Psalm 145/146: Loven so wilt myn siel den Heer?.
De melodie komt uit het
Antwerps Liedboek: Wie was het die de loverkens brak ende op sijne narrecappe
stak. Dit lied is een zogehetene historielied, een ballade. Een soldaat,
een lansknecht doet in dit lied zijn relaas van de bestorming van Munster in 1534
(?Van den storm van Munster? is dan ook het opschrift boven dit lied). De wederdopers
hadden in die stad het ?koninkrijk Gods? uitgeroepen, alle niet accoordzijnde inwoners
verjaagd, Volledige vrijheid van eender welke wet werd
geproclameerd: enkel de liefde regelde het leven. U begrijpt: Zolang mensen ?zondaars?
zijn, loopt zo?n experiment gigantisch uit de hand. Door
een geallieerde actie van van roomse ('t was een bisschopsstad!) en lutherse legers
wordt de stad belegerd en uiteindelijk ingenomen. De ?storm van Munster? (25 mei
1534, Pinksteren) mislukte echter omdat een groep gelders
soldaten (dronken?) niet wacht te op het aanvalssignaal en onbezonnen ten aanval
trok. Zij werden weggevaagd. Knipperdollinck in dit lied is ?n van de Munsterse
legeraanvoerders. De betekenis van de eerste regels is zeer omstreden. De melodie
is ? zoals een ballade past ? vertellend. NB: in de Souterliedekens wordt de eerste
melodieregel herhaalt, dit i.t.t. tot het lied over de
slag bij Munster uit het Antwerps Liedboek.
Hieronder de volledige tekst: psalm 145/146 uit de Souterliedekens
met daarnaast de volledige tekst van het originele lied over de ?storm van Munster?
(overgenomen uit Een Schoon Liedekensboeck (of Antwerps Liedboek, nr.
168).
Souterliedeken 145 Den C. xlv, psalm. Laudate anima mea Dominum. Nae die wijse. Looverkens dat zijn looverkens
Loven so wilt mijn siel den Heer,
loven wilt Hem en dancbaer zyn Ick sal hem van
goeder herten seer
seghenen en loven met bliden schyn T? allen termyn,
hem dancken fyn Den Heere der heeren,
vol alder eeren Mynder sielen medecyn. Hopen, betrouwen
en wilt doch niet
op princen, en menschen kindren
quaet daer men gheen salicheyt
in en siet
want sinen gheest ter aerden gaet
dan metter daet, haer ghedacht?
en raet sal moeten versmoren:
en bliven verloren
want verganclyck is haren staet.
Salich is hy, dyen Iacobs God
wesen en hulper wil altyt syn hoep in den
Heer (dat is het slot)
is
in sinen God ghebenedyt.
den hem wydt, daertryck subyt
die zee, en rivieren, met al haer
dier? hy ghemaeckt heeft
sonder respyt. Eewich Zijn waerheyt
hi bewaert. dyen men hier ongehelyck
aen doet
recht, ende bystant hij verclaert
ende can gheven spyse soet. dyen den honger
ghemoet: die Heere goet
die bedructe can vanden, en breken
haer banden
die ooghen der blinden hy open doet. Rechten soe can
die Heere snel
al die ghevallen ligghen daer ende
beminnen den goeden wel:
den vreemden bewaren, als een vaer.
den weduwen voerwaer: den weezen
te gaer sal hi ontfanghen,
met groot verlanghen:
en breken der sondaers weghen swaer. Eewich soe sal regneren,
hoort God onse Heere,
van grooter cracht. eewich (al nae zijn
heylich woort)
dueren Zijn ryck sal, ende macht,
tot allen gheslacht: (Syon dit acht)
God sal tirumpheren: altyt regneren. houden wilt dit in u ghedacht. |
Antwerps Liedboek nr. 168 Van den storm van
Munster
Wie was die ghene die die loouerkens brac.
Ende diese inder narren cappen stack Het wil hem openbaren
Wi riepen dat cruyce
al vanden hemel an Wi vrome lantsknechten
alle Het was op eenen
maendach
datmen den storm voor Munster sach
Ontrent den seuen
vren daer bleeft so menich
lantsknecht doot Te Munster onder
die mueren Die storm die duerde
een corte tijt Tot dat die metten
waren bereyt
die metten waren ghesonghen
doen schoten wi daer drie bussen
los
Alarm so sloeghen die trommelen.
Wi vielen Munster dapperlijck an
Wi leden schade so menighen man Men sach daer menich
bloet verghieten Men sach daer menigen
vromen lantsknecht Het bloet liep ouer
haer voeten Die lantsknechten
waren in grooter noot | daer bleeffer wel
drie duysent doot In onderhaluer vren
Was dat niet een
groote schare van volc
Noch en sal geen lantsknecht trueren Wi weecken in een
wilde velt In die scanssen
hebben wi geuuert ons gelt Eenen
raet souden si ons gheuen Wi riepen Maria
gods moeder aen Beschermt ons lijf
ende leuen Knipperdollinc tot
sinen knechten sprack Ghi borghers coemt
hier op die wacht Laet ons den hoop
aenschouwen Al
waren si noch drie duysent sterc
den prijs willen wi behouden
Een busschieter
die daer was Hi schoot drie cortouwen
al op dat pas Veel snelder dan
een duyue Wistent mijn vader
ende moeder thuys Si souden mi helpen
trueren Die
dit liedeken eerstmael sanck Een
vroom lantsknecht \ is hi ghenaemt
Hi heuet seer wel
ghesonghen Hi heeft te Munster
aen dans gheweest. den rey is hi ontspronghen
|