Historia Jonae [Latijn-Nederlands] - Carissimi
|
|
|
Historicus Cum repleta esset Ninevé iniquitate, vox peccatorum ejus clamavit de terra ad Dominum, qui locutus est ad Jonam prophetam de caelo, dicens:
Deus ‘Surge, surge, Jona, surge et vade in Ninevém civitatem grandem et praedica in ea, quia malitia ejus ascendit coram me.’
Historicus Audivit Jonas vocem Domini, et timuit timore magno et descendit in navim euntem in Tharsim, ut fugeret et eriperet se a facie Domini. Et cum processisset in mare, excitavit Dominus procellam vehementem in spiritu tempestatis. Et proeliabantur venti, et Notus et Auster et Africus* [= namen van windstreken] fremuerunt contra navim, nubes et nimbi, fluctus et turbines, grandines et fulgura, tonitrus et fulmina impetu horribili ceciderunt super mare, et facta est tempestas magna in mari, et terruit nautas clamantes ad deos suos et dicentes:
Nautae ‘Dii magni! Dii fortes! Dii caeli! Dii maris! misericordes et potentes, de angustiis et periculis in misericordia ac potentia liberate nos. Dicite tempestati, imperate ventis, praecipite procellis, ut sileant et quiescant et adjuvate nos et salvi erimus.’
Historicus Jonas autem in interioribus navis in maestitia cordis sui dormiebat sopore gravi et excitavit eum gubernator navis et dixit ei:
Gubernator ‘Quid tu sopore deprimeris? Surge, surge! invoca deum tuum, si forte recogitet Deus de nobis et non pereamus.’
Duo nautae ‘Venite, venite, mittamus sortem super nos, ut sciamus, quare hoc malum sit nobis.’
Historicus Miserunt ergo sortem, et ecce: sors cecidit super Jonam. Dixerunt ergo ei viri navis:
Nautae ‘Indica nobis, cujus causa malum istud sit. Quod est opus tuum? quae est terra tua? quod est iter tuum? vel ex quo populo es tu?’
Jonas ‘Hebraeus ego sum et Dominum deum caeli timeo, qui fecit mare et aridam.’
Nautae ‘Quid faciemus tibi et cessabit tempestas ista, quae nobis interitum minatur.’
Jonas ‘Tollite me et mittite in mare! et cessabit tempestas ista. Scio enim ego, quod propter me tempestas haec grandis est super vos.’
Historicus
Et praeparavit Dominus cetum grandem, ut deglutiret Jonam, qui de ventre ceti oravit ad Deum suum et dixit:
Jonas ‘Justus es, Domine, et rectum judicium tuum, potens es et voluntati tuae non est qui possit resistere. Projecisti me in profundum maris et fluctus tui super me transierunt. Justus es, Domine, et rectum judicium tuum, sed cum iratus fueris, misericordiae recordaberis. Placare, Domine, ignosce, Domine, et miserere.
Abjectus sum a conspectu oculorum tuorum, accensus est furor tuus et contra me tempestas orta est et infremuerunt venti et fluctus intumuerunt vallavit me abyssus et cetus deglutivit me. Num quid in aeternum projecisti servum tuum? Placare, Domine, ignosce, Domine, et miserere.
Angustiata est in me anima mea et in afflictione multa recordatus sum tui, Domine, Deus meus. Bonus est obedire mandatis tuis et a facie tua non declinare. Ecce ego: mitte me, et obediam tibi. Audi verba mea et exaudi me in angustiis confitentem nomine tuo. Placare, Domine, ignosce, Domine, et miserere.’
Historicus Et imperavit Dominus pisci, et evomuit Jonam, qui praedicavit in Ninive juxta verbum Domini. Et crediderunt Ninivitae; revertentes a via sua mala et agentes paenitentiam dixerunt:
Ninevitae ‘Peccavimus, Domine, peccavimus, et in viis tuis non ambulavimus, sed convertere, Domine, et convertemur, illumina vultum tuum super nos et salvi erimus.’ |
Verteller Toen Ninevé van onrecht vervuld was, klonk de roep van zijn overtredingen van de aarde tot de Heer. Vanuit de hemel sprak hij tot Jona de profeet:
God Sta op, Jona, en ga naar Ninevé, de grote stad en predik tegen haar, omdat het kwaad dat zij doet ten hemel schreiend is.
Verteller
Jona hoorde de stem van de Heer, en hij
vreesde met grote vreze en daalde af naar
een schip, dat naar Tharsis ging. Zo
vluchtte hij weg van voor Gods aangezicht.
Zeelui Grote en sterke goden, goden van hemel en zee! Gij die barmhartig en machtig zijt, verlos ons uit onze noden en gevaren door uw barmhartigheid en macht! Spreek tot de storm, gebied de winden, beveel ze, dat ze gaan liggen en stil worden. Kom ons te hulp en wij zullen gered zijn. Verteller Maar Jona (in het binnenste van het schip) was het zwaar te moede. Hij sliep een diepe slaap. De stuurman maakte hem wakker en zei tot hem:
Stuurman Wat lig jij hier te slapen? Sta op, en roep jouw God aan, dat hij anders over ons gaat denken en wij niet vergaan.
Twee zeelieden Kom, laten we het lot werpen over ons, om te zien waarom dit kwaad ons overkomen is.
Verteller Ze wierpen het lot en zie: het lot viel op Jona. De scheepslui zeiden dus tot hem:
Zeelui Vertel ons, waarom dit kwaad ons overkomen is. Wat doe je hier aan boord? Waar kom je vandaan en waar ga je heen? En bij welk volk hoor je?
Jonas Ik ben een Hebreeër en ik vrees de Heer, de God des hemels, die de zee en het droge gemaakt heeft.
Zeelui Wat zullen we met jou doen zodat deze storm, waarin wij dreigen onder te gaan, ophoudt?
Jonas Neem mij en werp mij in zee. Dan zal deze storm ophouden. Want ik weet, dat deze grote storm wegens mij over jullie gekomen is.
Verteller De zeelui tilden Jona op en wierpen hem in de zee. En de zee hield op te woeden. En de Heer voorzag een groot zeemonster om Jona op te slokken. Vanuit de buik van dit monster bad hij tot zijn God en sprak:
Jonas Gij zijt rechtvaardig, Heer, en uw oordeel is terecht. Machtig zijt gij en niemand kan uw wil weerstaan. Gij wierpt mij in de diepte der zee en uw golven gingen over mij heen. Gij zijt rechtvaardig, Heer, en uw oordeel is terecht, maar in uw toorn, gedenk uw barmhartigheid. Bedaar toch Heer, vergeef, en ontferm u.
Ik ben verwerpelijk in uw ogen, uw woede is ontbrand, en tegen mij is de storm opgestoken en zijn wind en golven tekeergegaan. De afgrond omgaf mij, en het zeemonster slokte me op. Hebt gij in eeuwigheid uw knecht verstoten? Bedaar toch Heer, vergeef, en ontferm u.
In mij krimpt mijn ziel vol angst ineen en volledig aangeslagen gedenk ik uwer, mijn Heer en God. Het is goed uw geboden te gehoorzamen en uw aangezicht niet te ontwijken. Zie, hier ben ik: zend mij en ik zal u gehoorzamen. Hoor mijn woorden en verhoor mij die in al mijn angst uw naam belijdt. Bedaar toch Heer, vergeef, en ontferm u.
Verteller En God gebood de vis om Jona uit te spuwen. En hij predikte in Ninevé volgens het woord van de Heer. En de Ninevieten hechtten er geloof aan. En zij keerden zich af van hun kwade weg. Ze deden boete en zeiden: Ninevieten Wij hebben gezondigd, Heer, en wandelden niet op uw wegen, maar keer om, Heer en wij zullen omkeren. Laat uw aangezicht over ons lichten, en wij zullen gered zijn. |
|
Carissimi
Op 23-jarige leeftijd (1628) werd Carissimi kapelmeester van het Collegium Germanicum et Hungaricum in Rome. Tot zijn dood toe is hij het gebleven – ondanks lucratieve aanbiedigingen uit – o.a. : Brussel en Venetië (opvolging Monteverdi). Die Germaans college (korte term, het college voor de studenten uit Hongarije is er later mee samengevoegd) is een Jezuïeten-college, ruim 70 jaar eerder gesticht door kardinaal Morone en Ignatius de Loyola himself om – zoals alle Jezuïeten-colleges – de herovering in te zetten van de verloren Duitse gebieden. Een burcht van de contra-reformatie dus. Dit college was specifiek gericht op de Duitstalige verloren gebieden van het Heilige Roomse Rijk (Oostenrijkse Habsburgers). Priesters en leken kregen daar een allround opleiding om de Reformatie te bestrijden. Theologisch, maar zoals bij de Contrareformatie past: ook met de wapenen van de kunst, schilderkunst, bouwkunst (Rubens, Ignatiuskerk > Carolus Borromeus), èn muziek… Voor die muzikale opleiding moest dus Giacomo Carissimi instaan, en zoals gebruikelijk in dit tijd was de muziek-opleiding praktijk- en theorie ineen. Carissimi moest met de studenten een capella vormen om de vieringen van het college op te luisteren en al spoedig ook de liturgie (missen en de officies) in de belendende kerk van San Apollinare. Dat betekende: missen van Palestrina, motetten van Victoria en lamentaties van Morales (zie bevinden zich in het archief, dus die zijn zeker van die kerk), en natuurlijk – gaandeweg – ook van Carissimi zelf: motetten en missen. Zijn faam als kapelmeester (musicus-componist) rees en al snel werd hij betrokken bij een andere Romeins initiatief: het toonzetten en uitvoeren van bijbels geïnspireerde dialogen, bijbelse verhalen, parabels etc. Dit werd georganiseerd door de illustere aartsbroederschap van de allerheiligste Crucifix…. Santissimo Crocifisso (in de kerk van San Marcello). De bijeenkomsten vonden plaats in een special voor die aanbidding gebouwd gebedshuis: een oratorium: oratorio dell Santissimo Crocifisso (gaat terug op Filippo Neri). Daar kwam de beau monde van Rome samen: Prinsen, graven, hertogen, bisschoppen en kardinalen (o.a. Alexander Farnese, hier in Antwerpen niet onbekend). Die oratoria zoals men die aan de bijbel gerelateerde muzikale vertellingen (niet scenisch, enkel dramatisch door de stemverdeling en ruimtegebruik) gaandeweg ging noemen, werden uitgevoerd tijdens de vastenperiode op doordeweekse dagen (m.n. op vrijdagen). Ze waren openbaar en trokken bijzonder veel volk… De Jezuïeten van het Collegium Germanicum zagen hierin een kans tot herevangelisatie van de massa. Zij ontfermden zich al snel over dit initiatief en – hoewel we dit slecht in enkele gevallen zeker weten – kozen zij de teksten en bewerkten die zo, dat ze de meeste impact zouden hebben op de argeloze toehoorders. De dramatische elementen haalden ze naar voren (de tijd van de barok is aangebroken. dialogen, koren, instrumenten) om de gebeurtenissen en de bijhorende passies uit te beelden. En altijd met hetzelfde doel: de harten van de luisteraars raken, zodat die tot het besef zouden komen dat ze zondaren waren – Het is per slot de Vastentijd – maar ook met de goede boodschap erbij: dat als je je zonden belijdt, er vergeving is bij God. Deze focus is opvallend bij het oratorium van vandaag: Jonas. Allerlei subtiliteiten worden uit de vertelling weggelaten zodat het verhaal linea recta toewerkt naar de bekering van de Ninevieten, die in een prachtig uitgewerkt slotkoor hun schuld belijden en om genade smeken, net als Jona op aangrijpende wijze ook al had gedaan in zijn eigen Psalm (die door de librettist zelfs van een keervers is voorzien). In die psalm die gebaseerd is op het lied van Jonas (h. 2) wordt aan het eind ook het vervolg van het verhaal ingevlochten. Ik stel me zo voor, dat na afloop de priesters beschikbaar waren voor de bezoekers om bij te biechte te gaan… Oh ja, nog dit: De muziekopleiding aan het Germaanse Jezuïeten college in Rome bij Carissimi kreeg zo’n internationale uitstraling, dat men uit alle windstreken bij hem kwam studeren. Zo zien we Antoine Charpentier uit Frankrijk komen. En een zekere Johann Kasper Kerll studeert geruime tijd in Rome bij Carissimi, voordat hij zich naar Brussel begeeft om daar aan het aartshertogelijk hof te gaan werken. En alle contrareformatorisch élan ten spijt, ook de oer-Lutherse Heinrich Schütz, zelf opgeleid bij Gabrieli in Venetië, stuurt zijn meest begaafde leerling, Christoph Bernhard, naar Carissimi om zich te vervolmaken in de muziek. |
|