Waren de Atheners allemaal een beetje bi?

ESSAY(Sam Janse, overgenomen uit het dagblad TROUW)

Dachten de oude Grieken wel zo liberaal over de herenliefde? Sam Janse heeft zo zijn twijfels.

 

Beeld RV

Het lijkt nogal eenvoudig: in de Oudheid was homoseksualiteit toegestaan die met lust en liefde werd beoefend, maar toen kwam het christendom en dat heeft deze vorm van geslachtsverkeer verboden en sindsdien rust er een taboe op, totdat in onze tijd homo’s zich hebben geëmancipeerd. Terug dus naar de Oudheid met zijn vrije seks voor hetero en homo.

Maar dat staat nog te bezien. In de Oudheid bestond er geen homoseksualiteit. Dat wil zeggen, natuurlijk bestond er in Athene en Rome wel het verschijnsel dat wij zo aanduiden, maar Grieken en Romeinen hadden daar geen woord voor en kenden het achterliggende begrip ook niet. Ze hadden überhaupt geen woord voor seksualiteit. De Grieken spraken over erôs of over aphrodisia. Maar dat liefdesverlangen kon alle kanten opschieten. Het kon zich zowel op vrouwen als op mannen richten. De oude Grieken zouden verbaasd zijn als ze hadden ontdekt dat in later tijden de mensen zouden worden opgedeeld in heteroseksuelen en homoseksuelen. Alsof je de wereld opdeelt in vegetariërs en vleeseters. Of misschien nog sprekender, in aardappeleters en rijsteters. Natuurlijk waren die verschillende keuzen en smaken er toen ook, maar die werden niet beslissend geacht voor je persoonlijkheid. Bovendien zijn er ook mensen die rijst en aardappelen afwisselen.

In onze cultuur is de freudiaanse interpretatie van seksualiteit lang dominant geweest: seksualiteit als een vast, universeel, biologisch verankerd gegeven, als een afgebakend terrein binnen de menselijke existentie, als een kern (de kern?) van onze persoonlijkheid vanwaaruit de dynamiek van het menselijk gedrag te verklaren is. Pas door het werk van de Franse filosoof Michel Foucault hebben we eind vorige eeuw ontdekt dat seksualiteit verregaand ‘geconstrueerd’ wordt door de samenleving, door de normen en waarden die daar gelden, en dat niet alleen psychologen, maar ook antropologen en historici dit veld kunnen onderzoeken.

Een volwassen burger van het klassieke Athene werd geacht getrouwd te zijn en een gezin te stichten, maar het was niet vreemd en uitzonderlijk als hij er daarnaast een verhouding op na hield met een jonge jongen van een jaar of vijftien. De vraag die bij ons dan meteen bovenkomt is: wat is deze man nu? Is het een homo die in het keurslijf van het huwelijk geperst is, maar die buiten die dwangbuis zijn ware aard kan uitleven? Zo kennen wij het vanuit ons eigen recente verleden. Maar voor de oude Grieken is dat een vreemde redenering: je bent niet homo, je doet homo. Of hetero. Of afwisselend beide.

Natuurlijk laten we graag met terugwerkende kracht de analyses van de menswetenschappen los op het oude Athene. Ik laat de lesbische liefde hier buiten beschouwing, want dat fenomeen verdient een eigen verhaal. Wat zegt het over seksualiteit als er zoveel mannen zowel met vrouwen als met mannen, of liever nog: jongens, naar bed gingen? Waren de Atheners allemaal een beetje bi? Of waren het eigenlijk pedofielen, gezien de leeftijd van de knapen met wie ze sliepen? Zou het percentage homoseksuelen in Athene zoveel hoger hebben gelegen dan de 3-5 procent die voor onze samenleving vaak wordt aangenomen? Of is seksualiteit zo kneedbaar dat je een hele samenleving kunt homoërotiseren? Duwde de Atheense dwangbuis mannen in de richting van de gelijkgeslachtelijke liefde? Als dat zo is, roept het de oude vraag terug of homoseksualiteit aangeleerd gedrag is dat dus ook weer afgeleerd kan worden. Volgens sommigen een ziekte die je kunt oplopen, maar waarvan je ook genezen kunt.

Uniek is de Atheense samenleving op dit punt niet. De Britse antropoloog Edward Evans-Pritchard heeft in de vorige eeuw een stam in Centraal Afrika, de Azande, bestudeerd. Het meisje trouwt daar vroeg, de jongen laat, rond de dertig. Voorafgaande aan zijn huwelijk leeft de man, een krijger, samen met een knaap, die ook als vrouw wordt aangeduid. De knaap verleent seksuele gunsten, de man draagt bij aan zijn opvoeding. Als de tijd gekomen is wordt de relatie met de knaap beëindigd en trouwt de man. Ook al moeten we tussen verschillende culturen nooit isgelijktekens zetten, de beschrijving van deze Afrikaanse stam betekent in elk geval dat er samenlevingen zijn waar homo- en heteroseksuele contacten naast of na elkaar bestaan, niet incidenteel, maar structureel.

Zo ongeveer zal het in Athene ook wel gegaan zijn. Zelfbeheersing stond in de Griekse ethiek hoog aangeschreven, ook in seksuele aangelegenheden, maar de volwassen man die de regels van het spel in acht nam bij het versieren van een knaap, kon daar rustig op zijn feestje verslag van uitbrengen.

Bijkleuren

Dit raakt uiteindelijk ook het nature-nurturedebat. Wordt een mens bepaald door de genen die de ouders meegeven, door het testosteron dat vóór de geboorte aangemaakt wordt, of door omgevingsfactoren als voeding en opvoeding? Onderzoeken onder eeneiige tweelingen bieden een ongeveer fiftyfiftyresultaat. Als bij deze tweelingen de een homoseksueel is, is de kans dat de ander het ook is net boven de vijftig procent. Veel hoger dus dan het gebruikelijke gemiddelde. Het betekent ten eerste dat aanleg een grote rol speelt, anders kon dit percentage nooit zo hoog zijn, en ten tweede dat aanleg niet alles verklaart, anders moest het percentage 100 procent zijn.

De conclusie is dat een samenleving de seksualiteit van het individu niet restloos kan bepalen, maar wel behoorlijk kan bijkleuren. In elk geval aan de buitenkant. We kennen het vanuit ons eigen recente verleden. De homoseksueel boog mee in heteroseksuele richting. Piet trouwde met Mien hoewel hij in stilte verliefd was op Evert. Zo ongeveer zal in Athene de heteroseksueel door de samenleving de homofiele kant opgeduwd zijn. Net als bij de Azande. Alles went, ook een vent.

Wat in seksuele aangelegenheden toelaatbaar is wordt in Athene niet bepaald door het geslacht van de persoon met wie je naar bed gaat, maar door je positie in dat bed: actief of passief, boven of onder, in het Grieks: of je erastès of erômenos bent, nog duidelijker: penetrator of gepenetreerde. Een vrije Atheense burger is een echte man en dus actief, en of zijn onderliggende partner een man of een vrouw is is in deze rolverdeling niet relevant.

‘Partner’ klinkt in dit verband al veel te modern, alsof het om gelijkwaardige personen gaat.

Dat is in een wettig Atheens huwelijk al niet zo, want de man had politieke rechten en zijn vrouw niet. En zo ligt het volgens de Atheense codes steeds. De onderliggende partij ligt ook maatschappelijk en politiek onder: de slaaf of slavin, de hoer (m/v), maar ook de jonge knaap. De laatste komt uit de kringen van de vrije burgers, is nog geen man en heeft dus nog geen rechten, is maatschappelijk en psychologisch nog afhankelijk en is nog in de bloei van zijn leven. Dus in alle opzichten een aantrekkelijke partij voor een volwassen Atheense burger.

Goede seks is bij ons iets tussen twee mensen die allebei wat met elkaar willen, en wel ongeveer hetzelfde. Ze moeten het in elk geval met elkaar eens zijn. Dat concept zoeken we in Athene tevergeefs. Seks is daar nooit iets tussen gelijkwaardige partners. Althans niet volgens norm en conventie. Die rolverdeling is vrij absoluut: de beminde is binnen dezelfde relatie op zijn of haar beurt niet ook de minnaar. David Halperin zegt het zo: om op de actieve en de passieve man dezelfde term los te laten, ‘homoseksueel’, zou voor de Athener bizar zijn, ongeveer zo, wanneer een inbreker en zijn slachtoffer op één noemer zouden worden gebracht als ‘partners in crime’. Sterk uitgedrukt, maar het maakt wel iets duidelijk.

Tot in onze tijd toe wordt deze ‘pedagogische pederastie’ soms geïdealiseerd: de oudere partner zou zo bijdragen aan de opvoeding van de knaap. Maar Daphnaeus, een figuur in een dialoog van Plutarchus (eerste eeuw nC), zegt het onomwonden tegen zijn gesprekspartner: ‘Je zegt nu wel dat het je gaat om de deugd en de filosofie, maar is dat geen fraaie smoes om met mooie jongens in bed te duiken?’

Als we de lijnen in de Oudheid nu volgen moeten we bedenken dat het gaat om een veld met een grote aardrijkskundige en historische uitgestrektheid: hoe groot was het gebied van de Grieks-Romeinse beschaving niet, en hoe lang heeft het niet bestaan? Dat betekent dat elke schets tekortschiet om de werkelijkheid recht te doen.

Het is net als in onze samenleving: alles kom je ooit wel ergens tegen. De schrijver Plutarchus is een groot verdediger van het huwelijk tussen man en vrouw. Sommige denkers vonden dat seksualiteit alleen de voortplanting mocht dienen. We vinden ook, met name in de Griekse romans en bij de Romeinse stoïsche filosofen, voorbeelden van symmetrische liefde met gelijkwaardige verhoudingen tussen de partners. Zeker in de Romeinse keizertijd komt er geleidelijk meer aandacht voor gelijkwaardige relaties.

Maar als we kijken naar de constante, de doorgaande lijn, dan komt toch het bovengeschetste beeld naar voren: een asymmetrische verhouding waarbij de één een man is met macht en invloed, en de ander een ondergeschikte: vrouw, slaaf, hoer of knaap.

Taboe

Zo blijft het tot in de nadagen van Rome. Dat blijkt uit het medische werk van Caelius Aurelianus, een Romeins arts uit de vijfde eeuw, die een ouder Grieks handboek bewerkt. Het christendom heeft intussen zijn machtspositie gekregen, maar bij Caelius zien we nog steeds de oude lijnen doorlopen, ondanks de bijna duizend jaar die hem van het klassieke Athene scheidt. Over de actieve partij horen we niet veel, hooguit dat bij overmatige seksuele aandrang, gericht op vrouwen en knapen, therapie wordt aanbevolen, onder andere het aderlaten. Het echte probleem ligt bij de molles, een woord dat de passieve partners aanduidt, de mietjes. Die lijden aan een tegennatuurlijke ziekte die ook moreel verwerpelijk is. Mogelijk spreekt het christendom in deze veroordeling mee, in elk geval is de sfeer van het oude Athene nog voelbaar.

Vele liefhebbers van de Oudheid betreuren het dat deze vrije en schone cultuur de afslag naar het christendom heeft genomen. Anders hadden we niet zo gezeten met het taboe op homoseksualiteit. Ik hoop duidelijk gemaakt te hebben dat het ‘homoseksuele model’ van de Oudheid iets anders is dan het concept waar wij in onze relatief homovriendelijke samenleving voor staan. Als de Oudheid zonder christendom was doorgelopen naar onze samenleving was er evenzogoed een emancipatieproces nodig geweest, namelijk van alle partijen die in de antieke seksualiteit onderlagen.

Het is niet te ontkennen dat het christendom de gelijkgeslachtelijke liefde heeft veroordeeld. Op dat punt stond het in de traditie van het jodendom. Toch laat ik de stem horen van iemand die aan het begin van het christendom staat, iemand die vaak als vrouw- en homo-onvriendelijk wordt weggezet en recentelijk nog in NRC een ‘bijbelmacho’ genoemd werd: Paulus. In zijn eerste brief aan de gemeente van Korinte schrijft hij over het huwelijk. Ook al beveelt hij de ongehuwde staat aan, hij laat wel ruimte voor het huwelijk en geeft ook praktische adviezen. En nu komt het: ‘Een vrouw heeft niet zelf de zeggenschap over haar lichaam, maar haar man’. Dat is precies wat we vanuit de Oudheid kunnen verwachten. Maar de zin is nog niet af: ‘…en ook een man heeft niet zelf de zeggenschap over zijn lichaam, maar zijn vrouw’. Dit is voor veel Griekse en Romeinse oren schokkend. Dit is een woord waar de mensheid tweeduizend jaar en langer mee vooruit kan. Beide zinsdelen leveren samen de symmetrie die we in veel teksten uit de Oudheid missen. Man en vrouw leven met elkaar en respecteren elkaar in hun wederzijdse seksuele verlangens.

We zullen Paulus niet tot icoon van de homobeweging maken. Daar is geen reden voor, gezien zijn uitspraak in de Brief aan de Romeinen over de ‘ontucht’ van mannen die het met mannen doen. Hij heeft wel een model aangereikt waarbinnen seksualiteit, van welke aard dan ook, tot zijn recht kan komen.