ik kan die afgoderij niet langer verdragen! Tuscaen wordt
aangeklaagd bij de onderbaljuw van Pamele en op 9 juni levend verbrand op de
markt te Oudenaarde. (Pamele ligt op de rechteroever van de Schelde, tegenover
Oudenaarde).
Het gewone volk
heeft eindelijk genoeg van de moorden en terechtstellingen der inquisitie, van
de plunderingen der Spaanse soldaten en van het dure leven. Opgezweept tegen de
Kerk door de hagepreken, lucht het gepeupel plots zijn misnoegdheid en vindt een
slachtoffer in deze Kerk die van alles de oorzaak en de schuld schijnt te zijn.
Vanuit Steenvoorde in het huidige Frans-Vlaanderen begint op 10 augustus het
geweld van de beeldenstorm. Kerken, kapellen en kloosters moeten eraan geloven
en men beperkt zich waarachtig niet tot het vreedzaam wegnemen van de beelden
die werden afgeschilderd als een exponent van heidendom binnen de kerk. Ook
schilderijen en andere kunstschatten worden vernield of geroofd. Op 18 augustus
passeert de orkaan door Oudenaarde en ook tal van plattelandskerken in de
omgeving krijgen erdoor te lijden. Dat de leiders der calvinisten het met deze
uiting van volkswoede niet eens waren, belet niet dat ze er steeds ten onrechte
verantwoordelijk voor gesteld zijn.
De landvoogdes
Margaretha van Parma (de buitenechtelijke dochter van Karel V en Janneke Vander
Gheynst uit Nukerke) is overmand door de gebeurtenissen en geeft reeds op 25
augustus toe aan de eisen van haar onderdanen. De inquisitie wordt voorlopig
geschorst, de plakkaten worden opgeschort en de hervormden krijgen een zekere
vrijheid van godsdienst, althans op die plaatsen waar reeds vergaderingen werden
gehouden, mag dat nu officiëel. In Oudenaarde maken de calvinisten gebruik van
de SintWalburgakerk en ze krijgen de toelating om op de Eindries een (houten)
kerk te bouwen.
Philips II heeft
het echter zo niet begrepen en hij stuurt de hertog van Alva met een
bezettingsleger naar de Nederlanden. De repressie is verschrikkelijk. In Brussel
wordt de Raad van Beroerten ingesteld. De bevolking noemt dit de "bloedraad".
Terdoodveroordelingen volgen elkaar op. De namen van Egmont en Hoorne zijn
slechts de meest bekende uit vele. Begin 1567 krijgt Oudenaarde 150 Spaanse
huurlingen over de vloer en de houding van het stadsbestuur tegenover de
hervormden verstrakt. De kerk op de Eindries wordt afgebroken en zes hervormden
worden terechtgesteld onder wie Jan van den Broucke, een alom gerespecteerd
geneesheer, tevens de schoonbroer van de invloedrijke tapijtfabrikant Jacob
Blommaert die ook nog schepen van Pamele was geweest.
Een paar honderd
burgers uit Oudenaarde en Pamele worden in 1568 verbannen en hun goederen worden
verbeurd verklaard. Een aantal anderen hebben reeds voordien het land verlaten.
Nog anderen gaan zich op het platteland en in de bossen verschuilen waar het ook
al niet veilig is. De eigenaars van de twee grote boerenhoven bij het kerkje van
Wijlegem vluchten naar Engeland. Aldra worden de achtergeblevenen "Bosgeuzen"
genoemd naar analogie met de Watergeuzen. Deze zwalpen rond tussen Holland en
Engeland, zijn in geen van beide landen welkom en houden zich als kapers in
leven. Op I april 1572 veroveren zij het stadje Den Briel op de Spanjaarden en
rukken vandaar op door Holland en naar het zuiden. Jacob Blommaert is een van
hen en voert als kapitein bevel over een legereenheid. Hij verovert de stad
Vlissingen op 6 april en even later de versterking Austruweel boven Antwerpen.
De verovering van Oudenaarde
Hij keert in de
zomer naar zijn geboortestreek terug en verzamelt er rond Etikhove een legertje
van zo'n 400 man. Met dit samenraapsel van bosgeuzen, politieke vluchtelingen en
bandieten van gemeen allooi neemt hij op 7 september in de vroege morgen bij
verrassing Oudenaarde in. Het stadsbestuur was reeds een paar weken op de hoogte
van deze dreiging en had speciale wachten aangesteld en regelmatig verspieders
uitgezonden om troepenconcentraties op te sporen. En toch... ! Op die mistige
ochtend bieden zich enkele kooplieden aan bij de Baarpoort. Terwijl ze
ingeschreven worden en de poort nog open is, lost een van hen een geweerschot
waarop een aantal mannen uit een vlakbij gelegen schuur te voorschijn komen en
de poort innemen. De hervormden zijn binnen de stad, veroveren in korte tijd de
vier andere stadspoorten en nemen het gebouw van de stadswacht en het stadhuis
in.
Meer moeite heeft
Blommaert met het kasteel van Bourgondië waar de Gouverneur en Hoogbaljuw
Judocus van Courteville voor de verdediging instaat. In het gevecht sneuvelt
Courteville. Het kasteel van Pamele is dan weer een peulschil. Blijkbaar stond
de baron van Pamele reeds aan de kant van de hervormers. En wellicht kende hij
Blommaert nog van vroeger. Pamele was juridisch onafhankelijk van Oudenaarde
evenals de dorpen op de rechteroever van de Schelde: de streek die ons bijzonder
interesseert. Aangezien het stadsbestuur hem niet wil volgen, laat Blommaert de
burgemeester en schepenen en ook de priesters opsluiten en vestigt een
calvinistisch en oranjegezind bestuur. Maar zijn rijk is van korte duur. Bij de
nadering van Alva een maand later, wordt hij in de steek gelaten door zijn
weinig gedisciplineerde volgelingen die van de algemene verwarring gebruik maken
om de vijf priesters vanuit de vensters van het Bourgondisch kasteel in de
Schelde te gooien, Désiré Waelkens beschrijft later in een berijmd
"Klagtschrift" hoe vier van hen verdrinken en de vijfde, die bleef bovendrijven,
gered wordt.
Aangezien Blommaert
geen beleg kan doorstaan, vlucht ook hij op 4 oktober 1572 met enkele getrouwen
naar Zeeland. In de buurt van Eeklo wordt hij met zijn vier lotgenoten
achterhaald. Het huis waar ze zich schuilhouden, wordt omsingeld en in brand
gestoken. Daar ze zich niet willen overgeven, komen ze in de vlammen om. Later
(1611) zal Pauwel Blommaert, de zoon van Jacob, eerste griffier van de Staten
van Zeeland worden. Ook de ster van Alva gaat aan het tanen. Zijn bloedige
terreur werpt toch niet de verhoopte resultaten af: de ketterij raakt niet
uitgeroeid, De invoering van de "tiende penning" (een soort BTW van 10 procent!)
en de steeds weerkerende plunderingen door zijn soldaten maken hem gehater dan
ooit. De bisschop van Namen schrijft: "deze man brengt meer schade toe aan de
kerk dan Luther en Calvijn samen". Philips II roept Alva terug.
Een paar
landvoogden volgen elkaar op: Requesens, Don Juan van Oostenrijk. Ze proberen de
Nederlanden weer in handen te krijgen, boeken daarbij weinig succes en sterven
beiden na een paar jaar. De toestand is uiterst verward: de koning benoemt
landvoogden die niet erkend worden door de Staten-Generaal, er wordt
onderhandeld omdat men het oorlogvoeren beu is, en men gaat weer oorlogvoeren
omdat de onderhandelingen niet lukken, In 1578 wordt in Gent de Calvinistische
republiek gevestigd. Oudenaarde wordt door de Gentenaars veroverd en men komt
tot een soort locale godsdienstvrede. De Sint-Walburgakerk zal in twee verdeeld
worden "met eenen goeden dicken muer" en ook de kapel van de Minderbroeders
wordt toegewezen aan de calvinisten. In de praktijk komt er evenwel niets van
terecht. De katholieken vinden dat ze nogal veel toegevingen hebben gedaan en
komen op het akkoord terug en de Gentenaren onder leiding van Hembyse beginnen
een waar schrikbewind dat doet terugdenken aan de Beeldenstorm. En alsof het nog
niet genoeg is, heerst de pest in stad en omgeving. De Staten-Generaal hebben de
hertog van Anjou als hun landvoogd benoemd terwijl Philips het met Farnese wil
proberen.
Alexander Farnese,
de hertog van Parma, herovert vanuit het zuiden de zuidelijke Nederlanden stad
voor stad. In maart 1582 nadert hij Oudenaarde dat echter zo goed wordt
verdedigd door eigen troepen en door de Gentenaars dat pas op 5 juli de stad
wordt overgegeven. Parma zet de kroon op zijn werk met de val van Antwerpen in
1585, Hij stelt de hervormden voor de keuze: terugkeren tot de katholieke kerk
met kwijtschelding van het verleden of het land verlaten waarbij ze de
gelegenheid krijgen om hun bezittingen te gelde te maken. Tienduizenden maken
hiervan gebruik en trekken naar het noorden in opvolging van allen die reeds
vroeger gevlucht zijn. Ze bouwen mee aan de vrijheid van het noorden en leggen
er de basis voor de komende "gouden eeuw". Ze zorgen er voor de uitbreiding van
de hervorming die daar veel later is doorgedrongen dan bij ons.
Julius Vuylsteke (over de nieuwe kerk in Maria
Horebeke, Volksbelang 20/04/1872.)
 |

Een nederige toren —
Maria-Hoorebeek —
Vertoont zich: — een ketterstoren,
Ach ! de eenige in gansch de streek !
De Geuzenhoek bevat nog
Twee honderd geuzen. — Gegroet,
Gegroet! trouw overblijfsel
Van 't roemrijk Geuzenbloed !
Hoe moest uw blik zich wenden,
Toen hier uw geloof bezweek,
Naar 't Noorden waar al de vrijheid
Van Neerland, henenweek !
Hoe moest uw harte kloppen
Bij Maurits' zegepraal,
Als Nieupoort Alberts benden
Zag vluchten voor zijn staal !
Uw kleine schaar doorleefde
Duc d'Alvas bloedbewind,
De tochten der Waalsche misnoegden
(Ons broeders, welbemind)
En Parmas zegen op zegen,
En dan, twee eeuwen lang,
Verdrukking van 't geweten,
Vervolging en bedwang.
Toch bleeft gij, — een enkel genster,
Door toeval schier gespaard
Te midden der grauwe assche
Van d'uitgedoofden haard, —
Gij bleeft ! een sprekend getuige
Van 't vuur dat in Vlaanderland
Zoo schitterend onweerstaanbaar,
Zoo warm eens heeft gebrand.
Hou vast aan uw verleden,
O kleine Geuzenhoek,
Hou vast aan 't vrij geweten
En 't eigen onderzoek !
En word, steeds voorwaarts strevend,
In geest en denken vrij,
Een lichtstip in het duister
Van Vlaandrens dweeperij !
|

|

|